ECLI:NL:RBALK:2009:BI7091

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
27 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1568
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting voor houders van een Gehandicaptenparkeerkaart

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 27 april 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting die was opgelegd aan eiser, een houder van een Gehandicaptenparkeerkaart (GPK). De naheffingsaanslag was opgelegd omdat eiser op 5 april 2008 zijn voertuig had geparkeerd zonder een parkeerschijf naast de GPK aan te brengen, wat volgens de Parkeerverordening vereist zou zijn. Eiser stelde echter dat hij geen parkeerbelasting verschuldigd was, omdat de verordening geen expliciete voorwaarde stelde voor het gebruik van een parkeerschijf in combinatie met de GPK.

De rechtbank heeft overwogen dat de verschuldigdheid van parkeerbelasting niet kan worden afgeleid uit de Parkeerverordening, aangezien deze geen verplichting voor het gebruik van een parkeerschijf in de specifieke zone vermeldt. De rechtbank concludeerde dat de verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen, niet bevoegd was om de naheffingsaanslag op te leggen. Bovendien was er geen mandaatbesluit aanwezig dat de medewerkers van Parkeer Combinatie Holland b.v. te Arnhem toestemming gaf om naheffingen op te leggen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van 16 mei 2008, herhief de naheffingsaanslag en bepaalde dat de gemeente Bergen het griffierecht van € 39,00 aan eiser diende te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke regelgeving omtrent parkeerbelastingen en de rechten van houders van een GPK.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 08/1568 PARKBL
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats]
eiser,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Op 5 april 2008 heeft eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 50,00 opgelegd gekregen.
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van
16 mei 2008 ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiser beroep ingesteld bij brief van 21 mei 2008.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2009, waar eiser in persoon is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door T.F.C. Smit, die door de rechtbank was opgeroepen om te verschijnen.
Motivering
1. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht en op goede gronden is opgelegd. Hierbij dient de rechtbank ambtshalve te beoordelen of verweerder bevoegd was tot naheffen en of de naheffingsaanslag bevoegd is opgelegd.
2. Niet in geschil is dat de auto van eiser op 5 april 2008 om 10:58 uur geparkeerd stond aan de Jan Oldenbruglaan te Bergen en dat deze locatie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen is aangewezen als een zogenoemde plaats voor betaald parkeren (zone A). Evenmin is in geschil dat eiser in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en deze op voormelde datum op een goed zichtbare plaats achter de voorruit had aangebracht.
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat nu het voertuig van eiser geparkeerd stond in een straat met een parkeerduurbeperking tot 1,5 uur (zone A), eiser volgens de Parkeerverordening naast de GPK een parkeerschijf diende aan te brengen. Nu geen parkeerschijf in het voertuig is aangetroffen is de naheffingsaanslag terecht opgelegd, aldus verweerder.
4. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2008 (hierna: de Verordening parkeerbelastingen 2008) wordt onder de naam “parkeerbelastingen” een belasting geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
Ingevolge artikel 3, derde lid, aanhef en onder b, van de Verordening parkeerbelastingen 2008 wordt de parkeerbelasting evenwel niet geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd op een parkeerplaats en in het bezit is van een geldige en behoorlijk leesbare GPK en deze op een goed zichtbare plaats achter de voorruit heeft aangebracht.
5. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat eiser in dit geval geen parkeerbelasting was verschuldigd. Of het op grond van de Parkeerverordening voor eiser is verboden zijn auto in zone A te parkeren zonder de parkeerapparatuur in werking te stellen indien hij naast de GPK niet tevens zijn auto heeft voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, maakt dit niet anders. Met een dergelijk verbod is de verschuldigdheid van parkeerbelasting immers niet gegeven. Dit kan slechts volgen uit de Verordening parkeerbelastingen 2008. In deze verordening is bij de uitzondering op het heffen van parkeerbelastingen voor houders van een GPK de voorwaarde van het gebruikmaken van een parkeerschijf in zone A niet vermeld. Verweerder was derhalve niet bevoegd tot naheffen van verschuldigde belasting.
6. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting onbevoegd is opgelegd. In de uitspraken van heden, o.a. met nummer 08/3445, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, heeft deze rechtbank geoordeeld dat er ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag aan eiser op 5 april 2008 door een medewerker van Parkeer Combinatie Holland b.v. te Arnhem geen mandaatbesluit bestond waarbij door de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen aan de medewerkers van Parkeer Combinatie Holland b.v. te Arnhem mandaat is verleend om na te heffen.
7. Het beroep is gelet op het voorgaande reeds gegrond en de naheffingsaanslag kan geen stand houden. De door eiser naar voren gebrachte beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking.
8. De uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd vanwege het feit dat verweerder niet bevoegd was om verschuldigde belasting na te heffen en wegens strijd met artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gw, nu de naheffingsaanslag niet is vastgesteld door de heffingsambtenaar of een door hem daartoe gemandateerde functionaris. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
9. Nu gesteld noch gebleken is van door eiser gemaakte kosten voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Wel dient aan eiser het door hem betaalde griffierecht te worden vergoed.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 16 mei 2008;
- herroept de naheffingsaanslag parkeerbelasting, gedagtekend 5 april 2008;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de gemeente Bergen aan eiser het griffierecht ten bedrage van € 39,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 27 april 2009 door mr. E. de Greeve, voorzitter, mr. drs. W.P. van der Haak en mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, als leden, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Affourtit-Kramer, griffier.
griffier voorzitter
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.