RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/810049-09 (P)
Datum uitspraak : 26 mei 2009
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Noord-Holland Noord, Huis van Bewaring Zuyder Bos te Heerhugowaard
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten, dan wel andere kennelijke misslagen voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2008 in de gemeente Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet een vuurwapen heeft gepakt en/of (daarna) heeft hij, verdachte, dat vuurwapen gericht en/of gericht gehouden op die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, een of meerma(a)l(en) gericht geschoten op de/het licha(a)m(en) van die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] in het lichaam geraakt en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd;"Ik schiet je dood", althans woorden van dergelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2008 in de gemeente Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een vuurwapen heeft gepakt en/of (daarna) heeft hij, verdachte, dat vuurwapen gericht en/of gericht gehouden op die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, een of meerma(a)l(en) gericht geschoten op de/het licha(a)m(en) van die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] in het lichaam geraakt en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd;"Ik schiet je dood", althans woorden van dergelijke aard of
strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 22 januari 2008 in de gemeente Hoorn [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen gepakt en/of (daarna) heeft hij, verdachte, dat vuurwapen gericht en/of gericht gehouden op die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, deze/die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
B.
hij op of omstreeks 22 januari 2008 in de gemeente Hoorn opzettelijk [slachtoffer 2] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 2] een of meer kogel(s) in/op/tegen het lichaam te
schieten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 22 januari 2008 in de gemeente Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een vuurwapen heeft gepakt en/of (daarna) heeft hij, verdachte, dat vuurwapen gericht en/of gericht gehouden op die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, een of meerma(a)l(en) gericht geschoten op de/het licha(a)m(en) van die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] in het lichaam geraakt en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd;"Ik schiet je dood", althans woorden van dergelijke aard of
strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 06 februari 2009 in de gemeente Hoorn een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Zastava, model 70, kalibier 7.65 millimeter), en/of munitie van categorie III, te weten 8 (scherpe) patronen (7.65 millimeter), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Met betrekking tot feit 1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde. In de visie van de officier van justitie was het opzet van verdachte gericht op het doden van [slachtoffer 1]. Door van korte afstand te schieten op [slachtoffer 1], terwijl deze in een worsteling met [slachtoffer 2] verwikkeld was en dus niet stil stond, heeft verdachte bovendien bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij ook [slachtoffer 2] dodelijk zou treffen. Ten aanzien van [slachtoffer 2] is derhalve sprake van voorwaardelijk opzet.
Het standpunt van de verdachte, c.q. de verdediging
Verdachte heeft steeds ontkend geschoten te hebben.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair onder A en B is ten laste gelegd, aangezien naar zijn mening gerede twijfel bestaat ten aanzien van het waarheidsgehalte van de verklaringen van de aangevers en de getuigen. Volgens de raadsman kan niet worden uitgesloten dat per ongeluk een vuurwapen in de (broek-)zak van [slachtoffer 1] is afgegaan, dan wel dat verdachte slechts een waarschuwingsschot heeft willen lossen. Indien het opzet zou zijn gericht overeenkomstig de tenlastelegging zou verdachte nogmaals hebben geschoten.
Subsidiair dient verdachte naar de mening van de raadsman te worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, aangezien geen sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer, c.q. op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hooguit is de onder 1 meer subsidiair alternatief/cumulatief ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 1] en mishandeling van [slachtoffer 2] te bewijzen, aldus de raadsman.
Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank stelt voorop, dat de officier ter terechtzitting heeft aangegeven dat de passage onderaan blad 2 van de dagvaarding, afgedrukt tussen de aanduidingen “artikel 300 Wetboek van Strafrecht” en “artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht”, per abuis in de tenlastelegging is herhaald en dat dit als een kennelijke verschrijving moet worden aangemerkt.
De rechtbank volgt de officier van justitie in dit standpunt en zal derhalve de bedoelde passage als niet geschreven beschouwen.
Ten aanzien van de tenlastelegging overweegt de rechtbank voorts als volgt.
Op 22 januari 2008 rond 20.43 uur krijgt verbalisant [naam] de melding dat op een parkeerterrein van [straatnaam] te Hoorn een schietpartij heeft plaatsgevonden. Verbalisant gaat ter plaatse en spreekt daar met een man, die is gekleed in het uniform van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van Justitie en die gewond is aan zijn pols. De man geeft op te zijn [slachtoffer 2] en legt tegenover de verbalisant een korte verklaring af. Verbalisant ziet op de pols van [slachtoffer 2] een wondje en een rode zwelling. Door eveneens ter plaatse gekomen ambulancepersoneel wordt geconstateerd dat dit een schampschot betreft. Uit de in het dossier aanwezige medische verklaring blijkt dat huisarts [naam] op 28 januari 2008 bij [slachtoffer 2] het volgende letsel heeft waargenomen: rechter pols: wond nog niet dicht; was fors gezwollen; laatste dag verminderd.
Later die avond is van [slachtoffer 2] op het politiebureau een uitgebreide aangifte opgenomen. Hierin heeft hij onder meer verklaard dat hij op 22 januari 2008 ’s avonds op bezoek was bij zijn schoonouders die wonen op de [adres] te Hoorn en dat hij, op het moment dat hij naar de schuur liep om drinken te halen, getuige was van een ruzie op het parkeerterrein achter het huis van zijn schoonouders. Hij zag op dat parkeerterrein bij een rode Ford Escort twee mannen, die ruzie hadden. Terwijl hij naar de mannen toeliep, zag hij dat één van de mannen met zijn vuist uithaalde en de andere man (die [slachtoffer 2] later heeft herkend als [bijnaam slachtoffer 1], de buurman van zijn schoonouders, oftewel: [slachtoffer 1]) vol in het gezicht trof. De twee mannen zijn daarop met elkaar in gevecht geraakt. [slachtoffer 2] heeft [slachtoffer 1] bij zijn middel gepakt en half opgetild en weggedraaid. Daarbij heeft hij de andere man horen roepen: “Ik schiet je dood.” Toen [slachtoffer 2] over zijn rechter schouder keek, zag hij een vuurwapen op hem en [slachtoffer 1] gericht en een seconde later werd er door de verdachte gericht één keer geschoten, van twee of drie meter afstand, waarbij [slachtoffer 2] vuur uit de loop zag komen. [slachtoffer 2] verklaart dat hij zijn rechter arm door het schot helemaal naar achter werd geslagen. De schutter is daarna in zijn auto gestapt en weggereden.
Op 11 mei 2009 heeft [slachtoffer 2] een nadere verklaring afgelegd, met name over de vraag hoe hij en [slachtoffer 1] ten opzichte van elkaar stonden op het moment dat er geschoten werd. Hieruit komt naar voren dat [slachtoffer 2], op het moment dat zijn pols geraakt werd, zijn rechterarm schuin over de romp en schouder van [slachtoffer 1] had en dat zijn rechterhand zich op de linkerschouder van [slachtoffer 1] bevond.
Aangever [slachtoffer 1] is ook gehoord. Hij heeft verklaard hoe hij op het parkeerterrein van een supermarkt ruzie kreeg met de bestuurder van een rode Ford Escort, een Antilliaanse man. Deze man is de auto, waarin [slachtoffer 1] en zijn twee zusters zaten, gevolgd naar het parkeerterrein bij zijn, [slachtoffer 1], huis aan [straatnaam] te Hoorn. Nadat [slachtoffer 1] en de bestuurder van de Ford Escort waren uitgestapt, hoorde hij, [slachtoffer 1], de andere man zeggen: “Ik vermoord je.” Vervolgens heeft de Antilliaanse man [slachtoffer 1] met kracht met de vuist in het gezicht geslagen, waarop de twee in gevecht raakten en op de grond terecht kwamen. Op een gegeven moment werd [slachtoffer 1] van achteren vastgepakt door de hem bekende [slachtoffer 2]. Op dat moment hoorde hij de Antilliaan weer roepen: “Ik vermoord je, ik vermoord je.” De man deed het portier van zijn auto open, ging met zijn bovenlichaam naar binnen en had direct hierop een vuurwapen in zijn hand, dat hij op hem, [slachtoffer 1], richtte ter hoogte van zijn hoofd/bovenlichaam, terwijl [slachtoffer 2] tussen [slachtoffer 1] en de Antilliaan in stond. [slachtoffer 1] stond op ongeveer vier meter afstand van de Antilliaan. Direct hierop hoorde [slachtoffer 1] een knal en zag hij vuur bij het wapen.
[getuige 1] is de zus van aangever [slachtoffer 1] en zat bij hem in de auto. Zij heeft verklaard dat haar broer op de parkeerplaats van [straatnaam] in gevecht is geraakt met een negroïde man, dat de buurjongen [slachtoffer 2] tussenbeide kwam, waarop de negroïde man riep “Ik maak je dood” en een pistool richtte op haar broer. Vervolgens hoorde zij een knal en zag zij een soort flits uit het wapen. [slachtoffer 2] greep direct hierop naar zijn rechterpols.
Op 23 januari 2008 heeft de politie naar aanleiding van het schietincident op [straatnaam] te Hoorn een buurtonderzoek gedaan. Hierbij is onder meer het adres [adres] bezocht. De bewoner, de heer [getuige 2], vertelde alles gezien en gehoord te hebben. Deze getuige is twee dagen later op het politiebureau gehoord. Uit zijn verklaring komt naar voren dat hij op 22 januari 2008 hoorde dat er ruzie was op de parkeerplaats achter zijn huis. Toen hij ging kijken, zag hij een rode personenauto, met daarnaast een man met een capuchon op en een persoon van wie hij niet kon zien of het een man of vrouw was. Daartegenover stond een kale man, geflankeerd door twee vrouwen. De getuige [getuige 2] verklaart hierover voorts:
Ik zag op een gegeven moment dat de kale man naar de 2 eerder genoemde personen liep. Ik zag dat de kale man tegenover de man met de capuchon stond. Ik zag dat de kale man zijn armen omwijd had gedaan en ik hoorde deze mannen weer schreeuwen Fuck You tegen elkaar. Ik zag dat deze mannen gelijk begonnen te vechten. Vervolgens zag ik een man die eruit zag als een soort bewaker en naar de vechtende mannen toeliep. Ik zag dat deze man de vechtende mannen uit elkaar probeerde te halen. Ik zag dat de man met de capuchon opeens een klein pistool in zijn hand had. Ik zag en hoorde dat de man met capuchon het pistool richting de man met kale kop en de man die eruit zag als bewaker richtte. Ik hoorde een schot en zag een soort vuur uit het pistool komen. Op het moment dat de man schoot was de afstand tot de bewaker 1,5 á 2 meter.
Bij onderzoek op de plaats delict heeft de politie op 22 januari 2008 een patroonhuls, kaliber 6.35 aangetroffen.
Reeds direct na het schietincident kwam de naam van verdachte als mogelijke dader naar voren. Naspeuringen door de politie naar zijn verblijfplaats bleven lange tijd zonder resultaat. Pas op 6 februari 2009 is verdachte aangehouden. Verdachte heeft in zijn verklaringen tegenover de politie en de rechter-commissaris toegegeven dat hij op 22 januari 2008 ruzie heeft gehad met een man op het parkeerterrein van [straatnaam] te Hoorn, maar hij heeft steeds – ook ter terechtzitting – ontkend met een vuurwapen te hebben geschoten.
De rechtbank is echter op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, waaronder met name de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en van de getuige [getuige 2], van oordeel dat als vaststaand kan worden aangenomen dat verdachte degene is geweest die op 22 januari 2009 op [straatnaam] te Hoorn op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft geschoten.
De suggestie van de raadsman dat het wellicht een waarschuwingsschot betrof, vindt zijn weerlegging in de inhoud van de aangehaalde bewijsmiddelen, met name waar het gaat om de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte richtte op het hoofd/bovenlichaam en het feit dat [slachtoffer 2] is geraakt aan zijn rechterpols, die op dat moment rustte op de schouder van [slachtoffer 1]. Een dergelijk letsel verdraagt zich niet met een scenario waarbij in de lucht geschoten is.
Wat betreft de vraag of het opzet van verdachte was gericht op, primair, het doden van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], overweegt de rechtbank als volgt:
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] komt naar voren dat verdachte, voordat hij schoot, zijn vuurwapen heeft gericht op [slachtoffer 1] , ter hoogte van diens hoofd/bovenlichaam, terwijl [slachtoffer 2] op dat moment tussen [slachtoffer 1] en verdachte in stond. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zijn rechterhand op het moment dat het schot viel, rustte op de linkerschouder van [slachtoffer 1]. De kogel heeft [slachtoffer 2]’ rechterpols geschampt.
Door aldus van korte afstand gericht te schieten op het gebied van het hoofd en het bovenlichaam (een deel van het lichaam waarin zich vitale organen bevinden) van [slachtoffer 1], die op dat moment werd vastgehouden door [slachtoffer 2], heeft verdachte met betrekking tot beide slachtoffers bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij hen dodelijk zou treffen. In juridische zin is derhalve sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1]. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, op de wijze zoals hieronder in de rubriek ‘bewezenverklaring’ aangegeven.
Met betrekking tot feit 2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdachte, c.q. de verdediging
Verdachte heeft ontkend zich aan het ten laste gelegde verboden wapenbezit schuldig te hebben gemaakt.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat het op straat gevonden pistool van verdachte was. Verdachte dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Beoordeling van de tenlastelegging
Op 6 februari 2009 is verdachte, na een korte achtervolging, te Hoorn aangehouden. De bij deze aanhouding betrokken politieambtenaren hebben hierover processen-verbaal van bevindingen opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat verbalisanten direct na de aanhouding van verdachte op een voetpad een zilverkleurig voorwapen hebben gevonden. Verbalisanten hebben vastgesteld dat het vuurwapen zich bevond in de door verdachte gelopen vluchtroute. Verbalisant [naam] heeft bovendien geconstateerd dat het gevonden vuurwapen droog was, terwijl de grond direct onder het vuurwapen nat en vochtig was, hetgeen er op wijst dat het wapen daar nog maar zeer kort op de grond lag.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het vuurwapen daar door verdachte tijdens zijn vlucht voor de politie is neergegooid dan wel door deze is verloren.
Het vuurwapen is onderzocht door de technisch rechercheur [naam]. Deze heeft vastgesteld dat het betreffende vuurwapen een pistool is van het merk Zastava, model 70, kaliber 7,65 en dat zich in de patroonhouder van het pistool acht scherpe patronen bevonden van het kaliber 7,65 mm. Het pistool is een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie (Wwm). De patronen zijn munitie van categorie III van de Wwm.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat ook het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 22 januari 2008 in de gemeente Hoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet een vuurwapen heeft gepakt en dat vuurwapen gericht heeft op die [slachtoffer 1] en vervolgens heeft hij, verdachte, gericht geschoten op het lichaam van die [slachtoffer 1] en heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] in het lichaam geraakt;
2.
hij op 6 februari 2009 in de gemeente Hoorn een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Zastava, model 70, kalibier 7.65 millimeter) en munitie van categorie III, te weten 8 scherpe patronen (7.65 millimeter), voorhanden heeft gehad.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar omdat nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is de raadsman van mening dat, in geval van een bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair sub A en B ten laste gelegde, een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest volstaat.
De rechtbank heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte is op een parkeerplaats in een woonwijk in Hoorn in een ruzie verwikkeld geraakt met een persoon, geheten [slachtoffer 1]. Wat er ook zij van de aanloop naar dit conflict, vast staat dat verdachte en [slachtoffer 1] met elkaar in gevecht geraakt zijn. Een toevallige getuige, [slachtoffer 2], heeft burgermoed getoond door tussenbeide te komen en te trachten het gevecht te stoppen. Terwijl [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] vast had en wegtrok, heeft verdachte een vuurwapen gepakt en heeft hij van korte afstand gericht op [slachtoffer 1] geschoten. [slachtoffer 2] is hierbij aan zijn pols geraakt. Dat verdachte geen van beide slachtoffers dodelijk heeft getroffen, is een gelukkige omstandigheid.
Voor de slachtoffers moet het een angstaanjagende ervaring zijn geweest om op deze manier met vuurwapengeweld te worden geconfronteerd. Bovendien brengt een dergelijk gewelddadig feit, gepleegd in de openbare ruimte, onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Ook dit is een ernstig feit. Reeds dikwijls is door de rechtbank in strafmotiveringen in andere zaken aangegeven dat het ongecontroleerde bezit van verboden (vuur)wapens onaanvaardbare risico’s en gevaar van escalatie met zich meebrengt. Hoezeer dit werkelijk het geval is, is in deze zaak weer eens op navrante wijze geïllustreerd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 februari 2009, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder wegens onder meer overtreding van de Wet wapens en munitie is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden in herhaling te vervallen.
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek door een psycholoog en aan voorlichtingsrapportage door de reclassering. Hierdoor heeft verdachte de rechtbank en zichzelf de kans ontnomen om te bezien welke mogelijkheden voor begeleiding en/of behandeling - indien noodzakelijk - er voor hem zouden zijn. Hieruit vloeit tevens voort dat de rechtbank in diens persoonlijkheid geen aanleiding heeft gevonden om aan verdachte enig voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel, dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren dient te worden opgelegd, met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel, dat het navolgende inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- 1 pistool, kleur zilver (nr. 3 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen)
dient te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het voorwerp aan de verdachte toebehoort en dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan.
onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel, dat de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- verdovende middelen, kleur groen (weed) (nr. 4 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen) ;
- verdovende middelen, vermoedelijk cocaïne (nr. 5 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen)
dienen te worden onttrokken aan het verkeer op grond van artikel 13a van de Opiumwet.
teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel, dat het navolgende inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- 1 damesfiets, kleur paars, merk Avancer Miami (nr. 6 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen)
dient te worden teruggegeven aan degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen, te weten de verdachte.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
I Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
II Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
- 1 pistool, kleur zilver (nr. 3 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen).
IV Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- verdovende middelen, kleur groen (weed) (nr. 4 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen);
- verdovende middelen, vermoedelijk cocaïne (nr. 5 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen).
V Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- 1 damesfiets, kleur paars, merk Avancer Miami (nr. 6 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen).
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. G.W.A. Lamsvelt, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2009.