ECLI:NL:RBALK:2009:BI8571

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
15 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/980
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijk verplichte ambtshalve herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid voor personen geboren tussen 1 juli 1954 en 2 juli 1959

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 15 mei 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontving op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz), en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die geboren is tussen 1 juli 1954 en 2 juli 1959, en de verplichting van verweerder om deze herbeoordeling ambtshalve uit te voeren per 22 februari 2007. Eiseres was op dat moment niet ingedeeld in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse, wat verweerder de bevoegdheid gaf om een herbeoordeling te starten. De rechtbank oordeelde dat de herbeoordeling terecht was gestart, maar dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet voldoende was gemotiveerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder een nieuw besluit moest nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres.

De rechtbank concludeerde dat de FML (Functionele mogelijkhedenlijst) van 20 november 2007 niet correct was ingevuld, wat leidde tot de conclusie dat de geselecteerde functies voor eiseres niet voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank benadrukte dat de herziening van de uitkering moet plaatsvinden conform de geldende wet- en regelgeving en jurisprudentie, met inachtneming van een uitlooptermijn. Dit alles maakt duidelijk dat de rechtbank de belangen van eiseres heeft gewogen tegen de verplichtingen van verweerder, en dat de uitspraak een belangrijke stap is in de rechtsbescherming van personen die onder de Waz vallen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 08/980 WAZ
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. J.P.J. van de Griend,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (districtskantoor Alkmaar),
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Eiseres ontvangt een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz).
Bij besluit van 25 september 2007 heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres met ingang van 22 februari 2007 vastgesteld op 25 tot 35%. Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 27 februari 2008 gegrond verklaard in die zin dat eiseres per 22 februari 2007 is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%. Eiseres heeft bij fax van 27 maart 2008 beroep tegen dit besluit (het bestreden besluit) ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 27 maart 2009. Eiseres is – met afbericht – niet verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. C. Roele.
Motivering
1. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of verweerder terecht en op goede gronden de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres met ingang van 22 februari 2007 heeft vastgesteld op 55 tot 65%
2. Verweerder gaat er volgens het bestreden besluit van uit dat eiseres ondanks haar medische beperkingen gedurende 40 uur per week nog bepaalde arbeid kan verrichten. De medische beperkingen van eiseres zijn vastgesteld door de bezwaarverzekeringsarts en weergegeven in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arbeid die eiseres naar de mening van verweerder nog kan verrichten bestaat uit de door de bezwaararbeidsdeskundige geselecteerde functies. Vergelijking van het loon in die functies met het inkomen dat eiseres voorheen met haar werk verdiende – het maatmaninkomen – leidt er volgens verweerder toe dat eiseres met ingang van 22 februari 2007 voor 55 tot 65% arbeidsongeschikt is. Verweerder is van mening dat eiseres per 22 februari 2007 herbeoordeeld mocht worden. De beoordeling op basis van het aangepaste Schattingsbesluit is namelijk herroepen op formele gronden.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder als beleid hanteert dat voor degenen die binnen de groep van personen geboren na 1 juli 1954 en voor 2 juli 1959 al een herbeoordeling hebben gehad, geldt dat die beslissing tot 22 februari 2007 van kracht blijft en dat per 22 februari 2007 de uitkeringsaanspraak opnieuw wordt beoordeeld op basis van het oude Schattingsbesluit. De uitkering wordt dan zonodig heropend of herzien per 22 februari 2007. Daarbij geldt volgens eiseres dat de beoordeling op basis van het oude Schattingsbesluit niet plaats vindt voor degenen die na de herbeoordeling op basis van het aangepaste Schattingsbesluit een uitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100% ontvangen. Eiseres is van mening dat zij tot deze laatste categorie behoort, nu haar bij besluit van 27 november 2007 alsnog per 31 oktober 2006 een Waz-uitkering is toegekend gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Om deze reden dient er volgens eiseres op basis van het beleid van verweerder niet opnieuw een herbeoordeling plaats te vinden per 22 februari 2007. Eiseres is van mening dat zij na 22 februari 2007 ook een uitkering dient te ontvangen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en dat verweerder ten onrechte een onderscheid maakt tussen een schatting op formele gronden en een schatting niet op formele gronden. Een dergelijk onderscheid is volgens eiseres in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Bovendien strookt dit niet met hetgeen verweerder hier zelf over meldt in zijn correspondentie. Tot slot is eiseres van mening dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten.
4. Voor onderhavige beoordeling zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Eiseres, geboren [geboortedatum], was laatstelijk werkzaam als meewerkend echtgenote zelfstandig melkveehouder/akkerbouwer/beheerder minicamping en is op 1 juni 1996 voor deze werkzaamheden uitgevallen. Met ingang van 2 juni 1997 is aan eiseres een Waz uitkering toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
In 2006 heeft bij eiseres in het kader van het per 1 oktober 2004 geldende arbeidsongeschiktheidscriterium een herbeoordeling plaatsgevonden op grond van het aangepaste Schattingsbesluit (aSB). Bij besluit van 4 september 2006 is de Waz-uitkering van eiseres per 31 oktober 2006 ingetrokken, omdat eiseres minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. Bij brief van 13 oktober 2006 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij brief van 18 juni 2007 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de afhandeling van het bezwaarschrift van eiseres wordt aangehouden in verband met het regeringsvoornemen de herbeoordelingsregels per 22 februari 2007 voor personen geboren na 1 juli 1954 en voor 2 juli 1959 aan te passen. Aangegeven is dat de bezwaarzaak wordt afgehandeld op basis van de regels die tot 22 februari 2007 voor eiseres golden en dat daarnaast een nieuwe beoordeling wordt gedaan naar de regels die vanaf 22 februari 2007 voor eiseres gelden. Als bijlage bij deze brief is een antwoordformulier gevoegd waarop kan worden aangeven of eiseres per 22 februari 2007 een herbeoordeling wil. Voorts is een bijlage ‘Wat verandert er in de WIA-, WAO-, WAZ- en Wajong-uitkering?’ bijgevoegd. In deze bijlage is vermeld dat de berekening niet altijd tot een hogere uitkering zal leiden. In het geval gekozen is voor een nieuwe medische beoordeling en daaruit blijkt dat degene volgens de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige meer kan werken, dan kan de uitkering omlaag gaan. Als er niets is veranderd, dan blijft de uitkering mogelijk gelijk. Bij brief van 21 juni 2007 heeft eiseres verzocht een nieuwe (volledige) heroverweging te doen op basis van de regels van het oude Schattingsbesluit (oSB).
Op 22 augustus 2007 heeft de bezwaarverzekeringsarts een rapportage in het kader van de bezwaarprocedure tegen het besluit van 4 september 2006 en een rapportage in het kader van de medische beoordeling per 22 februari 2007 opgesteld. Op 31 augustus 2007 heeft de bezwaararbeidsdeskundige een rapportage in het kader van de bezwaarprocedure en een rapportage in het kader van de arbeidsdeskundige beoordeling per 22 februari 2007 opgesteld.
Op 25 september 2007 heeft verweerder een besluit genomen op het bezwaarschrift van eiseres van 13 oktober 2006 én heeft verweerder het onderhavige primaire besluit van 25 september 2007 genomen. De mate van arbeidsongeschiktheid is in beide besluiten vastgesteld op 25 tot 35%.
Tijdens de beroepsprocedure tegen de beslissing op het bezwaar van 25 september 2007 heeft de bezwaarverzekeringsarts een rapportage van 20 november 2007 opgesteld en geconcludeerd dat in verband met medicatiegebruik de FML moet worden aangepast. De bezwaararbeidsdeskundige heeft vervolgens in zijn rapportage van 21 november 2007 geconcludeerd dat één van de geduide functies niet kan worden gehandhaafd en in het verlengde van de geduide functies geen andere geschikte functies kunnen worden bijgeduid, zodat er onvoldoende functies resteren om aan de schatting per 31 oktober 2006 ten grondslag te leggen. Verweerder heeft op 27 november 2007 een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres van 13 oktober 2006 genomen in die zin dat eiseres per 31 oktober 2006 onveranderd wordt ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80-100%.
In het kader van de bezwaarprocedure tegen onderhavig primair besluit van 25 september 2007 heeft de bezwaararbeidsdeskundige onderzoek gedaan. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapportage van 21 februari 2008 geconcludeerd dat in verband met de gewijzigde FML één van de geduide functies niet kan worden gehandhaafd. Gelet op het mediane loon van de drie resterende functies dient eiseres in het kader van de Waz per 22 februari 2007 voor 55 tot 65% arbeidsongeschikt te worden beschouwd.
5. Ingevolge artikel 35, vijfde lid, van de Waz wordt onverminderd hetgeen in deze wet terzake van herziening of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering is bepaald ten aanzien van personen die na 1 juli 1954 zijn geboren, op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald tijdstip door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bezien of er in verband met wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid gronden zijn voor herziening of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het tijdstip kan voor verschillende groepen van personen verschillend worden vastgesteld. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de eerste zin niet van toepassing is op bepaalde groepen van personen.
Ingevolge artikel 35, zesde lid, van de Waz wordt ten aanzien van personen die na 1 juli 1954 maar voor 2 juli 1959 zijn geboren en die voor 22 februari 2007 op grond van het vijfde lid zijn herbeoordeeld, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bezien of er per 22 februari 2007 in verband met een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid gronden zijn voor herziening, heropening of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. De eerste zin is niet van toepassing op personen die op 22 februari 2007 reeds in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse zijn ingedeeld.
Ingevolge artikel 35, zevende lid, van de Waz wordt op grond van de beoordeling, bedoeld in het zesde lid, de mate van arbeidsongeschiktheid van de persoon, bedoeld in het zesde lid, die niet heeft verzocht om een nieuwe medische beoordeling, niet lager vastgesteld dan de mate van arbeidsongeschiktheid die voor die persoon gold op 21 februari 2007.
6. De rechtbank stelt vast dat de uitkomst van de in geding zijnde besluitvorming voortvloeit uit de toepassing van artikel 35, zesde lid, van de Waz (het oSB-heronderzoek). Het gaat derhalve om een wettelijk verplichte ambtshalve herbeoordeling door het UWV. Dat eiseres om een nieuw medisch onderzoek heeft gevraagd, maakt dat niet anders.
7. Verweerder was ten tijde van de start van het oSB heronderzoek en het nemen van het primaire besluit van 25 september 2007 op grond van artikel 35, zesde lid, van de Waz verplicht een ambtshalve beoordeling te doen. Eiseres was op 22 februari 2007 feitelijk niet ingedeeld in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse. Verweerder is aldus terecht een herbeoordeling gestart.
Ook al is eiseres achteraf bezien bij besluit van 27 november 2007 per 22 februari 2007 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt beschouwd en was zij daarmee uitgezonderd geweest van de herbeoordelingsoperatie, dan neemt dit niet weg dat ook dan, indien daarvoor aanleiding is, een herbeoordeling plaats kon vinden op basis van de voor haar geldende criteria. De rechtbank ziet geen redenen waarom verweerder daartoe niet bevoegd zou zijn. In – het ook per 22 februari 2007 nog onverkort van toepassing zijnde – artikel 41 van de Waz is immers de bevoegdheid van verweerder neergelegd om – kort gezegd – zo vaak hij dat nodig oordeelt degene die in het genot is van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op te roepen in verband met de aanspraak of het genot van die uitkering.
Nu niet gesteld of gebleken is dat verweerder zijn bevoegdheid om eiseres op te roepen heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, namelijk voor het beoordelen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering en het nemen van een besluit ter zake dat recht, ziet de rechtbank niet in dat het aan verweerder niet vrij stond de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 22 februari 2007 te beoordelen, althans de reeds gestarte beoordeling af te ronden. De rechtbank heeft voor deze conclusie aanknopingspunten gevonden in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 februari 2009 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer BH2445).
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank houdt de medische grondslag voor juist. Dit neemt echter niet weg dat de FML van 20 november 2007 naar het oordeel van de rechtbank verkeerd is ingevuld. Uit deze FML komt naar voren dat de (bezwaar)verzekeringsarts bij het belastbaarheidsaspect ‘omgaan met conflicten’ (item 2.8.0) heeft aangegeven dat eiseres normaal belastbaar is, terwijl uit de bij dit aspect gegeven toelichting (“NIET ALS HOOFDTAAK”) naar voren komt dat er toch een zekere beperking van toepassing is. De CRvB heeft geoordeeld dat deze manier van invullen van de FML met zich kan brengen dat niet controleerbaar is of sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van de verzekerde op het betreffende onderdeel (zie de uitspraak van de CRvB van 23 februari 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ Nummer AZ9148). Volgens deze uitspraak is daarom onder omstandigheden een aanvullende motivering nodig, in de vorm van een afzonderlijk overzicht van alle zich voordoende in toelichtingen opgenomen beperkingen, voorzien van een toereikende toelichting per belastingonderdeel waarom de betreffende functies toch als geschikt kunnen worden aangemerkt.
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard van de verborgen beperking, een aanvullende motivering nodig was als hiervoor weergegeven. De rechtbank stelt vast dat die motivering hier ontbreekt. Het bestreden besluit komt op dit punt voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met het motiveringsbeginsel.
9. Wat betreft de vraag of de geselecteerde functies terecht geschikt zijn geacht voor eiseres, overweegt de rechtbank het volgende.
10. De CRvB heeft in een uitspraak van 12 oktober 2006 over het aangepaste Claimbeoordelings- en Borgingssysteem geoordeeld dat alle op het formulier Resultaat Functiebeoordeling vermelde signaleringen – mogelijke overschrijding¬en in de geselecteerde functies van de belastbaarheid van een verzekerde, aangeduid door een “*”, “M” en “G” – van een afzonderlijke motivering moeten worden voorzien (zie de uitspraak van de CRvB van 12 oktober 2006, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer AY9974). Daarbij geldt ook dat in voorkomende gevallen voorafgaand overleg met de verzekeringsarts noodzakelijk zal zijn.
11. De vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid berust op de functies telefonist (sbc-code 315120), assistent consultatiebureau (sbc-code 372091) en productiemedewerker industrie (sbc-code 111180). De rechtbank stelt vast dat in al deze functies signaleringen voorkomen die zijn voorzien van een “*” of “M”, maar dat door verweerder geen toelichting is gegeven bij de signaleringen bij punt 4.1.1 (dominantie). De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor eiseres. Dit betekent dat het bestreden besluit ook op dit punt wegens strijd met het motiveringsbeginsel zal worden vernietigd.
12. In het licht van het vorenstaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin het motiveringsbeginsel is neergelegd. Verweerder dient opnieuw op het bezwaarschrift van eiseres te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij merkt de rechtbank op dat, voor zover verweerder in de nieuw te nemen beslissing op bezwaar zijn standpunt handhaaft dat de uitkering van eiseres moet worden herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid, wel conform de ter zake geldende wet- en regelgeving en jurisprudentie de herziening moet plaatsvinden per toekomstige datum na aanzegging van de geduide functies en met inachtneming van een uitlooptermijn.
14. Bij deze beslissing is er aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres voor de behandeling van haar beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft de rechtbank de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322,00. Hierbij heeft de rechtbank voor het opstellen van het beroepschrift één punt toegekend en het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres neemt;
- bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen aan eiseres het griffierecht ten bedrage van € 39,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiseres redelijkerwijs gemaakte proceskosten ten bedrage van € 322,00;
- wijst het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden;
- bepaalt dat de betaling van € 322,00 dient te worden gedaan aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2009 door mr. L. Boonstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Bankert, griffier.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.