vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
DH/FV/AS/HW
zaaknummer / rolnummer: 94192 / HA ZA 07-260
datum: 17 juni 2009
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
1. EISER IN CONVENTIE SUB 1,
wonende te [woonplaats],
2. EISER IN CONVENTIE SUB 2,
wonende te [woonplaats],
3. EISER IN CONVENTIE SUB 3,
gevestigd te [vestigingsplaats],
4. EISER IN CONVENTIE SUB 4,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS IN CONVENTIE bij dagvaarding van 23 maart 2007,
VERWEERDERS IN RECONVENTIE,
VERWEERDERS IN HET INCIDENT,
advocaat mr. A. de Groot,
GEDAAGDE IN CONVENTIE, tevens handelend onder de naam
[],
gevestigd te [vestigingsplaats]
GEDAAGDE IN CONVENTIE,
EISER IN RECONVENTIE,
EISER IN HET INCIDENT,
advocaat mr. H.R.M. Jenné.
Partijen zullen verder ieder afzonderlijk ook worden genoemd "Eiser in conventie sub 1", "Eiser in conventie sub 2", "eiser in conventie sub 3", "eiser in conventie sub 4", respectievelijk "GEDAAGDE IN CONVENTIE". Eisers in conventie/tevens verweerders in reconventie zullen verder gezamenlijk ook worden aangeduid als "Eiser in conventie sub 1 c.s.".
HET VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE
in de hoofdzaak in conventie en in reconventie en in het incident
Op 10 oktober 2007 heeft de rechtbank een in deze zaak tussen partijen gewezen tussenvonnis uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot dan toe verwijst de rechtbank naar hetgeen zij dienaangaand in voormeld vonnis heeft overwogen.
De rechtbank heeft de heer H.J.M. Keller tot deskundige benoemd teneinde een schriftelijk, met redenen omkleed en ondertekend rapport uit te brengen omtrent de in dat vonnis opgenomen punten.
In afwachting van hetgeen de rechtbank omtrent de kosten van de deskundige bij de uitspraak over de proceskosten zal beslissen, heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige ten bedrage van euro 5.200,= betaald. Op 28 maart 2008 ontving de rechtbank de rapportage van de deskundige, opgemaakt op 20 maart 2008. Op 22 april 2008 heeft de rechtbank de kosten van de deskundige, conform diens declaratie, begroot op euro 5.134,85.
Vervolgens heeft Eiser in conventie sub 1 c.s. een conclusie na deskundigenbericht genomen, waarop GEDAAGDE IN CONVENTIE een conclusie na deskundigenbericht, tevens akte vermeerdering van eis, heeft ingediend.
Ter rolle van 10 september 2008 heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE een productie in het geding gebracht, die tot de processtukken behoort.
Vervolgens heeft Eiser in conventie sub 1 c.s. pleidooi gevraagd.
Partijen hebben hun zaak ter zitting van 19 februari 2009 doen bepleiten.
Hiervan is proces-verbaal opgemaakt, waaruit blijkt dat beide partijen pleitnotities hebben overgelegd. Voorafgaand aan het pleidooi hebben partijen aanvullende producties overgelegd, die tevens tot de gedingstukken behoren.
De rechtbank heeft de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.
Ten slotte is vonnis bepaald. De inhoud van al deze stukken geldt als hier ingelast.
DE VERDERE BEOORDELING VAN HET GESCHIL
In de hoofdzaak in conventie en in reconventie
Verandering en vermeerdering van eis
GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft haar eis vermeerderd zoals is vermeld op pagina 53 tot en met 55 van de conclusie na deskundigenbericht tevens vermeerdering van eis. Tegen voornoemde wijzigingen heeft Eiser in conventie sub 1 c.s. geen bezwaar gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding deze vermeerdering van eis ambtshalve buiten beschouwing te laten en zal derhalve in reconventie op de aldus vermeerderde eis beslissen.
Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft bezwaar gemaakt tegen het betoog van GEDAAGDE IN CONVENTIE over slaafse nabootsing. De rechtbank is, anders dan Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft gesteld, van oordeel dat - hoewel summierlijk -, slaafse nabootsing wel eerder in de onderhavige procedure door GEDAAGDE IN CONVENTIE naar voren is gebracht. Van een ontoelaatbare vermeerdering van de grondslag van haar vordering is dan ook geen sprake
Naar aanleiding van de beslaglegging door GEDAAGDE IN CONVENTIE is tussen partijen onder meer een geschil ontstaan over de vraag of de ontwerpen zoals weergegeven op de tekeningen en de berekeningen ten aanzien van de zogenaamde lichtmastkraan, lange telescoopkraan, knuckleboom crane, klapkraan, klappende verschansing en het waterdicht dekluik auteursrechtelijk beschermde werken zijn en of, bij positieve beantwoording van de vraag, GEDAAGDE IN CONVENTIE als auteursrechthebbende ten aanzien van die werken moet worden beschouwd. Indien ook laatstgenoemde vraag bevestigend moet worden beantwoord, komt de vraag aan de orde of Eiser in conventie sub 1 c.s. inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van GEDAAGDE IN CONVENTIE.
Bij conclusie na deskundigenbericht tevens akte vermeerdering van eis heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE gesteld dat zij naast voormelde ontwerpen tevens auteursrechthebbende is ten aanzien van de overhead davits voor de Amels 445 en de Amels 439. In diezelfde conclusie stelt GEDAAGDE IN CONVENTIE tevens een specifieke jibcrane en een jet ski crane te hebben ontworpen. Niet gebleken is dat Eiser in conventie sub 1 c.s. bezwaar maakt tegen deze feitelijke uitbreiding van de auteursrechtelijke discussie tussen partijen. Integendeel, ter gelegenheid van het pleidooi op 19 februari 2009 is Eiser in conventie sub 1 c.s. uitvoerig ingegaan op de auteursrechtelijke aspecten omtrent voornoemde ontwerpen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank in het navolgende in het kader van het auteursrechtelijke geschil tussen partijen ook ingaan op de ontwerpen zoals vermeld op de tekeningen en berekeningen ten aanzien van de overhead davit, de jibcrane en de jet ski crane. Deze ontwerpen en berekeningen worden in het navolgende tezamen met de hiervoor onder 2.3 noemde ontwerpen en berekeningen gezamenlijk aangeduid als de Ontwerpen respectievelijk de Berekeningen.
Eiser in conventie sub 1 c.s. stelt in de onderhavige procedure dat de Ontwerpen en Berekeningen geen auteursrechtelijk beschermde werken zijn. GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft als verweer aangevoerd dat voornoemde stelling een gelegenheidsargument is. Onder verwijzing naar de door
Eiser in conventie sub 1 c.s. gehanteerde algemene voorwaarden, stelt GEDAAGDE IN CONVENTIE dat Eiser in conventie sub 1 c.s. zich in het dagelijks verkeer ten aanzien van de verscheidene tekeningen zelf uitdrukkelijk op haar auteursrechten beroept. Deze voorwaarden vormen het recht dat de relatie tussen Eiser in conventie sub 1 c.s. en GEDAAGDE IN CONVENTIE beheerst, nu die voorwaarden door de brancheorganisatie (te weten het KIVI - Koninklijk Instituut voor Ingenieurs) van beide partijen zijn opgesteld en door beide partijen worden gehanteerd, aldus GEDAAGDE IN CONVENTIE.
Dit verweer wordt gepasseerd. Het staat Eiser in conventie sub 1 c.s. in beginsel vrij om in haar overeenkomsten met derden door toepassing van algemene voorwaarden aan te geven dat zij van oordeel is dat de tekeningen auteursrechtelijke werken zijn, om vervolgens in de onderhavige procedure een ander standpunt in te nemen. Tussen partijen bestaat immers geen contractuele relatie waarop die voorwaarden van toepassing zijn verklaard. Bovendien brengt de omstandigheid dat Eiser in conventie sub 1 c.s. ten opzichte van derden maar niet ten opzichte van GEDAAGDE IN CONVENTIE meergenoemde voorwaarden hanteert, nog niet met zich dat de vraag of de Ontwerpen en Berekeningen auteursrechtelijk beschermde werken zijn, aan de hand van die voorwaarden zou moeten worden beoordeeld. Het feit dat die voorwaarden kennelijk door de brancheorganisatie zijn opgesteld, maakt het voorgaande niet anders. In het navolgende zal de rechtbank de vraag of de Ontwerpen en Berekeningen auteursrechtelijk beschermde werken zijn, toetsen aan de criteria zoals deze zijn geformuleerd in de Auteurswet en in de aan die wet gerelateerde jurisprudentie.
Bij de beantwoording van de vraag of de Ontwerpen en Berekeningen auteursrechtelijke bescherming genieten, stelt de rechtbank voorop dat het hier gaat om industriële ontwerpen en berekeningen die in het algemeen wel als werk in de zin van artikel 10, eerste lid sub 8, van de Auteurswet (hierna: Aw) kunnen worden beschouwd. Niet ieder werk dat valt onder de definitie van artikel 10 Aw komt echter voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. Voor die bescherming is vereist dat het desbetreffende werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.
Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft in dat kader betoogd dat de Ontwerpen en Berekeningen een dergelijk karakter en stempel ontberen, onder meer omdat deze hoofdzakelijk technisch bepaald zijn en omdat deze moeten voldoen aan een groot aantal internationale kwaliteits- en veiligheidseisen (waaronder die van het Lloyds Register Code for Lifting Appliances in a marine environment, IMO Life Saving Appliances, Lloyds Register Provisionals rules for launch and recovery appliances for survival craft and rescue boats en de Lloyds Register rules and regulations for the Classification of Special Service Craft) die voor een belangrijk deel de vormgeving van de ontwerpen bepalen. GEDAAGDE IN CONVENTIE bestrijdt op zichzelf niet dat er aanzienlijke technische en internationale kwaliteits- en veiligheidseisen een rol spelen bij het ontwerpen van scheepsonderdelen, maar stelt dat er desondanks voldoende ruimte is voor esthetiek en vele persoonlijke keuzes voor de ontwerper. GEDAAGDE IN CONVENTIE opereert in de bovenklasse van de markt, waardoor zij vele persoonlijke keuzes maakt op het gebied van (top-) kwaliteit en design.
De rechtbank zal in het navolgende per ontwerp beoordelen of het desbetreffende ontwerp een voldoende eigen oorspronkelijk karakter heeft en in voldoende mate het persoonlijk stempel van de maker draagt, om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen.
Vooropgesteld wordt dat bij het ontwerpen van de jibcrane allereerst rekening gehouden moet worden met de specificaties van de klant, die zoals GEDAAGDE IN CONVENTIE onweersproken heeft gesteld, zeer veeleisend is. Hierbij moet gedacht worden aan aspecten zoals de ruimte die voor de kraan beschikbaar is op het schip, het bereik van de kraan en het gewicht dat de kraan moet kunnen dragen. Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft gesteld dat de door de klant opgegeven specificaties onder meer de omvang en de lengte van de kraan bepalen. Dit is door GEDAAGDE IN CONVENTIE niet betwist.
Belangrijke onderdelen van een jibcrane zijn de giek, de kop en de voet. GEDAAGDE IN CONVENTIE betoogt dat de oorspronkelijkheid van haar jib crane onder meer is gelegen in de taps toelopende giek. Eiser in conventie sub 1 c.s. stelt hiertegen over dat alle jib cranes een tapse vorm hebben, om het gewicht aan het uiteinde van de kraan minimaal te laten zijn. Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft voorts aangevoerd dat de lier in de onderzijde van de kraan is gemonteerd, waardoor de belasting aan de onderzijde veel hoger is en dat daarom de kraan aan de onderzijde breder is. Dit heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE onvoldoende gemotiveerd weersproken. Aangenomen moet daarom worden dat die tapse vorm voornamelijk is ingegeven door techniek en functionaliteit, in plaats van dat die vorm hoofdzakelijk het gevolg is van een creatieve keuze van de ontwerper van de kraan.
Bovendien heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE de stelling van Eiser in conventie sub 1 c.s., inhoudende dat voormeld principe van de brede onderzijde en de taps toelopende giek bij alle kranen terugkomt, waaronder bij kranen die in de bouw worden gebruikt, onvoldoende gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is daardoor de oorspronkelijkheid van dit gedeelte van de kraan van GEDAAGDE IN CONVENTIE niet in rechte komen vast te staan.
Ten aanzien van de jib crane betoogt Eiser in conventie sub 1 c.s. verder dat met name de gladde afwerking voortvloeit uit diverse veiligheidsoverwegingen. Zo worden alle componenten in de kraangiek geïntegreerd om te voorkomen dat het binnenwerk in aanraking komt met zeewater, teneinde roestvorming te voorkomen. Bovendien moet een kraan op het dek van een schip zo min mogelijk uitstekende delen hebben waaraan men zou kunnen blijven hangen of waar men zich aan kan verwonden. Dit aspect van de kraan wordt als zodanig ook meegenomen bij de CE-keuring, aldus Eiser in conventie sub 1 c.s..
Eiser in conventie sub 1 c.s. stelt zich verder op het standpunt dat de vormgeving van de jibcrane voor een belangrijk gedeelte wordt bepaald door de productiemethode bij Van Driel, haar belangrijkste klant en voorheen de belangrijkste klant van GEDAAGDE IN CONVENTIE. GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft erkend dat die productiemethode inderdaad van belang is voor het ontwerp van de kraan, maar stelt dat die invloed niet zo omvangrijk is als Eiser in conventie sub 1 c.s. wil doen geloven.
Met betrekking tot de productiemethode van Van Driel wijst Eiser in conventie sub 1 c.s. erop dat die methode erop neerkomt dat er een metalen plaat zo strak mogelijk om de componenten gevouwen wordt. De rondingen van de vouwen die aldus ontstaan, worden nauwkeurig berekend. Bij deze berekeningen wordt allereerst de dikte van de metalen plaat bepaald.
Die plaat moet enerzijds niet te zwaar zijn omdat het gewicht van de kraan als geheel beperkt moet zijn, maar moet anderzijds sterk genoeg zijn om de krachten die ontstaan door de te hijsen last aan te kunnen. De minimale afmetingen van de rondingen van de hoeken zijn afhankelijk van het plaatmateriaal en de plaatdikte. Bovendien wordt bij Van Driel de metalen plaat zo strak mogelijk om de katrol (die zich in de kop van de kraan bevindt) heen gevouwen, tenzij de klant iets anders wenst, aldus Eiser in conventie sub 1 c.s. Het voorgaande wordt door Van Driel in de door Eiser in conventie sub 1 c.s. overgelegde verklaringen bevestigd.
Voorts heeft Eiser in conventie sub 1 c.s. omtrent de jibcrane gesteld dat de kranen worden gekeurd door keuringsinstanties zoals Lloyd's. Lloyd's controleert onder meer of de kraan geen scherpe hoeken of andere onregelmatigheden heeft. Lloyd's keurt het ontwerp pas goed als eventueel aangetroffen hoeken en onregelmatigheden afgeschuind of afgerond worden. GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft erkend dat de kranen mede onderworpen zijn aan de daaraan door Lloyd's gestelde eisen.
GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft evenwel gesteld dat haar kranen uniek zijn door de gladde afwerking en de afgeronde hoeken. Gelet op het uitvoerige betoog van Eiser in conventie sub 1 c.s. lag het op de weg van GEDAAGDE IN CONVENTIE om de juistheid van haar stelling nader te onderbouwen. Dit heeft zij echter nagelaten. Bezien in dat licht gaat de rechtbank er in lijn met het betoog van Eiser in conventie sub 1 c.s. vanuit dat de gladde afwerking en de vormgeving van de giek niet zozeer een persoonlijke keuze is van de ontwerper als wel een aspect van de kraan dat in overwegende mate verband houdt met technische- en veiligheidseisen en met de productiemethode van Van Driel. Voor zover er desondanks enige ruimte voor creatieve keuzes van de ontwerper zou resteren, dan heeft te gelden dat GEDAAGDE IN CONVENTIE onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke onderdelen van de giek en de kop die ruimte zou bestaan en op welke wijze GEDAAGDE IN CONVENTIE daarmee haar persoonlijk stempel op het ontwerp drukt. Bovendien is die ruimte dermate gering dat enig persoonlijk inbreng van de maker te marginaal is om van een auteursrechtelijk beschermd werk te kunnen spreken.
Daarbij komt dat Eiser in conventie sub 1 c.s. zich op het standpunt stelt dat de kop van de jibcrane langwerpig is, teneinde het hijsblok daarin te kunnen opbergen. In de kop zit een uitsparing waarin het hijsblok kan worden vastgezet. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat het hijsblok heen en weer gaat slingeren. Dit heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE op zichzelf niet betwist.
GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft nog aangevoerd dat haar persoonlijk stempel mede is gelegen in het feit dat de voet van de door haar ontworpen kranen rond is en aan de voorzijde iets is afgeschuind. GEDAAGDE IN CONVENTIE wijst in dit kader op andere kranen van andere ondernemingen die geen ronde en/of afgeschuinde voet hebben. Volgens Eiser in conventie sub 1 c.s. moet de voet van de kraan juist rond zijn, omdat de kraan moet kunnen draaien en in het dek wordt ingebouwd.
De voorzijde van de voet is afgeschuind volgens Eiser in conventie sub 1 c.s., zodat de giek helemaal plat kan liggen. Vervolgens is GEDAAGDE IN CONVENTIE er niet in geslaagd aan te tonen dat de vorm van de voet daarentegen in overwegende mate berust op een creatieve keuze van haar zijde.
Al hetgeen hiervoor ten aanzien van de jibcrane werd overwogen, brengt de rechtbank tot het oordeel dat de jibcrane in overwegende mate wordt bepaald door de wensen van de klant, techniek, functie, diverse veiligheidseisen en de productiemethode van Van Driel. Van een auteursrechtelijk beschermd werk kan onder deze omstandigheden geen sprake zijn.
Tussen partijen is niet in geschil dat een lichtmastkraan in wezen een jibcrane is, voorzien van een licht en een versmalling aan de bovenzijde. Voor zover de onderdelen van de lichtmastkraan overeenstemmen met die van de jibcrane (de voet, de tapse vorm en gladde afwerking van de giek), verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor ten aanzien van laatstgenoemde kraan werd overwogen.
Bij de verdere beoordeling van de lichtmastkraan staat voorop dat het auteursrecht niet ziet op de bescherming van ideeën. De idee om een kraan te voorzien van een lamp wordt dus niet door het auteursrecht beschermd.
Eiser in conventie sub 1 c.s. stelt dat de lamp op de kraan een standaardlamp is, die elders wordt ingekocht. GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft dit niet bestreden. Dit brengt met zich dat GEDAAGDE IN CONVENTIE geen auteursrechten op de lamp kan doen gelden.
Ten aanzien van de versmalling in het ontwerp van GEDAAGDE IN CONVENTIE stelt Eiser in conventie sub 1 c.s. dat deze op verzoek van een klant, te weten Van Lent, werd aangebracht, zodat de kraan niet al te massief zou tonen. GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft deze stelling niet voldoende gemotiveerd bestreden. Voor zover al aangenomen zou moeten worden dat de versmalling enige auteursrechtelijke bescherming geniet, dan heeft te gelden dat niet is komen vast te staan dat de desbetreffende rechten aan GEDAAGDE IN CONVENTIE toebehoren.
Op basis van hetgeen hiervoor ten aanzien van de lichtmastkraan werd overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat de lichtmastkraan van GEDAAGDE IN CONVENTIE niet als auteursrechtelijk beschermd werk kan worden aangemerkt, maar dat het ontwerp - net als bij de jibcrane - in overheersende mate wordt bepaald door de wensen van de klant, techniek, functie, diverse veiligheidseisen en de productiemethode van Van Driel.
Net als de lichtmastkraan is de lange telescoopkraan in feite gelijk aan een jibcrane, met dit verschil dat het bij de lange telescoopkraan mogelijk is om de kraan in en uit te schuiven. GEDAAGDE IN CONVENTIE stelt dat zij onder meer bij deze kraan bewust gekozen heeft voor een gladde en ronde afwerking. Dit standpunt leidt evenwel niet tot het oordeel dat de kraan daardoor als auteursrechtelijk beschermd werk moet worden aangemerkt. De rechtbank verwijst in dit kader naar hetgeen werd overwogen omtrent de gladde en ronde afwerking van de jibcrane.
GEDAAGDE IN CONVENTIE wijst er verder op dat kenmerkend voor haar kraan is dat de zijkanten van de kolommen schuin zijn afgewerkt en dat de kolom laag en rond is in plaats van vierkant. Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft echter aangevoerd dat de schuine afwerking van de zijkanten noodzakelijk is in verband met een correcte verdeling van de kracht. GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft vervolgens nagelaten dit betoog van Eiser in conventie sub 1 c.s. gemotiveerd te betwisten. Verder stelt Eiser in conventie sub 1 c.s. dat er voor een ronde vorm van de kolom werd gekozen om de kraan te kunnen inbouwen. De kranen moeten zodanig ontworpen worden dat zij onder de verschansing kunnen blijven. Gedaagde in conventie verklaart (zie productie 22 bij de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie) dat het destijds de wens van de klant was om de kraan achter de verschansing te verbergen. In deze verklaring meldt Gedaagde in conventie tevens dat mede voor de ronde vormen werd gekozen om zeker te zijn dat het verfsysteem in de maritieme omgeving voldoende goed zou hechten. Hieruit blijkt dat de gekozen vorm mede werd bepaald door de techniek.
Uit het voorgaande volgt dat vrijwel alle kenmerken van de vormgeving van de kraan worden bepaald door de wens van de klant, techniek en functionaliteit. Voor zover er nog ruimte over mocht blijven voor persoonlijke, creatieve keuzes van de ontwerper, dan heeft te gelden dat die ruimte te gering is om te kunnen zeggen dat de het totale ontwerp evident het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dat de door de GEDAAGDE IN CONVENTIE destijds gekozen oplossingen qua uiterlijk mogelijkerwijs tot een vernieuwend resultaat hebben geleid, doet daar niet aan af. De lange telescoopkraan van GEDAAGDE IN CONVENTIE geniet geen bescherming op basis van het auteursrecht.
Het voornaamste verschil tussen een jibcrane en een knuckleboom crane is dat laatstgenoemde kraan kan 'knikken'. GEDAAGDE IN CONVENTIE stelt dat deze kraan de volgende specifieke kenmerken heeft:
a. een lage, ronde kolom met schuine vlakken;
b. de ondergiek is aan de achterkant afgerond;
c. het scharnier van de bovengiek zit op dezelfde as als de cilinder van de ondergiek;
d. de bovengiek wordt door twee cilinders onder de giek getopt;
e. de lier is in de bovengiek gebouwd net voor het scharnier;
f. indien de kraan is ingeschoven, dan stroken de onderkant en de bovenkant van de giek met kop van de kraan, in die zin dat de lijnen op dezelfde wijze doorlopen van de giek in de kop;
g. de kraan is afgewerkt volgens de standaard van GEDAAGDE IN CONVENTIE (onder meer bestaande uit uitgesproken ronde hoeken van de giek).
Ten aanzien van onderdelen a en g verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor daarover bij de jibcrane en lange telescoopkraan heeft overwogen. Met betrekking tot onderdeel b tot en met f geldt dat het hier gaat om technische aspecten, waarvoor het auteursrecht geen bescherming biedt. Verder is van belang dat GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft nagelaten inzichtelijk te maken waarom er volgens haar toch sprake is van creatieve keuzes van haar zijde, die geen verband houden met technische aspecten of kwaliteits- en veiligheidseisen.
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat ook de knuckleboom crane niet als werk kan worden beschouwd dat auteursrechtelijk beschermd wordt.
Eiser in conventie sub 1 c.s. stelt wat betreft de klapkraan dat de kraan waarvan GEDAAGDE IN CONVENTIE thans de auteursrechtelijke bescherming inroept, is ontworpen door Eiser in conventie sub 1 toen hij nog werkzaam was voor GEDAAGDE IN CONVENTIE. De kraan maakt gebruik van een technisch principe waarbij sprake is van een beweegbaar parallellogram. Dit principe werd reeds bij havenkranen toegepast. Het voordeel van dat principe is dat de kraan compact kan worden opgeborgen of zich dicht bij de verschansing kan bevinden.
Omtrent de vormgeving van de kraan stelt Eiser in conventie sub 1 c.s. dat de dikte en de afmeting van de kraan bepaald worden door de optredende druk- en trekbelasting, dat de ronde vorm van de kolom wordt bepaald door de lengte van de kraan en het gewicht dat de kraan moet kunnen tillen, dat de verbinding tussen de armen nodig is omdat de kraan anders in elkaar stort en dat voorts alle technische vereisten gelden (bijvoorbeeld wat betreft de tapse vorm) die ook voor andere kranen gelden).
Met betrekking tot het gebruik van een beweegbaar parallellogram geldt dat het hier naar het oordeel van de rechtbank gaat om een zuiver technisch principe. Dergelijke principes worden niet door het auteursrecht beschermd. Het betoog van Eiser in conventie sub 1 c.s. omtrent de vormgeving van de kraan heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE onvoldoende gemotiveerd bestreden. Dit brengt met zich dat ook omtrent die vormgeving aangenomen moet worden dat deze voornamelijk wordt ingegeven door techniek en functionaliteit. Gelet hierop kan ten aanzien van deze kraan auteursrechtelijke bescherming niet aan de orde zijn.
Een klappende verschansing is - kort gezegd - een luik dat geïncorporeerd is in de reling van een schip. Indien de verschansing omhoog geklapt is, vormt deze één geheel met de reling. Ten behoeve van het laden en lossen van een schip kan het luik naar beneden worden geklapt. Belangrijke elementen van de verschansing zijn de vorm, de dikte en het scharnierdeel.
De verschansing vormt als het ware één geheel met de reling. De vorm van de verschansing wordt derhalve bepaald door de vorm van de reling van het schip.
De dikte van het luik wordt doorgaans bepaald door de dikte van de reling van het schip en door het gewicht dat de verschansing moet kunnen dragen. Bovendien, zo heeft Eiser in conventie sub 1 c.s. onweersproken gesteld, moet ook bij de dikte van de verschansing voldaan worden aan veiligheids- en kwaliteitseisen.
Ten aanzien van het scharnierdeel geldt dat Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft gesteld dat deze en de scharnieren zelf volledig technisch bepaald zijn. Dit heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE op zichzelf niet weersproken.
Uit het voorgaande vloeit voort dat er voor de ontwerper van een klappende verschansing nauwelijks ruimte is om deze naar eigen persoonlijk inzicht te ontwerpen. Voor de vormgeving is de ontwerper in overwegende mate afhankelijk van de vorm van het schip en van technische vereisten (onder meer verband houdende met het gewicht dat het luik moet kunnen dragen) Anders gezegd, van enige ruimte voor een creatieve keuze voor de maker ten aanzien van de vormgeving van de verschansing is nauwelijks sprake. Omdat er zo weinig ruimte is voor het persoonlijk stempel van de maker, kan een dergelijke klappende verschansing niet als auteursrechtelijk beschermd werk worden aangemerkt.
Ten aanzien van het in het geding zijnde waterdichte dekluik stelt Eiser in conventie sub 1 c.s. dat de vorm daarvan reeds vaststond, omdat deze specifiek ontwikkeld is ter vervanging van een bestaand dekluik. Het dekluik heeft Eiser in conventie sub 1 ontworpen aan de hand van een kartonnen mal. Bovendien worden het aantal borgingen, de dikte en de sterkte van het luik bepaald door de eisen uit het Lloyds Register and regulations for the Classification of Special Service Craf, aldus Eiser in conventie sub 1 c.s. Dit heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE niet weersproken, zodat aangenomen moet worden dat de vorm van het dekluik en de door Eiser in conventie sub 1 c.s. genoemde elementen geen auteursrechtelijke bescherming genieten.
Eiser in conventie sub 1 c.s. stelt voorts enkel de technische ontwerpen voor de scharnieren te hebben gemaakt. Het gaat daarbij om scharnieren met een geïntegreerd hydraulisch systeem. Volgens Eiser in conventie sub 1 c.s. is de vormgeving van de scharnieren uitsluitend technisch bepaald.
Ter gelegenheid van de comparitie na antwoord heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE aangevoerd dat de auteursrechtelijke bescherming van dit dekluik voornamelijk gelegen is in de scharnieren. Dat en op welke wijze de desbetreffende scharnieren oorspronkelijk zijn en het persoonlijk stempel van GEDAAGDE IN CONVENTIE dragen, heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE evenwel niet gespecificeerd. Daarom moet het betoog van GEDAAGDE IN CONVENTIE als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet gebleken is dat bij het ontwerpen van het waterdicht dekluik voldoende ruimte voor de ontwerper overblijft om het luik een persoonlijk stempel van de ontwerper te kunnen meegeven. Dit brengt met zich dat het onderhavige waterdichte dekluik niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.
Een overhead davit is een kraan die volledig in het schip wordt opgeborgen, indien de kraan niet wordt gebruikt. Het opbergen van de kraan geschiedt doorgaans in het 'plafond' van het dek van het schip. Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft onweersproken gesteld dat een overhead davit daarom rechthoekig van vorm is en is voorzien van een zogenaamd H-profiel aan de zijkant. In dit profiel kunnen de wielen heen en weer rollen, hetgeen het mogelijk maakt dat de kraan naar buiten geschoven kan worden.
Uit deze omschrijving van een overhead davit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de wijze waarop de kraan vorm wordt gegeven, enerzijds in hoge mate afhankelijk is van de functionaliteit van de kraan (waaronder het kunnen opbergen van de kraan in het plafond van het dek van het schip) en anderzijds van technische vereisten (zoals het gebruik van het H-profiel). GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft onvoldoende aangetoond dat er ondanks voormelde aspecten, voor de ontwerper voldoende ruimte overblijft voor het maken van persoonlijke, creatieve keuzes.
GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft ter gelegenheid van het pleidooi aangevoerd dat zij bij de overhead davit een haar onderneming typerende wielset gebruikt, bestaande uit twee speciale kunststof wielen, een geleiderol, een schijf midden tussen de wielen en een demper. GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft evenwel nagelaten aan te tonen waarom dit - overigens uiterlijk nauwelijks waarneembare - specifieke onderdeel van de overhead davit blijk geeft van het persoonlijk stempel van de maker. Daabij komt dat Eiser in conventie sub 1 c.s. gemotiveerd heeft betwist dat de desbetreffende wielset oorspronkelijk zou zijn. Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft in dit kader aangevoerd dat Van Driel eenzelfde wielset reeds in de jaren tachtig gebruikte. Tegen dit standpunt van Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE zich onvoldoende gemotiveerd verweerd. Nadere bewijslevering op dit onderdeel acht de rechtbank onder deze omstandigheden niet aan de orde.
Bovendien maakt de enkele omstandigheid dat één onderdeel van een kraan mogelijkerwijs ruimte zou bieden voor enige creativiteit bij de ontwerper, nog niet dat daarmee de gehele kraan auteursrechtelijke bescherming zou genieten. Daarom kan van auteursrechtelijke bescherming van overhead davits niet worden uitgegaan.
Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft aangegeven dat een jetski crane van de buitenkant erg lijkt op een overhead davit, met dit verschil dat een jet ski crane bestemd is voor het hijsen van lagere lasten dan een overhead davit. Dit betoog heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE niet althans onvoldoende gemotiveerd bestreden. In verband hiermee gaat de rechtbank er van uit dat een jetski crane qua vormgeving in overwegende mate overeenstemt met de overhead davit. Uit hetgeen hiervoor ten aanzien van de overhead davit werd overwogen, vloeit daardoor voort dat ook omtrent de jetski crane niet kan worden gesproken van een auteursrechtelijk beschermd werk.
Bovendien betoogt GEDAAGDE IN CONVENTIE in haar conclusie na deskundigenbericht zelf dat een uitgewerkt ontwerp voor een jetski crane met enkele kleine wijzigingen geschikt te maken is voor een ander schip. Ook hieruit blijkt niet voldoende ruimte voor het toepassen van creatieve keuzes van de ontwerper. Ten slotte is van belang dat GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft nagelaten te concretiseren waarom de jetski crane, waarvan zij thans de auteursrechtelijke bescherming inroept, een oorspronkelijk karakter zou hebben en haar persoonlijk stempel zou dragen.
GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft tevens de auteursrechtelijke bescherming van de Berekeningen ingeroepen. GEDAAGDE IN CONVENTIE stelt dat de Berekeningen werken van wetenschap zijn, die elk afzonderlijk een eigen en persoonlijk karakter dragen. Eiser in conventie sub 1 c.s. betwist dat de Berekeningen auteursrechtelijk beschermde werken zijn. Onder deze omstandigheden ligt het op de weg van GEDAAGDE IN CONVENTIE om aan te tonen dat en op welke wijze de Berekeningen oorspronkelijk zijn en haar persoonlijk stempel dragen. GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft evenwel nagelaten haar standpunt voldoende te concretiseren; daarom gaat de rechtbank in zoverre aan haar stellingen voorbij. Daarbij komt nog dat GEDAAGDE IN CONVENTIE de Berekeningen niet in het geding heeft gebracht.
Voorts is van belang dat GEDAAGDE IN CONVENTIE bij conclusie van antwoord in conventie/ eis in reconventie heeft gesteld dat de Berekeningen niet méér zijn dan een in een andere taal - te weten een wiskundige - opgestelde weergave van de Ontwerpen. Zoals de rechtbank hiervoor overwoog, genieten de Ontwerpen geen auteursrechtelijke bescherming.
Gelet op de nauwe verbondenheid tussen de Ontwerpen en de Berekeningen, brengt het voorgaande met zich dat ook de Berekeningen dientengevolge auteursrechtelijke bescherming ontberen.
De Ontwerpen en Berekeningen waarvan GEDAAGDE IN CONVENTIE in de onderhavige procedure de auteursrechtelijke bescherming inroept, kunnen niet als auteursrechtelijk beschermde werken worden aangemerkt. In verband hiermee dienen de vorderingen in conventie voor zover deze gestoeld zijn op het auteursrecht te worden afgewezen, behoudens ten aanzien van de proceskostenveroordeling als is vermeld in het dictum van dit vonnis.
De vorderingen in reconventie voor zover deze gestoeld zijn op het auteursrecht dienen te worden afgewezen als is vermeld in dit dictum. Dat de ontwerpen en berekeningen auteursrechtelijke bescherming ontberen, brengt tevens met zich dat de grondslag aan de door GEDAAGDE IN CONVENTIE gelegde beslagen, voor zover deze gebaseerd zijn op inbreuken op de auteursrechten van GEDAAGDE IN CONVENTIE, is komen te vervallen.
GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft voorts gesteld dat Eiser in conventie sub 1 c.s. verwarring sticht bij de afnemers van de (schepen met de) kranen, door kranen te maken die sprekend lijken op die van GEDAAGDE IN CONVENTIE. Dit geldt niet alleen voor de technische aspecten van deze kranen, maar ook voor het uiterlijk ervan. Volgens GEDAAGDE IN CONVENTIE is de handelwijze van Eiser in conventie sub 1 c.s. onrechtmatig. Zo heeft Eiser in conventie sub 1 c.s. bij het ontwerpen van kranen in opdracht van Van Driel, te weten een light mast jib crane en een klapkraan, voor het schip "Deniki" gebruik gemaakt van een voorontwerp van een eerder door GEDAAGDE IN CONVENTIE ontworpen lichtmastkraan. Het voorontwerp van Eiser in conventie sub 1 c.s. is identiek aan het voorontwerp dat GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft gemaakt, met die uitzondering dat GEDAAGDE IN CONVENTIE de kraan aan de buitenkant heeft getekend en Eiser in conventie sub 1 c.s. aan de binnenkant. De lichtmastkraan had ook geheel anders kunnen worden ontworpen zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid daarvan. Een gevolg van het feit dat Eiser in conventie sub 1 c.s. in haar ontwerp het ontwerp van GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft gebruikt, is dat verwarring ontstaat bij werven als Amels. Hetzelfde geldt voor de lichtmastkraan die Eiser in conventie sub 1 c.s. ontwierp voor de Amels 452 tot en met 454 en de Van Lent 795, alles aldus GEDAAGDE IN CONVENTIE. Voorts is volgens GEDAAGDE IN CONVENTIE het voorontwerp van Eiser in conventie sub 1 c.s. voor een klapkraan van de Deniki precies hetzelfde als dat van GEDAAGDE IN CONVENTIE, zij het dat de kraan van Eiser in conventie sub 1 c.s. is gespiegeld ten opzichte van die van GEDAAGDE IN CONVENTIE. Het voorontwerp van Eiser in conventie sub 1 c.s. kan op dezelfde wijze worden vergeleken met een ander voorontwerp van GEDAAGDE IN CONVENTIE, te weten dat voor de Pelorus. Voorts stelt GEDAAGDE IN CONVENTIE dat Eiser in conventie sub 1 c.s. haar ontwerp voor een overhead davit op grote schaal namaakt. Voor de overhead davits voor De Vries 669, De Voogd 792 en de Amels 445 en 446 geldt dat dit uitwerkingen zijn van de voorontwerpen die GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft gemaakt. Gewezen wordt voorts op de overeenkomsten tussen de toepassing door Eiser in conventie sub 1 c.s. en GEDAAGDE IN CONVENTIE van een wielset, die zich in het binnenste van een overhead davit bevindt, op het gebruik van een frame en het gebruik van een enkel hijspunt dan wel meerdere. Ook ten aanzien van het ontwerpen van jet ski cranes volgt Eiser in conventie sub 1 c.s. het GEDAAGDE IN CONVENTIE concept hiervoor. De jibcranes van Eiser in conventie sub 1 c.s. en GEDAAGDE IN CONVENTIE verschillen op een aantal onderdelen wezenlijk van de jibcranes die Van Houten heeft ontworpen. GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft weleens abusievelijk van het keuringsbureau een keuring ontvangen die was bedoeld voor een kraan van Eiser in conventie sub 1 c.s. De kranen van Eiser in conventie sub 1 c.s. zijn volgens GEDAAGDE IN CONVENTIE afgeleid van die van GEDAAGDE IN CONVENTIE, terwijl dat, mede gelet op de ontwerpen van kraanontwerper Van Houten, niet zou hoeven.
Voor zover GEDAAGDE IN CONVENTIE zich in deze beroept op slaafse nabootsing geldt als uitgangspunt dat nabootsing van een product op zichzelf alleen dan ongeoorloofd is indien men, zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product afbreuk te doen, op bepaalde punten even goed een andere weg had kunnen inslaan en men door dit na te laten verwarring sticht. Hierbij dient de overeenstemming van de totaalindruk bij het relevante publiek in aanmerking te worden genomen. Ter beantwoording van de vraag of verwarring wordt gesticht, dient tevens te worden gelet op de aan het "nagebootste" gelijksoortige producten, welke in de handel zijn. Het nagebootste dient onderscheidend vermogen te hebben.
Uit de stellingen van Eiser in conventie sub 1 c.s. blijkt dat volgens Eiser in conventie sub 1 c.s. geen sprake is van slaafse nabootsing.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen zij onder de kop
"Auteursrecht" heeft overwogen ten aanzien van de verschillende ontwerpen waarop GEDAAGDE IN CONVENTIE een inbreuk op het auteursrecht door Eiser in conventie sub 1 c.s. stelt, niet met recht kan worden gesteld dat de hiervoor onder 2.38 vermelde kranen volgens GEDAAGDE IN CONVENTIE door Eiser in conventie sub 1 c.s. zijn nagebootst, onderscheidend vermogen hebben. GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de kranen een eigen karakter hebben, een eigen plaats op de markt innemen en van andere, soortgelijke kranen aanmerkelijk verschillen. Onder die omstandigheden kan van slaafse nabootsing geen sprake zijn.
Voor zover GEDAAGDE IN CONVENTIE zich op het standpunt stelt dat sprake is van bewuste ontlening omdat Eiser in conventie sub 1 c.s. precies dezelfde kranen als GEDAAGDE IN CONVENTIE maakt, leidt dit - afgezien van het antwoord op de vraag in hoeverre sprake is van identieke kranen -, reeds gelet op hetgeen omtrent het onderscheidend vermogen van de kranen is overwogen en hetgeen hierna omtrent onrechtmatige concurrentie wordt overwogen, niet tot het oordeel dat op die grond sprake is van onrechtmatig handelen van Eiser in conventie sub 1 c.s, althans van één of meer van de afzonderlijke eisers in conventie/verweerders in reconventie.
Volgens GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft Eiser in conventie sub 1 in strijd met het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst met GEDAAGDE IN CONVENTIE gehandeld door circa 10.000 bestanden van GEDAAGDE IN CONVENTIE (waaronder tekeningen en berekeningen) te kopiëren en te gebruiken als basis voor zijn onderneming.
Eiser in conventie sub 1 c.s. erkent dat Eiser in conventie sub 1 bestanden van GEDAAGDE IN CONVENTIE op een USB-stick heeft gekopieerd, maar betwist gemotiveerd dat zij deze bestanden ooit heeft gebruikt om technische tekeningen en berekeningen van kranen te maken. Eiser in conventie sub 1 c.s. stelt dat van de 226 bestanden die blijkens het deskundigenbericht zowel op de Logfile als op het Image voorkomen, 107 bestanden betrekking hebben op privé-bestanden van Eiser in conventie sub 1, 53 bestanden afkomstig zijn van Van Driel, 7 bestanden van Amels (via Van Driel) en 59 bestanden niet relevant zijn voor deze procedure zoals tekeningen van koopdelen, oude bestanden van de heer Kapteyn en werftekeningen.
In artikel 13 van de arbeidovereenkomst van Eiser in conventie sub 1 met GEDAAGDE IN CONVENTIE is het geheimhoudingsbeding als volgt geformuleerd:
"De werknemer is tegenover derden verplicht tot strikte geheimhouding van al hetgeen waarvan hij in de uitoefening van zijn werk kennis krijgt, zowel tijdens de duur van de overeenkomst als daarna."
De rechtbank is van oordeel dat dit beding bij letterlijke lezing het recht op vrije arbeidskeuze van de ex-werknemer te veel beperkt. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schending van het geheimhoudingsbeding zal de rechtbank daarom aanhaken bij de bedoeling van een geheimhoudingsbeding, te weten het veilig stellen van bedrijfsgeheimen: gegevens, kennis en informatie waarvan de geheimhouding voor de werkgever van essentieel belang is in het kader van de concurrentiestrijd.
GEDAAGDE IN CONVENTIE kan niet volhouden dat de bij GEDAAGDE IN CONVENTIE vervaardigde tekeningen van ontwerpen bedrijfsgeheim zijn, nu onweersproken is gelaten dat deze tekeningen per email aan de klant werden toegezonden en ter inzage bij de betreffende werf of in het betreffende schip werden gelegd.
Ten aanzien van de vraag of de berekeningen die bij de betrokken ontwerpen hoorden vallen onder het bedrijfsgeheim overweegt de rechtbank als volgt. Waar het het gebruik van berekeningen los van tekeningen met bijbehorende ontwerpen betreft, geldt dat kennis van structuur van berekeningen en de mogelijkheid om - bij wege van voorbeeld - die kennis op te roepen eerdere berekeningen te kunnen gebruiken zozeer in het domein van de functie van technisch tekenaar ligt dat dit niet met beroep op geheimhoudingsbeding kan worden verboden. Verder is in het licht van het gestelde in de overgelegde verklaring van Graham Williams (productie 28 van Eiser in conventie sub 1 c.s.) twijfelachtig in hoeverre er binnen het bedrijf van GEDAAGDE IN CONVENTIE sprake was van berekeningen die als bedrijfsgeheim zijn te betitelen:
"Op 1 dec. 1999 ben ik in dienst getreden bij de firma "Kapteyn en Gedaagde in conventie Maritiem Technisch Bureau" te Enkhuizen (...).Vanaf het begin merkte ik dat zaken werden verricht op wat ik beschouwde als een hobbyachtige manier. Ik vond er geen bedrijfsstandaarden, werksystemen, voorbeeld berekeningen of tekenafspraken. Ik heb uit mijn eigen archief een voorbeeld bouwspecificatie en diverse rekenspreadsheets voor gewichts en sterkteberekeningen toegevoegd. Het was in ieder geval duidelijk dat de kennis binnen het bedrijf berustte bij het personeel in dienst en niet bij het bedrijf zelf."
Voor zover er desondanks wel berekeningen zouden zijn die onder het bedrijfsgeheim van GEDAAGDE IN CONVENTIE vallen, geldt dat het verwijt van schending van het geheimhoudingsbeding in deze procedure niet op zichzelf staat, maar gemaakt wordt in de context van het verwijt dat Eiser in conventie sub 1 c.s. GEDAAGDE IN CONVENTIE onrechtmatig concurrentie aandoen.
Aldus bezien moet over de betekenis van eerstgenoemd verwijt in de context van deze procedure het volgende worden overwogen.
Anders dan geldt voor het bestaan van een concurrentiebeding, brengt opname van een geheimhoudingsbeding in een arbeidsovereenkomst niet mee dat ter beantwoording van de vraag of concurrentie met schending van dat beding ongeoorloofd is, striktere maatstaven moeten worden aangelegd dan wanneer dit beding niet in de overeenkomst zou zijn opgenomen. Een ander oordeel zou tot gevolg hebben dat met opname van een geheimhoudingsbeding in een arbeidsovereenkomst aan de vrijheid van een werknemer om na het einde van de dienstbetrekking op concurrerende wijze werkzaam te zijn beperkingen zouden kunnen worden gesteld zonder dat de in artikel 653 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) opgenomen wettelijke waarborgen gelding hebben.
De enkele vaststelling dat Eiser in conventie sub 1 concurrerende activiteiten heeft ontplooid en daarbij het geheimhoudingsbeding heeft geschonden, is dus niet voldoende om te concluderen tot onrechtmatigheid.
Onrechtmatige concurrentie
Voor zover GEDAAGDE IN CONVENTIE zich op het standpunt stelt dat sprake is van onrechtmatige concurrentie doordat Eiser in conventie sub 1 een strafbaar feit heeft begaan, wijst de rechtbank erop dat onweersproken door Eiser in conventie sub 1 c.s. is gesteld dat de strafrechtelijke zaak die jegens Eiser in conventie sub 1 liep en verband hield met het kopiëren van computergegevens inmiddels is geseponeerd.
Dit standpunt faalt derhalve.
Voorts heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE gesteld dat Eiser in conventie sub 1 c.s. - met schending van meergenoemd geheimhoudingsbeding - het volledige bedrijfsdebiet van GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft gebruikt en als het ware de onderneming van GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft overgenomen. GEDAAGDE IN CONVENTIE wijst hierbij op de belangrijkste klant van GEDAAGDE IN CONVENTIE, te weten Van Driel, op de know how en goodwill van GEDAAGDE IN CONVENTIE en op het onderhanden werk van GEDAAGDE IN CONVENTIE. Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft zich door dit gebruik een concurrentievoorsprong verschaft die andere concurrenten niet hebben. Aldus handelend heeft Eiser in conventie sub 1 Eiser in conventie sub 1 c.s. een kennisvoorsprong verschaft, zodat zij een eiser in conventie sub 2ende start kon maken ten koste van GEDAAGDE IN CONVENTIE.
Eiser in conventie sub 1 c.s. heeft een en ander gemotiveerd betwist.
Bij de beantwoording van de vraag of in het onderhavige geval sprake is van onrechtmatige concurrentie stelt de rechtbank voorop dat een werknemer die niet gebonden is aan een concurrentiebeding na afloop van zijn dienstverband in beginsel de vrijheid heeft zelf een onderneming te beginnen. De rechtbank merkt verder op dat de vraag of de overige eisers in conventie/verweerders in reconventie onrechtmatig handelen jegens GEDAAGDE IN CONVENTIE een vraag van een andere orde is waaraan de rechtbank eerst toekomt indien komt vast te staan dat Eiser in conventie sub 1 onrechtmatig heeft gehandeld jegens GEDAAGDE IN CONVENTIE.
Als uitgangspunt voor de toelaatbaarheid van concurrentie van een ex-werknemer jegens zijn voormalige werkgever gelden de criteria zoals opgenomen in het arrest Boogaard/Vesta (HR 9 december 1955; NJ 1956, 157). Ingevolge de daarin neergelegde leer is - voor werknemers die niet gebonden zijn aan een concurrentiebeding - eerst sprake van onrechtmatige concurrentie als sprake is van bijkomende omstandigheden, te weten indien de ex-werknemer;
(1) het duurzame debiet van de voormalig werkgever, dat de ex-werknemer in het kader van zijn arbeidscontract heeft helpen opbouwen,
(2) stelselmatig en substantieel afbreekt,
(3) met de hulpmiddelen, bestaande in knowhow en goodwill, die hij daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking had gekregen.
Bij de beoordeling of hiervan sprake is, neemt de rechtbank de volgende feiten - die niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist zijn -, als vaststaand aan:
* Van Driel was de belangrijkste klant van GEDAAGDE IN CONVENTIE
* de relatie tussen tussen Gedaagde in conventie en Van Driel was verstoord en Van Driel, althans de heer Hartman, communiceerde louter met GEDAAGDE IN CONVENTIE via Eiser in conventie sub 1
* per 31 januari 2003 heeft Eiser in conventie sub 1 zijn dienstverband bij GEDAAGDE IN CONVENTIE beëindigd
* Van Driel heeft de relatie met GEDAAGDE IN CONVENTIE eind 2003 verbroken
* Van Driel heeft zich nadien laten bedienen door Eiser in conventie sub 1 c.s.
* tekeningen van ontwerpen van GEDAAGDE IN CONVENTIE werden per email aan de klant toegezonden en lagen ter inzage bij de betreffende werf of in het betreffende schip
GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft aangevoerd dat toen 2ME c.s. ontstond (de rechtbank begrijpt: eiser in conventie sub 4) Van Driel gewoon een bestaande klant was die op regelmatige basis werk aanleverde: de kranen van GEDAAGDE IN CONVENTIE waren goed en mooi, en er bestond kennelijk geen acceptabel alternatief. Er waren geen tekenen dat Van Driel op zoek was naar een andere kranenontwerper. Met het starten van de onderneming was Van Driel echter van de ene op de andere dag verdwenen. Dat kon omdat hij bij van Eiser in conventie sub 1 c.s. precies hetzelfde product kreeg als hij van GEDAAGDE IN CONVENTIE gewend was te krijgen, maar kennelijk goedkoper en zonder Gedaagde in conventie. Als Eiser in conventie sub 1 de tekeningen en know-how niet zou hebben meegenomen had Van Driel de overstap nooit zo snel kunnen maken omdat Eiser in conventie sub 1 c.s. dan geheel andere kranen hadden moeten maken dan zij nu is gaan doen, die vanwege de ontwikkelkosten bovendien veel duurder zijn dan die van GEDAAGDE IN CONVENTIE, aldus GEDAAGDE IN CONVENTIE.
De in het arrest Boogaard/Vesta gestelde eis dat er sprake is van het stelselmatig en substantieel afbreken van bedrijfsdebiet veronderstelt actief optreden van de voormalig werknemer. In de onderhavige constellatie zal die activiteit met name gericht moeten zijn geweest op het binnen halen van Van Driel als klant. Het betoog van GEDAAGDE IN CONVENTIE strekt kennelijk ter onderbouwing dat dit het geval is geweest, maar is daartoe niet toereikend. Gesteld noch gebleken is dat Van Driel op initiatief of instigatie van Eiser in conventie sub 1 naar diens onderneming is overgestapt. Uit de overgelegde producties rijst een ander beeld. Zo heeft J.K. Hartman, destijds directeur van Van Driel (productie 6 van Eiser in conventie sub 1 c.s.) omtrent dit aspect verklaard:
"In het verleden werkte Van Driel samen met GEDAAGDE IN CONVENTIE Enkhuizen. Ik had daar het meeste contact met Martin eiser in conventie sub 1 die de technische tekeningen maakte. Met dhr Gedaagde in conventie verliepen de contacten stroef, zodat ik liever niet met hem communiceerde. (...) Aan de samenwerking met GEDAAGDE IN CONVENTIE Enkhuizen is eind 2003 een einde gekomen. Dit is gebeurd omdat dhr. Gedaagde in conventie tegen de gemaakte afspraken in kranen voor Ascon B.V. heeft getekend (concurrent van Van Driel). Hierna heeft Van Driel ervoor gekozen met 2ME in zee te gaan."
Een en ander sluit aan bij de door Eiser in conventie sub 1 in productie 5 van Eiser in conventie sub 1 c.s. uiteengezette achtergrond van het vertrek van Eiser in conventie sub 1, waarin onder meer is opgenomen
"Daarnaast had dhr Gedaagde in conventie, tegen mijn advies in, besloten zonder Van Driel hiervan op de hoogte te stellen zaken te gaan doen met Dhr Ascon Dijkstra (Fa. Ascon BV). Dhr Dijkstra, voormalig verkoper van Van Driel, wilde een eigen fabriek/verkoop afdeling beginnen en daarbij een identiek product als Van Driel leveren, aangevuld met copieën van producten van ondermeer StaalArt (Blokzijl).
Hierdoor werd mijn functioneren binnen GEDAAGDE IN CONVENTIE uitermate ingewikkeld, aan de ene kant moest ik loyaal zijn aan GEDAAGDE IN CONVENTIE, daarnaast wilde de directeur van Van Driel alleen met mij communiceren, vervolgens bestond mijn werk uit het uitwerken van een "Van Driel" kraan voor Fa. Ascon BV, waarvan Van Driel niets mocht weten."
Deze verklaringen zijn niet bestreden voor zover ze ten betoge strekken dat de reden voor het vertrek van Van Driel bij GEDAAGDE IN CONVENTIE is gelegen in ontstemdheid over het feit dat GEDAAGDE IN CONVENTIE met een concurrent van haar zaken deed. GEDAAGDE IN CONVENTIE heeft enkel betwist dat dit de enige reden is, maar de uitwerking van die betwisting is speculatief. In ieder geval kan GEDAAGDE IN CONVENTIE zich er niet op beroepen dat er geen aanwijzingen zijn dat Van Driel bij GEDAAGDE IN CONVENTIE weg wilde, nu de grond voor dat vertrek is gelegen in de door GEDAAGDE IN CONVENTIE heimelijk aan Van Driel aangedane - maar door deze kennelijk ontdekte - concurrentie, in een situatie waarin de verhoudingen toch al slecht waren en de factor die Van Driel aan GEDAAGDE IN CONVENTIE bond, Eiser in conventie sub 1, het bedrijf een klein jaar daarvoor had verlaten. Niet van belang is in dit verband of het GEDAAGDE IN CONVENTIE juridisch gezien vrij stond om derden te beleveren, nu dat onverlet laat dat zij daarmee een klantrelatie op het spel zette.
Bij deze stand van zaken had van GEDAAGDE IN CONVENTIE mogen worden verlangd dat deze concrete feiten had gesteld waaruit aanwijzingen zijn te putten dat de gestelde omstandigheid dat
Eiser in conventie sub 1 zich in het bezit heeft gesteld van vertrouwelijke gegevens er toe heeft bijgedragen dat zij Van Driel als klant heeft verloren.
De stelling van GEDAAGDE IN CONVENTIE dat Eiser in conventie sub 1 c.s. - doordat zij over vertrouwelijke gegevens beschikte - haar diensten goedkoper aan Van Driel kon aanbieden dan anders het geval zou zijn geweest, is eveneens onvoldoende geadstrueerd. Het zal stellig zo zijn geweest dat het bij beschikbaarheid van de door Eiser in conventie sub 1 opgezette eigen onderneming, voor Van Driel makkelijker was bij GEDAAGDE IN CONVENTIE weg te gaan dan wanneer het bedrijf van Eiser in conventie sub 1 niet als alternatief beschikbaar was, maar gegeven de inhoud van de sub 2.47 aangehaalde verklaring is onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de aanwezigheid van de door
Eiser in conventie sub 1 op de USB-stick meegenomen gegevens in die context een factor van betekenis was. Daarvoor is mede redengevend dat Van Driel zelf over de tekeningen van de door GEDAAGDE IN CONVENTIE voor haar vervaardigde ontwerpen beschikte en die bij het verlenen van vervolgopdrachten aan een concurrent van GEDAAGDE IN CONVENTIE ter beschikking kon stellen.
Waar het gaat om de betamelijkheid van het gebruik van die tekeningen verdient opmerking dat een producent die op bestelling van een opdrachtgever, zoals in dit geval GEDAAGDE IN CONVENTIE voor Van Driel, tekeningen en berekeningen vervaardigt, daaraan niet het recht ontleent ook volgende exemplaren te mogen maken, behoudens bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld een overeenkomst daartoe met die opdrachtgever. Dat sprake is van een dergelijke overeenkomst is in het onderhavige geval gesteld noch gebleken. Het staat een ander, zoals in dit geval Eiser in conventie sub 1 ten opzichte van Van Driel, onder die omstandigheden in beginsel dan ook vrij om een opdracht aan te nemen om tekeningen en berekeningen uit te voeren die voortborduren op eerder door GEDAAGDE IN CONVENTIE in opdracht van Van Driel uitgevoerde opdrachten.
Op grond van het voorgaande kan zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - niet worden volgehouden dat in het onderhavige geval wordt voldaan aan de criteria die hiervoor onder (1) en (2) zijn vermeld. Bij die stand van zaken is niet goed voorstelbaar dat andere bijkomende omstandigheden nog kunnen maken dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. Verder onderzoek naar de vraag in hoeverre er sprake is geweest van gebruik van tekeningen en berekeningen van GEDAAGDE IN CONVENTIE kan dan ook achterwege blijven.
Consequenties van het voorgaande voor de vorderingen.
De vordering sub I is niet toewijsbaar op grond van hetgeen hiervoor is overwogen. Voor de vordering sub II is buiten de context van de grondslag onrechtmatige concurrentie onvoldoende grondslag gesteld, zodat deze evenmin toewijsbaar is.
De vorderingen sub III, IV en V zijn niet voor toewijzing vatbaar nu uit het voorgaande volgt dat voor de veronderstelde schending van een intellectueel eigendomsrecht geen grond bestaat. De vorderingen VI, VII en VIII zijn nevenvorderingen die het lot van de hoofdvordering moeten delen.
Ingevolge de afspraken die tijdens het kort geding tussen partijen op 19 maart 2007 zijn gemaakt (productie 17 van GEDAAGDE IN CONVENTIE) rust het beslag nog slechts op een kopie van de inhoud van de inbeslaggenomen werkstations en servers ("het image"). Niettegenstaande de beslissing omtrent de hoofdvorderingen heeft GEDAAGDE IN CONVENTIE belang om haar bewijsmogelijkheden in een eventueel hoger beroep niet teloor te zien gaan. Gelet op dat belang is het redelijk om het beslag op het image te laten voortbestaan totdat duidelijk is dat GEDAAGDE IN CONVENTIE afziet van hoger beroep. Dat schaadt Eiser in conventie sub 1 c.s. ook niet. Aldus zal worden beslist.
Gelet op die beslissing heeft Eiser in conventie sub 1 c.s. geen belang bij toewijzing van het verbod sub AII. Het is immers niet denkbaar dat GEDAAGDE IN CONVENTIE opnieuw beslag zal willen leggen terwijl zij afziet van appel en evenmin dat zij opnieuw beslag zal willen leggen in een situatie waarin het beslag op het image doorloopt.
De vordering sub AIII zal geclausuleerd worden toegewezen en wel aldus dat zal worden zekergesteld dat GEDAAGDE IN CONVENTIE, indien zij afziet van hoger beroep, bij ommekomst van de appeltermijn er voor zal zorgen dat het image door de deurwaarder wordt afgegeven.
De verklaringen voor recht als weergegeven sub C, D en E zullen niet worden toegewezen. Niet is immers in te zien welk zelfstandig belang de daarin genoemde eisers hebben om naast de vaststelling in dit vonnis dat de gestelde schending van auteursrecht (ander) onrechtmatig handelen en handelen in strijd met het geheimhoudingsbeding niet is komen vast te staan, in rechte vastgesteld te krijgen dat daarvan geen sprake is geweest.
De verklaring voor recht als weergegeven sub F zal eveneens worden geweigerd. Voor de daardoor geopende mogelijkheid tot verwijzing naar de schadestaatprocedure is immers geen grond, aangezien in het licht van de in kort geding gemaakte afspraken onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat Eiser in conventie sub 1 c.s. door de beslaglegging schade heeft geleden die, mede gelet op het bepaalde in artikel 101 van Boek van het BW in verband met de aanleiding voor de beslaglegging, ten laste van GEDAAGDE IN CONVENTIE is te brengen. Een belang bij deze verklaring los van die verwijzing is gesteld noch gebleken.
GEDAAGDE IN CONVENTIE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten in conventie en reconventie worden veroordeeld. Het komt redelijk voor om de zaak voor 2/3 als een intellectuele eigendomszaak en voor 1/3 als een andersoortige zaak te beschouwen.
De zaak is complex in termen van het toepasselijke forfaitaire tarief. Dat betekent dat GEDAAGDE IN CONVENTIE zal worden veroordeeld tot 2/3 van euro 25.000,-- (euro 16.666,67) en 1/3 van een bedrag van
euro 2.712,= (conform het toepasselijke liquidatietarief en inclusief de kosten van het incident), te weten een bedrag van euro 904,=, in totaal derhalve een bedrag van euro 17.570,67.
De reconventie moet geacht worden geen zelfstandige betekenis te hebben, zodat alleen in conventie zal worden geliquideerd en in reconventie de kosten op nihil zullen worden gesteld. De door de rechtbank begrote kosten van de deskundige ten bedrage van
euro 5.134,85 blijven voor rekening van GEDAAGDE IN CONVENTIE. Nu GEDAAGDE IN CONVENTIE reeds een toereikend voorschot heeft betaald, zal een kostenveroordeling dienaangaande niet in het dictum worden opgenomen.
Heft op de bij proces-verbaal van deurwaarder Johannes Henricus Kerckhoffs, kantoorhoudende te Hoorn, d.d. 27 februari 2007 ten laste van Eiser in conventie sub 1 c.s. liggende beslag op het image, met dien verstande dat deze opheffing ingaat op (18 september 2009) en alleen indien op dat moment geen hoger beroep van dit vonnis is ingesteld
Gebiedt GEDAAGDE IN CONVENTIE het image uiterlijk drie dagen nadat dit beslag ingevolge de sub 3.1 gegeven beslissing is opgeheven aan Eiser in conventie sub 1 c.s. af te geven,
Bepaalt dat GEDAAGDE IN CONVENTIE een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van euro 2.000,= per dag voor iedere dag dat GEDAAGDE IN CONVENTIE in gebreke blijft met voldoening aan het sub 3.2 geformuleerde gebod, tot een maximum van euro 30.000,=.
Veroordeelt GEDAAGDE IN CONVENTIE in de kosten van deze procedure, die van het incident daaronder begrepen, tot op heden aan de zijde van Eiser in conventie sub 1 c.s. begroot op euro 321,85 aan verschotten, en op euro 17.570,67 aan salaris advocaat;
Verklaart dit vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde;
Stelt de kosten van deze procedure op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de rechters mr. H. Warnink, mr. A.H. Schotman en
mr. D.D.M. Hazeu en door mr. A.H. Schotman uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 juni 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.