RECHTBANK TE ALKMAAR opvolgende machtiging gesloten jeugdzorg
Rekestnummer: 109169 / OT RK 09-295
Datum uitspraak: 20 april 2009
Beschikking van de meervoudige kamer in bovenvermelde rechtbank, gegeven in de zaak met betrekking tot
[voornaam] [geslachtsnaam] geboren op [geboortedatum] te [plaats]
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij beschikking van 6 november 2008 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de machtiging om voornoemde [naam jeugdige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verlengd tot 27 april 2009, de datum waarop zij 18 jaar zal worden.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 18 maart 2009 heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, vestiging Alkmaar (hierna: BJZ) verzocht, ter effectuering van het bijgevoegde indicatiebesluit, op grond van artikel 29a lid 1 juncto artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg (hierna: Wjz) een opvolgende machtiging te verlenen voor plaatsing van [naam jeugdige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van het indicatiebesluit.
Daarbij zijn overgelegd het ongedateerde verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling van BJZ en het evaluatieverslag van het verblijfsplan van de Rijksinrichting voor Jongeren '[naam instelling]' te [plaatsnaam], gedateerd 13 januari 2009. Voorts is overgelegd een indicatiebesluit, gedateerd 9 maart 2003, waaruit blijkt dat [naam jeugdige] in aanmerking komt voor gesloten jeugdzorg alsmede een verklaring zoals bedoeld in lid 4 van artikel 29b Wjz, welke verklaring de instemming heeft van een gedragswetenschapper die [naam jeugdige] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
De zitting met gesloten deuren van de meervoudige kamer heeft op 14 april 2009 plaatsgevonden. Verschenen zijn: de heer E. van 't Zand, gezinsvoogd,
mevrouw J.C.M. Reilman, beiden namens BJZ, en de moeder, mevrouw [naam moeder].
[naam jeugdige] is, bijgestaan door haar raadsman mr. E. Hoekstra, ook afzonderlijk gehoord.
Na de mondelinge behandeling heeft BJZ op verzoek van de rechtbank op 16 april 2009 nog een brief overgelegd, waarin verslag wordt gedaan van het afstemmingsgesprek op 14 april 2009 inzake het Individueel Zelfstandigheidstraject te [plaatsnaam].
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is -onder meer en voorzover thans van belang - het navolgende gebleken.
[naam jeugdige] is geboren uit het in 1994 door echtscheiding ontbonden huwelijk tussen de moeder en de vader, de heer [naam vader]. De vader is op 8 april 2005 overleden.
Op 27 april 2009 wordt [naam jeugdige] meerderjarig.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 16 juli 2008 is de ondertoezichtstelling van [naam jeugdige] uitgesproken tot 27 april 2009 en is de uitvoering ervan opgedragen aan BJZ.
Bij beschikking van voornoemde kinderrechter van 16 september 2008 is machtiging verleend [naam jeugdige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, tot 12 november 2008. Deze machtiging is nadien verleend tot 27 april 2009.
Uit het overgelegde verslag over het verloop van de ondertoezichtstelling en het indicatierapport van 4 maart 2009 blijkt dat er vanaf januari 2008 tot mei 2008 hulpverlening in een vrijwillig kader is gezocht in verband met gedragsproblematiek van [naam jeugdige], zich uitend in zelfbepalend gedrag en het niet meer accepteren van het gezag van de moeder. Deze hulpverlening is niet tot stand gekomen.
In juni 2008 is [naam jeugdige] in drie instellingen in [plaatsnaam], [plaatsnaam] en [plaatsnaam] crisisopvang geboden omdat de situatie thuis niet langer houdbaar was. De crisisopvang in [plaatsnaam] gaf aan veel zorg te hebben over de ontwikkeling van [naam jeugdige]. Omdat zij zich ook in [plaatsnaam] niet aan de regels wenste te houden, werd [naam jeugdige] geschorst.
In augustus 2008 is [naam jeugdige] met de daarvoor vereiste machtiging van de kinderrechter geplaatst in de justitiële jeugdinrichting '[naam instelling]' te [plaatsnaam], eveneens een crisisplaatsing. In februari 2009 is [naam jeugdige] overgeplaatst naar een behandelgroep binnen '[naam instelling]'.
In het evaluatie verblijfsplan van '[naam instelling]' wordt beschreven dat [naam jeugdige] zelfbepalend en verbaal onbeschoft gedrag laat zien en het contact met haar moeder heeft verbroken. Sinds haar plaatsing in '[naam instelling]'is er een gestage positieve ontwikkeling waargenomen, die echter direct kan omslaan indien er dingen gebeuren waarmee zij het niet eens is. [naam jeugdige] heeft een grote behoefte om controle te houden over haar omgeving; zodra de controle wegvalt laat zij verbaal onbeschoft dan wel kwetsend gedrag zien om weer controle te krijgen en mensen van zich af te stoten. Deze grote controlebehoefte, zelfbepaling en haar vermijdende en opstandige coping lijken voort te komen uit een hechtingsstoornis in combinatie met een oppositionele opstandige stoornis, aldus het verblijfsplan.
Voorts wordt beschreven dat [naam jeugdige] nog steeds geen contact wil met haar moeder en ook het contact met haar oma heeft afgebroken. Zij bezoekt de middelbare school en is geïnteresseerd een opleiding tot gamedesigner te gaan volgen.
De standpunten van partijen
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft BJZ uiteengezet dat, nu ten aanzien van [naam jeugdige] al voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar een machtiging voor gesloten jeugdzorg gold, het mogelijk is na het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd de behandeling in een instelling voor gesloten jeugdzorg voort te zetten.
BJZ heeft daartoe aangevoerd dat [naam jeugdige] een intelligente en creatieve jonge vrouw is die niet bij machte lijkt haar eigen leven te organiseren. Zij heeft moeite met het vinden van haar eigen identiteit en gevoel van eigenwaarde. [naam jeugdige] uit extreem oppositioneel gedrag en staat niet open voor hulpverlening. Het is nodig gebleken hier middels een gedwongen gesloten plaatsing een doorbraak in te forceren.
BJZ heeft naar voren gebracht dat [naam jeugdige] is aangemeld voor een Individueel Zelfstandigheidstraject (IZT) te [plaatsnaam] en dat het de bedoeling is dat zij in combinatie met een Scholings- en Trainingsprogramma (STP) hieraan gaat deelnemen, zodat zij na haar vertrek uit '[naam instelling]' van daar uit nog begeleiding kan krijgen van de Individueel Trajectbegeleider.
BJZ is van mening dat voortzetting van de behandeling van [naam jeugdige] in een gesloten setting in haar belang is en als een overbrugging naar het IZT moet worden gezien. Er is op dit moment geen ander passend aanbod voor haar en [naam jeugdige] heeft geen netwerk om op terug te vallen.
BJZ concludeert dat de gronden voor plaatsing in een gesloten setting nog steeds aanwezig zijn en dat toepassing van artikel 29a lid 1 Wjz in het licht van artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) toelaatbaar is.
De moeder heeft verklaard het enerzijds eens te zijn met verlenging van de machtiging, doch anderzijds niet te verwachten dat langer verblijf in '[naam instelling]' het gedrag van [naam jeugdige] positief zal beïnvloeden.
[naam jeugdige] heeft naar voren gebracht het niet eens te zijn met verlenging van de gesloten plaatsing, maar gemotiveerd te zijn voor het IZT met beperkte begeleiding door de Individueel Trajectbegeleider van '[naam instelling]'.
Haar raadsman heeft betoogd dat er geen overtuigende argumenten zijn voor verlenging van de machtiging na het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd en dat het verzoek derhalve dient te worden afgewezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 29a Wjz is het hoofdstuk inzake gesloten jeugdzorg ook van toepassing op jeugdigen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, ten aanzien van wie op het tijdstip waarop zij meerderjarig werden, een machtiging gold.
Een machtiging voor opneming en verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg kan ingevolge artikel 29b lid 3 Wjz slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft, zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Blijkens de Memorie van Toelichting bij deze wetsartikelen biedt het EVRM enige ruimte om een jeugdige die inmiddels meerderjarig is geworden zijn vrijheid te benemen, mits het gaat om een aansluitende periode na het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd in het geval er sprake is van een overbruggingsperiode. Aldus kunnen de mogelijkheden tot vrijheidsontneming onder omstandigheden ook in het belang van jeugdigen van 18 jaar en ouder die nog opvoedkundige begeleiding nodig hebben, worden geacht. Ingevolge het EVRM dient de beslissing inzake voortzetting van de behandeling na het bereiken van de
18-jarige leeftijd aan de criteria van subsidiariteit en proportionaliteit te worden getoetst.
In de onderhavige zaak is vast komen te staan dat er bij [naam jeugdige] sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen - zich uitend in ernstig oppositioneel gedrag en het niet accepteren van het gezag van de moeder - die haar in haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en waarvoor hulpverlening in een gedwongen kader en opneming en verblijf in een gesloten setting noodzakelijk zijn gebleken.
Voorts is vast komen te staan dat [naam jeugdige] het contact met de moeder en ook met de oma heeft verbroken en te kennen heeft gegeven absoluut niet open te staan voor herstel van deze contacten.
In de rapportages wordt beschreven dat de behandeling van [naam jeugdige] is gericht op het aanleren van sociale vaardigheden, het opbouwen van zelfvertrouwen, het leren vertrouwen van volwassenen en dat hierin een gestage positieve ontwikkeling van [naam jeugdige] is waargenomen, maar bij overplaatsing van de crisisafdeling naar de behandelafdeling heeft zich een periode van terugval voorgedaan.
Voorts wordt omschreven dat de behandeling van [naam jeugdige] zich voor de komende periode zal richten op het ontwikkelen van inzicht in haar negatieve en oppositionele gedrag en op het aanleren van adequate copingsstrategieën in situaties die voor [naam jeugdige] verwarrend en oncontroleerbaar zijn. De huidige -begeleid- verlofregeling zal worden uitgebreid naar onbegeleid verlof, gericht op resocialisatie.
Op grond van hetgeen uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, acht de rechtbank niet aannemelijk, gezien de gedragsproblematiek van [naam jeugdige], het ontbreken van inzicht van haar hierin en de thans relatief korte behandelingsduur, dat zij op zeer korte termijn over voldoende vaardigheden beschikt en in staat zal zijn zonder behandeling en intensieve begeleiding zelfstandig in de maatschappij te kunnen functioneren en zich te kunnen handhaven. Daarnaast vormt de omstandigheid dat [naam jeugdige] niet op een adequaat netwerk terug kan vallen, het ontbreken van adequate scholing en opleiding alsmede het ontbreken van een concreet toekomstperspectief naar het oordeel van de rechtbank op dit moment een belemmering voor haar zelfstandig functioneren alsmede voor haar adequate ontwikkeling naar volwassenheid.
De rechtbank is van oordeel dat, nu vast is komen te staan dat [naam jeugdige] is geaccepteerd voor het IZT te [plaatsnaam] en zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op 31 juli 2009 daarvoor zal worden geplaatst, het thans ingezette behandelingstraject in een besloten setting, gericht op het ontwikkelen en vergroten van haar sociale vaardigheden alsmede op scholing en opleiding, in het belang van [naam jeugdige] dient te worden gecontinueerd.
De rechtbank acht voorts voldoende aannemelijk dat er voor [naam jeugdige] op dit moment geen adequate alternatieve mogelijkheden voor opvang en behandeling zijn dan het voorgestelde IZT.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de gestage positieve ontwikkeling van [naam jeugdige] nog onvoldoende bestendig lijkt, het niet wenselijk moet worden geacht om bij het ontbreken van een adequaat alternatief voor opvang en behandeling in een open setting dan wel in haar netwerk, de continuïteit van haar leefomgeving en behandeling te beëindigen, te meer nu er op korte termijn een concreet uitzicht is op plaatsing in het IZT en [naam jeugdige] gemotiveerd is voor dat traject.
De rechtbank is van oordeel dat de vrijheidsbeperking voor de beoogde korte duur, die voortzetting van de intensieve behandeling van [naam jeugdige] in '[naam instelling]' tot aan plaatsing bij het IZT en aansluitend begeleiding via een STP meebrengt, ook na het bereiken van haar meerderjarigheid toelaatbaar is en in redelijke verhouding staat tot het doel dat ermee wordt beoogd.
Een en ander leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat thans nog aan de gronden van artikel 29a, eerste lid, en artikel 29b, derde lid, Wjz is voldaan en dat voortzetting van de vrijheidsbeperking van [naam jeugdige], gelet op de hiervoor geschetste zeer specifieke omstandigheden, ook in het licht van artikel 5 EVRM toelaatbaar kan worden geacht.
Op grond van alle feiten en omstandigheden alsmede op grond van het vorenoverwogene komt de rechtbank tot de slotsom dat het verzoek van BJZ inzake verlening van de machtiging tot plaatsing van [naam jeugdige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de geldigheidstermijn van het indicatiebesluit, derhalve voor zes maanden, in het belang van [naam jeugdige] dient te worden toegewezen.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
verleent aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, vestiging Alkmaar, een machtiging de jeugdige:
[voornaam] [geslachtsnaam] geboren op [geboortedatum] te [plaats]
tot 27 oktober 2009 te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg als bedoeld in artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg, ter effectuering van het voornoemde indicatiebesluit.
Deze beslissing is gegeven te Alkmaar door mr. H.E.C. de Wit, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. M.E.J. van Lieshout-Segers, rechters tevens kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2009, in tegenwoordigheid van mr. J. Cornel-Lubberts als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Amsterdam. Bij het instellen van hoger beroep is de tussenkomst van een advocaat verplicht.
Rekestnummer: 109169 / OT RK 09-295 pagina 5