6. Zoals bijvoorbeeld is overwogen in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (hierna: de Afdeling) van 17 september 2008, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ nummer BF1006, ligt het op de weg van een bestuursorgaan om, afhankelijk van het klachtenpatroon, gedegen te onderzoeken of de door klagers gestelde overlast of hinder voorkomt en zo ja, te meten wat onder die omstandigheden de geluidsbelasting is. Daartoe kan het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn dat bij serieuze klachten in beginsel onverwijld toezichthouders naar de desbetreffende plaats worden gezonden.
Met het stellen van de voorwaarde inhoudende de vervaardiging van een geïsoleerd nachthok alsook het uitvoeren van een piekniveau-meting heeft verweerder invulling gegeven aan bedoelde onderzoeks- en handhavingsplicht. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank evenwel van oordeel dat verweerder enkel op grond van de resultaten hiervan niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat geen sprake is van hinder of overlast al hiervoor bedoeld, nu daartoe niet enkel bepalend is het piekniveau van een enkele kraai, doch evenzeer het moment waarop het kraaien een aanvang neemt, de frequentie waarin wordt gekraaid en het aantal hanen dat geluid veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van verweerder gelegen om ook een duurmeting of telling te laten verrichten over een representatieve periode (bijvoorbeeld een etmaal) op te onderscheiden dagen (bijvoorbeeld bij verschillende omstandigheden).
Daarbij is in aanmerking genomen dat eiser onweersproken heeft gesteld dat het kraaien op bepaalde momenten vóór 06.00 uur een aanvang neemt, een haan over een hele dag honderden en waarschijnlijk meer dan duizend keer kraait, dat er meer hanen worden gehouden door [naam] en anderen in de buurt die elkaar vervolgens “aansteken”, alsook dat het nachthok onvast wordt gebruikt, en dat de effectiviteit daarvan, indien de hanen wel zijn ingesloten, te wensen overlaat. Naar het oordeel van de rechtbank is niet ondenkbaar dat als gevolg van vorenvermelde omstandigheden alsnog overschrijding van de gehanteerde geluidgrenswaarden plaatsvindt, ook in de nachtperiode, waardoor een gezonde nachtrust ter plaatse niet is gewaarborgd. Voorts heeft verweerder de metingen op 21 maart 2007 uitgevoerd op de achtergevel van de woning van eiser (op ongeveer 6,6 meter afstand), hetgeen niet uitsluit dat wel overschrijding van de gehanteerde geluidswaarden plaatsvindt op andere plaatsen in zijn tuin, welke eiser in beginsel ook overeenkomstig zijn bestemming, zonder hinder en overlast te ervaren, moet kunnen gebruiken.
Bij het vorenstaande is ook betrokken dat uit de stukken blijkt dat er meer buurtbewoners zijn die te kennen hebben gegeven hinder te ondervinden van de aanwezige hanen. In voornoemde opzichten is het onderzoek van verweerder dus tekort geschoten.
Dat verweerder naar hij stelt – hetgeen eiser overigens betwist – toezichthouders een achttal maal ter plaatse zijn geweest, is onvoldoende om de door verweerder getrokken conclusie te dragen, temeer daarover niets is vastgelegd en derhalve niet blijkt wat, wanneer, en onder welke omstandigheden is geconstateerd.