Sector civiel recht
CVZ/HW
KG nummer: 112626/KG ZA 09-289
datum: 27 augustus 2009
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
EISER, h.o.d.n. [],
wonende te [woonplaats],
EISER IN KORT GEDING,
advocaat mr. B.G.M. de Ruijter te Tilburg,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEDAAGDE,
gevestigd en kantoor houdende te [vestigingsplaats],
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
advocaat mr. H. van Lingen te Den Helder.
Partijen zullen verder worden genoemd "Eiser" respectievelijk "Gedaagde".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 17 augustus 2009 heeft Eiser gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagde heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van Eiser de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2.1 Eiser drijft een eenmanszaak ([]) en verhuurt uit dien hoofde geluid- en lichtapparatuur en overige goederen voor evenementen.
2.2 Apparatuur van Eiser alsmede aan hem door Rent NL BV (hierna RENT) ter beschikking gestelde apparatuur is door een chauffeur bij eerstgenoemde opgehaald en vervolgens bij Gedaagde afgeleverd.
2.3 Deze goederen bevinden zich thans nog bij Gedaagde. Eiser heeft, na verkregen verlof, conservatoir beslag doen leggen op de goederen.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 Eiser stelt zich op het standpunt dat Gedaagde de goederen door list en bedrog onder zich heeft gekregen. Hij verklaart dat hij per mail werd benaderd door ene [] voor de huur van diverse apparatuur in verband met een evenement in Utrecht. Na verdere mailwisseling is uiteindelijk de apparatuur aan een chauffeur die zich bediende van de naam [] meegegeven. Toen na de afloop van het evenement de goederen niet werden geretourneerd, heeft Eiser aangifte bij de politie gedaan. Uit onderzoek bleek dat de goederen bij Gedaagde waren terecht gekomen en dat de chauffeur, die in werkelijkheid [] heette, door Gedaagde was ingeschakeld. Deze had de goederen niet naar het evenement in Utrecht gebracht, maar rechtstreeks naar het bedrijf van Gedaagde te VESTIGINGSPLAATS.
Op deze gronden vordert hij dat Gedaagde, op straffe van verbeurte van een dwangsom, wordt veroordeeld om de apparatuur aan hem af te geven.
3.2 Gedaagde betwist de stellingen van Eiser en voert aan dat de mailwisseling, waarop Eiser zich beroept, vervalst is. Harerzijds beroept zij zich op een - alleen door haar zelf ondertekend - geschrift volgens hetwelk Eiser de bewuste apparatuur in eigendom aan haar overdraagt tegen kwijting van een nog openstaande schuld van Eiser aan haar ter grootte van euro 6.250,-- waarop Eiser aanvankelijk slechts euro 2.500,-- had voldaan. De goederen zijn in verband daarmee door haar chauffeur bij Eiser opgehaald en zij is daarvan dus op regelmatige wijze eigenaar geworden. De vordering van Eiser dient daarom te stranden. Een ander aldus Gedaagde.
4.DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Gedaagde heeft er op zichzelf geen bezwaar tegen gemaakt dat Eiser voor zover nodig mede ten behoeve van RENT de onderhavige vorderingen heeft ingesteld. Om die reden wordt ook dat deel van de goederen in de beoordeling betrokken.
4.2 Partijen verschillen van mening over de wijze waarop Gedaagde in het bezit van de apparatuur is gekomen. Eiser stelt dat dit is gebeurd door list en bedrog van de zijde van Gedaagde, terwijl Gedaagde zich daarentegen op het standpunt heeft gesteld dat Eiser haar de goederen bewust heeft overgedragen. Beide partijen hebben stukken in het geding gebracht ter onderbouwing van hun wederzijdse standpunten. Zo heeft Eiser onder meer e-mail correspondentie en facturen in het geding gebracht met betrekking tot de verhuur en heeft Gedaagde onder meer een factuur overgelegd waarop de overeenkomst van verrekening is vermeld. Over en weer hebben partijen de echtheid van die stukken betwist. Gelet op het zeer uiteenlopende karakter van die standpunten is in ieder geval voldoende aannemelijk geworden dat of enerzijds of anderzijds vervalste stukken in het geding zijn gebracht. In de onderhavige procedure valt evenwel niet vast te stellen welke stukken dat betreft, aangezien hiervoor nader feitenonderzoek zou dienen plaats te vinden en een procedure in kort geding zich daarvoor naar haar aard niet leent. Omdat de juiste gang van zaken in dit geding derhalve niet kan worden vastgesteld, is de vordering van Eiser tot afgifte van de goederen, zoals gevorderd, niet toewijsbaar.
4.3 Ter zitting is echter wel voldoende aannemelijk geworden, dat het een partij goederen betreft die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt en waarvan niet zonder meer kan worden geoordeeld dat die waarde in verhouding staat tot de hoogte van de restantvordering van Gedaagde op Eiser. Om die reden acht de voorzieningenrechter een belangafweging in deze zaak op zijn plaats. Door Gedaagde is verklaard dat zij bereid is de goederen over te dragen aan Eiser als deze alsnog het restant van de vordering aan haar zal betalen. Weliswaar stelt zij zelf de hoogte van die vordering op euro 7.431,55 inclusief btw, maar uit de inhoud van de overgelegde stukken en uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de hoogte van deze restantvordering ongeveer euro 3.750,-- exclusief btw, euro 4.462,50 inclusief btw bedraagt. Daar staat tegenover dat door Eiser is gesteld dat de goederen een nieuwwaarde vertegenwoordigen van euro 70.000,-- en dat hij een groot belang heeft bij afgifte van de goederen, zodat hij zijn eigen apparatuur weer kan gebruiken voor verhuur en de apparatuur van RENT alsnog aan deze laatste kan teruggeven. Daarbij heeft hij benadrukt dat hij thans door RENT wordt aangesproken voor de nieuwwaarde van de niet teruggebrachte apparatuur en dat hij daarnaast momenteel onnodig aanzienlijke kosten moet maken omdat hij zelf vervangende apparatuur moet huren om zijn klanten te kunnen bedienen. Onder die omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat Eiser een zwaarwegend belang heeft bij afgifte van de goederen. Om die reden wordt de hierna te noemen ordemaatregel geacht het meest recht te doen aan deze zaak. Gedaagde dient de goederen af te geven aan Eiser, op voorwaarde dat Eiser aan haar een bedrag van euro 4.462,50 betaalt. Weliswaar heeft Eiser betwist dat hij dit bedrag nog verschuldigd zou zijn, maar dan zal hij het bedrag later in een bodemprocedure kunnen terugvorderen. In die procedure zou dan ook het geschil tussen partijen over het al dan niet verschuldigd zijn van de btw aan de orde kunnen komen.
4.4 De door Eiser gevorderde dwangsom is toewijsbaar, zij het dat de maximaal te verbeuren dwangsommen gematigd zullen worden en waarbij de hierna te vermelden termijn voor nakoming redelijk geacht wordt.
4.5 Nu partijen over en weer deels in het (on)gelijk gesteld worden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren op de wijze als hierna te vermelden.
- veroordeelt Gedaagde om, uiterlijk binnen 8 dagen na ontvangst van Eiser van een bedrag van euro 4.462,50 (vierduizend vierhonderd tweeënzestig euro en vijftig cent) (zijnde de restantkoopsom van de podiumwagen inclusief btw) alle goederen zoals omschreven in productie 1 bij de dagvaarding aan Eiser af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van euro 10.000,-- per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat Gedaagde na betekening van dit vonnis en na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn hieraan niet voldoet, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van euro 70.000,--;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. H Warnink, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2009 in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier.
KG nummer: 112626/KG ZA 09-289 blz. 4