vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
zaaknummer / rolnummer: 102784 / HA ZA 08-474
datum: 19 augustus 2009
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 5 juni 2008,
advocaat mr. V. Platteeuw te Alkmaar,
[gedaagde],
wonende en zaakdoende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. drs. J. Wouters te Middelburg.
Partijen zullen hierna Eiser en Gedaagde genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, waarbij 7 producties zijn overgelegd;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, waarbij 3 producties zijn overgelegd;
- de conclusie van dupliek
- het proces-verbaal van de pleitzitting van 24 juni 2009 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
Ten slotte is vonnis bepaald.
de feiten
Gedaagde is een eenmanszaak die zich bezig houdt met de handel in onder meer exotische vogels.
Eiser heeft een collectie vogels. Hij verzamelt deze op hobbymatige wijze.
Medio september 2007 heeft Eiser twee Hyacint ara's van Gedaagde bekeken. Eiser heeft de ara's voor een aankoopcontrole aan de heer F. [dierenarts], zijn vaste dierenarts die is gespecialiseerd in vogels en exoten (hierna: de dierenarts), aangeboden.
Het resultaat van de daarop door de dierenarts verrichte testen was negatief.
Op 4 oktober 2007 heeft Eiser deze twee Hyacint ara's van Gedaagde gekocht voor een bedrag van euro 14.000,= per vogel. Op de betreffende factuur is onder meer vermeld "ring LPF06160014".
Op 26 november 2007 werd één van de hyacintara's (hierna ook: de ara) minder actief. Eiser is toen hiermee naar de dierenarts gegaan.
Bij brief van 21 januari 2008 heeft de dierenarts de volgende diergeneeskundige gegevens aan Eiser gezonden:
"(...)Transport. nr: 06 160 014 elpf
26-11 aangeboden vanwege minder attent, minder actief zijn. (...)
28-11 opname ivm behandeling met antibiotica en infuus ivm verhoogde urinezuur waarde. (...)
6-12 Endoscopie en röntgenfoto gemaakt. Enige afwijking was een fors vergrote milt en kliermaag lijkt wat wijder op de foto. (...)
Tot 27-12 is vogel behandeld met antibiotica, sondevoeding, infuus celecoxib, en uitgebreide ondersteunende therapie tegen braak en om voldoende energie te krijgen.
Vanaf 24-12 is vogel gaan braken en ontstonden neurologische klachten (tremoren, incoordinatie) Vanwege verslechtering en sterke verdenking kliermaagdilatatie is vogel geeuthanaseerd en ter sektie aangeboden aan Dr. Dorrestein van NOIVBD te Veldhoven."
Van 11 december tot en met 21 december 2007 is de ara opgenomen geweest bij de Universiteit Utrecht, waarvoor een bedrag van euro 430,71 is gefactureerd aan Eiser.
Blijkens een factuur van 2 januari 2008 van de dierenarts aan Eiser is een bedrag van euro 341,70 aan dierenartskosten betreffende een ara met id. nr. 06 160 014 elpf over de periode van 26 november 2007 tot en met 29 december 2007 in rekening gebracht.
Bij brief van 3 januari 2008 van dr. G. Dorrestein van het Nederlands Onderzoeksinstituut voor vogels en bijzondere dieren (NOIVBD) zijn de resultaten van het pathologisch onderzoek op ara met referentienummer 06-160-014 ELPF meegedeeld.
Onder het kopje "interpretatie" is vermeld:
"De meest acute problemen worden gevormd door een necro-fibrineuze pneumonie en luchtzak ontsteking veroorzaakt door staafvormige bacteriën. Het meest waarschijnlijk door regurgitatie. Dit kan de splenomegalie en de stuwing verklaren.
Als achtergrond voor de regurgitatie en eerste klinische beeld lijkt een mgl kliermaagdilatatie een rol te kunnen spelen. De kliermaag past daar wel in, maar de spiermaag lijkt niet mee te doen."
Bij de conclusie is vermeld:
"Beeld van KDS (de rechtbank begrijpt Kliermaag Dilatatie Syndroom) met aantasting van bijnieren, darm en hersenen en daarbovenop een bacteriële luchtzak ontsteking en pneumonie."
Bij brief van 29 april 2008 bericht de dierenarts aan Eiser onder meer het volgende:
"Hierbij verklaar ik dat dhr Eiser niet eerder met een vogel in de praktijk is geweest die verdacht werd van kliermaagdilatatie. De betreffende hyacintara was de eerste vogel die door dhr Eiser werd aangeboden met uiteindelijk de klachten en diagnose van kliermaagdilatatie."
Bij brief van 23 oktober 2008 bericht de dierenarts aan Eiser onder meer het volgende:
"Naar aanleiding van uw vraag of er tijdens het ziekteverloop van de Hyancintara contact is geweest met de verkoper betreffende de Hyancintara kan ik u mee delen dat er inderdaad een keer over de vogel is gesproken. Er zijn met de verkoper geen inhoudelijke details besproken maar er is aangegeven dat de betreffende vogel in de praktijk was opgenomen voor onderzoek en behandeling. Op 23 januari is op uw verzoek een uitvoerig verslag gemaakt, opgesteld in het Engels, tbv de verkoper."
Het geschil
Eiser vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair
- zal verklaren voor recht dat de tussen Eiser en Gedaagde op 4 oktober 2007 gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de Hyacint ara ontbonden is, althans deze te ontbinden;
- Gedaagde zal veroordelen tot betaling aan Eiser van een bedrag ad euro 772,42 ten titel van schadevergoeding op grond van wanprestatie;
subsidiair:
- de tussen Eiser en Gedaagde op 4 oktober 2007 gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de Hyacint ara zal vernietigen op grond van (wederzijdse) dwaling;
- Gedaagde zal veroordelen tot betaling aan Eiser van een bedrag ad euro 772,42 ten titel van schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad dan wel op grond van de redelijkheid en billijkheid;
zowel primair als subsidiair:
- Gedaagde zal veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de koopprijs ad euro 14.000,- aan Eiser terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2008, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
- Gedaagde zal veroordelen in de kosten van het geding, met bepaling dat bij non-betaling door Gedaagde, vanaf 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, althans vanaf 14 dagen na het wijzen van dit vonnis, Gedaagde de wettelijke rente daarover verschuldigd zal zijn.
Eiser heeft ter onderbouwing van zijn vordering - kort en zakelijk weergegeven - het volgende gesteld. Er is sprake van een consumentenkoop. Gedaagde heeft een ara aan Eiser geleverd die binnen acht weken na aflevering ziekteverschijnselen begon te vertonen en na onderzoek en behandeling van een aantal weken moest worden geëuthanaseerd. Er moet worden vermoed dat de ara niet aan de koopovereenkomst voldeed. Eiser heeft Gedaagde hiervan tijdig in kennis gesteld. Daarnaast vordert Eiser vergoeding van de kosten van de behandeling door de dierenarts en de kosten van de opname van de ara bij de Universiteit Utrecht, en veroordeling van Gedaagde in de kosten van dit geding.
Gedaagde voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Consumentenkoop
Vast staat dat Gedaagde bij de verkoop van de ara handelde in de uitoefening van een bedrijf en dat Eiser de ara om hobbymatige redenen kocht. Er is derhalve sprake van een consumentenkoop. Dit leidt tot toepassing van 7:23, lid 1, laatste volzin, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Hierin is - samengevat - vermeld dat de koper bij een consumentenkoop er geen beroep meer op kan doen dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij daarvan niet binnen bekwame tijd na de ontdekking kennis heeft gegeven, waarbij een kennisgeving binnen een termijn van twee maanden na de ontdekking in ieder geval tijdig is.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of Eiser tijdig heeft geklaagd. Vast staat dat Eiser de ara 28 november 2007 heeft laten opnemen in een dierenkliniek voor onderzoek. Eiser stelt dat op zijn verzoek de dierenarts Gedaagde medio december 2007 heeft geïnformeerd over het wel en wee van de ara. Blijkens de door Eiser overgelegde verklaring van de dierenarts heeft deze tijdens het ziekteverloop van de ara contact opgenomen met de verkoper en aangegeven dat deze was opgenomen voor onderzoek en behandeling. Gedaagde voert hiertegen aan dat hij niet op de hoogte is gebracht van een gebrek, hooguit van een onderzoek dat werd gedaan om een gebrek te constateren. Volgens Gedaagde kan dit gesprek niet later dan 11 december 2007 zijn gevoerd omdat de dierenarts in zijn verklaring aangeeft dat er contact is geweest met Gedaagde toen de ara was opgenomen voor onderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan worden gelaten op welke datum dit gesprek precies heeft plaatsgevonden, nu - als onweersproken - vast staat dat dit tijdens het ziekteverloop van de ara was toen deze reeds was opgenomen in de kliniek voor onderzoek en behandeling. Doordat Eiser, via de dierenarts, Gedaagde op de hoogte had gebracht van het feit dat de ara medisch gezien niet in orde was en gelet op het feit dat de ara was opgenomen in de kliniek - hetgeen doet vermoeden dat er niet iets onbeduidends aan de hand was -, kon Gedaagde vanaf dat moment voorzien dat er gebreken waren aan de ara en hij daar mogelijk op zou worden aangesproken. Daarmee heeft Eiser binnen bekwame tijd na ontdekking bedoelde kennisgeving aan Gedaagde gedaan.
Ingevolge artikel 7:17 BW moet de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. Op grond van de overeenkomst mag de koper verwachten dat een zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Vertaald naar het onderhavige geval houdt dit in dat Eiser op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten dat de ara ten tijde van de aflevering gezond was en hieraan niet hoefde te twijfelen.
Wettelijk vermoeden van non-conformiteit
Voorts is in artikel 7:18, lid 2, van het BW neergelegd dat in geval van een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet.
Gedaagde voert aan dat de aard van de zaak zich tegen toepassing van voormeld bewijsvermoeden verzet, nu het de aankoop een dier betreft, dat in opdracht van Eiser voor aflevering is onderzocht en waarbij geen afwijking is vastgesteld die met de doodsoorzaak in verband zou kunnen worden gebracht.
Anders dan Gedaagde betoogt, maakt het enkele feit dat het hier om een - bij aflevering - levend dier gaat, niet dat artikel 7:18, lid 2, van het BW reeds daarom toepassing mist. In de parlementaire geschiedenis bij voornoemd artikel is te lezen dat men niet in het algemeen bij dieren kan stellen dat de aard zich tegen toepassing van het bewijsvermoeden verzet, gelet op de open formulering in richtlijn 99/44/EG betreffende consumentenkoop. Wel zal bijvoorbeeld bij dieren waarvan de verzorging zeer nauw luistert, gesteld kunnen worden dat de aard van die specifieke dieren zich tegen toepassing van bedoeld artikel kunnen verzetten. In het onderhavige geval is dit gesteld noch gebleken.
Voor zover Gedaagde heeft aangevoerd dat de aard van de zaak zich tegen toepassing van het bewijsvermoeden verzet omdat de ara voor aflevering is onderzocht en is goed bevonden door Eiser, kan de rechtbank Gedaagde hierin niet volgen. Het doen van onderzoek heeft immers op zichzelf niets met de aard van de zaak te maken. Het kan een rol spelen in bij de weerlegging van het wettelijk vermoeden. Hierop zal in overweging 4.10 zal worden ingegaan. Met Eiser is de rechtbank van oordeel dat het bewijsvermoeden in deze zaak van toepassing is. Dit heeft tot gevolg dat wordt vermoed dat de ara bij aflevering niet aan de overeenkomst voldeed, behoudens tegenbewijs door Gedaagde als verkoper.
De rechtbank ziet in de gestelde feiten en omstandigheden onvoldoende reden om Gedaagde in de gelegenheid te stellen tot het leveren van tegenbewijs. Daarbij neemt zij het volgende in aanmerking.
Tussen partijen is niet in geschil dat de ara binnen zes maanden na aflevering is geëuthanaseerd ten gevolge van een ziekte. Blijkens het sectierapport is de conclusie na pathologisch onderzoek van het Nederlands Onderzoeksinstituut voor vogels en bijzondere dieren op ara met referentienummer 06-160-014 ELPF dat sprake is van een beeld van KDS (de rechtbank begrijpt: kliermaag dilatatie syndroom) met aantasting van bijnieren, darm en hersenen en daarbovenop een bacteriële luchtzakontsteking en pneumonie.
De stelling van Gedaagde dat niet blijkt dat dit onderzoek betrekking heeft op de ara in kwestie, verwerpt de rechtbank. Het referentienummer van de ara dat is vermeld in het sectierapport komt overeen met het nummer van één van de ara's zoals vermeld op de aankoopfactuur en op de diergeneeskundige gegevens. Daarnaast blijkt uit de diergeneeskundige gegevens dat de dierenarts op 6 december 2007 naar aanleiding van een endoscopie en röntgenfoto van de ara heeft geconcludeerd dat sprake was van een fors vergrote milt en dat de kliermaag wat wijder leek op de foto en dat de ara vanwege verslechtering en sterke verdenking van kliermaagdilatatie is geëuthanaseerd. De conclusie van de deskundige bij het NOIVBD past derhalve in het beeld zoals dat naar voren is gebracht door de dierenarts. Bezien in het licht van al het voorgaande is de enkele betwisting van Gedaagde dat de ara leed aan kliermaagdilatatie onvoldoende. Voor zover ter zitting aan de zijde van Gedaagde is bedoeld te stellen dat "een beeld van" KDS onvoldoende is om te concluderen dat er sprake is van KDS, kan de rechtbank Gedaagde, zeker onder de hiervoor geschetste omstandigheden, niet volgen. De stelling van Gedaagde dat voornoemd sectierapport niet is ondertekend mist betekenis, nu Gedaagde hieraan geen gevolg verbindt en niet betwist dat dit rapport afkomstig is van het NOIVBD.
Gelet op al het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat de ara aan kliermaagdilatatie leed.
Verder is van belang dat Eiser onweersproken heeft gesteld dat kliermaagdilatatie niet te testen is. De redenering van Gedaagde dat de ara bij aflevering gezond moet zijn geweest omdat het resultaat van de testen die bij de aankoopcontrole zijn gedaan negatief was, kan de rechtbank dan ook niet volgen. Verder heeft Gedaagde gesteld dat het mogelijk is dat de ara na aankoop besmet is geraakt door vogels van Eiser. De rechtbank merkt in dit verband op dat tussen partijen niet in geschil is dat het kliermaagdilatatie syndroom een besmettelijke virusziekte betreft. Gelet op de verklaring van de dierenarts dat Eiser niet eerder met een vogel in de praktijk is geweest die verdacht werd van kliermaagdilatatie en nu ook anderszins gesteld noch gebleken is dat Eiser een vogel had met bedoelde verschijnselen, verwerpt de rechtbank voormelde stelling van Gedaagde.
Verder heeft Gedaagde gesteld dat de oorzaak van kliermaagdilatatie kan zijn gelegen in de zorg voor de vogels en dat deze optimaal is bij Gedaagde.
Afgezien van de vraag of zorg, althans het gebrek daaraan, daadwerkelijk de oorzaak van kliermaagdilatatie kan opleveren, heeft Eiser hiertegen in gebracht dat ook een goede verzorging deze ziekte niet kan voorkomen omdat als een met deze ziekte besmette vogel is ingekocht door Gedaagde, deze vogel andere vogels kan besmetten, ongeacht de verzorging.
Dit is vervolgens niet weersproken door Gedaagde, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de zorg van de vogels op zichzelf voor deze kwestie niet beslissend is. Partijen twisten voorts over de incubatietijd van kliermaagdilatatie. Gedaagde heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat de incubatietijd een week betreft, terwijl Eiser dit bij conclusie van repliek betwist en stelt dat de incubatietijd onbekend is. Gelet hierop had het op de weg van Gedaagde gelegen hierop bij conclusie van dupliek dan wel ter zitting nader in te gaan en niet te volstaan met een enkele herhaling van de stelling zoals verwoord bij conclusie van antwoord.
Gelet op al het vorenstaande heeft Gedaagde onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht om te worden toegelaten tegenbewijs te leveren tegen het wettelijk vermoeden dat de ara bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord.
In rechte staat derhalve vast dat de ara niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Vanwege het feit dat de ara is geëuthanaseerd, zijn partijen er kennelijk vanuit gegaan dat nakoming van de overeenkomst blijvend onmogelijk is. Gelet op het vorenstaande kan de overeenkomst worden ontbonden. De vordering tot ontbinding en in het verlengde daarvan de vordering tot betaling van de koopprijs van euro 14.000,= zullen derhalve worden toegewezen. De rechtbank merkt duidelijkheidshalve op dat van de zijde van Eiser ter zitting is aangegeven dat de overeenkomst niet reeds buitengerechtelijk is ontbonden en dat het deel van de vordering dat daarop ziet, is ingetrokken.
Kosten
Thans komt de rechtbank toe aan de behandeling van de door Eiser gevorderde kostenposten, te weten een bedrag van euro 341,70 aan dierenartskosten ten behoeve van de ara opgevoerd en een bedrag van euro 430,72 ter zake van de opname van de ara bij de Universiteit Utrecht. Voor zover Gedaagde in dit kader heeft gesteld dat Eiser eerder contact met hem had moeten opnemen omdat de behandeling dan goedkoper had kunnen zijn, wordt deze stelling bij gebreke van een onderbouwing verworpen. Gedaagde heeft de inhoud en de omvang van deze facturen niet betwist. De rechtbank overweegt dat nu Eiser de ara destijds als bezitter te goeder trouw heeft verzorgd, hij uit dien hoofde recht heeft op vergoeding van de ten behoeve van het goed - de ara - gemaakte kosten. Deze komen dan ook op die grond voor toewijzing in aanmerking. De overige stellingen van partijen leiden niet tot een ander oordeel en behoeven - bij gebrek aan belang - geen bespreking meer.
Eiser heeft voorts gevorderd dat de koopprijs van euro 14.000,= binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan hem dient te zijn terugbetaald. Nu Gedaagde hiertegen geen verweer heeft gevoerd, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Daarnaast heeft Eiser wettelijke rente gevorderd over de door Gedaagde terug te betalen koopprijs van euro 14.000,= vanaf 27 februari 2008, dan wel de dag der dagvaarding.
Nu bedoelde koopovereenkomst eerst bij dit vonnis wordt ontbonden, kan de wettelijke rente niet eerder worden toegewezen dan vanaf de datum van dit vonnis. Deze zal aldus worden toegewezen.
Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis in geval Gedaagde niet binnen die termijn betaalt, zal - als onbetwist - worden toegewezen.
De beslissing
De rechtbank
- ontbindt de tussen Eiser en Gedaagde op 4 oktober 2007 gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de Hyacint ara;
- veroordeelt Gedaagde binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan Eiser te betalen de koopprijs van euro 14.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dit vonnis;
- veroordeelt Gedaagde tot betaling aan Eiser van een bedrag van euro 772,42;
- veroordeelt Gedaagde in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Eiser begroot op een bedrag van euro 410,44 aan verschotten en op een bedrag van euro 1.808,= aan salaris van de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2009.