ECLI:NL:RBALK:2009:BH8259

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
26 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.701455-08
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vervalsen en gebruikmaken van een vervalste hypotheekofferte in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 26 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervalsen en gebruiken van een vervalste hypotheekofferte in een civiele procedure. De verdachte, geboren te [geboorteplaats en -datum] en ingeschreven op het adres [adres], werd ervan beschuldigd opzettelijk gebruik te maken van een vervalste offerte van de [naam financiële instelling] voor een OpMaat Hypotheek ter waarde van 272.000 euro. Deze offerte was ingediend in een civiele zaak bij de Sector civiel recht van de rechtbank Alkmaar, met zaak- en rekestnummer 77128/ES RK 04-1441.

Tijdens de zitting op 12 maart 2009 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het vervalste document persoonlijk had ingebracht of dat hij op de hoogte was van de vervalsing. De verdediging stelde dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de vervalste offerte, aangezien zijn advocaat, mr. [naam medeverdachte], een adviserende rol had gespeeld en er geen bewijs was dat de verdachte vóór de zitting op de hoogte was van de vervalsing.

De rechtbank oordeelde dat de verklaring van [naam betrokkene 2] niet voldoende duidelijk was om te concluderen dat de verdachte wist van de vervalsing. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, omdat er geen bewijs was dat hij opzet had op het gebruik van de vervalste offerte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de vervalsing en dat er geen bewijs was dat hij deze had ingebracht in de civiele procedure. De uitspraak werd gedaan door mr. F.A.M. Bakker, voorzitter, en mr. P.E. van der Veen en mr. T.H. Bosma, rechters, in tegenwoordigheid van griffier W. Veenstra.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/701455-08 (P)
Datum uitspraak : 26 maart 2009
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[NAAM VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 maart 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. G.E. Helder, advocaat te Grootebroek, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
hij op 19 mei 2005, althans in de periode van 28 april 2005 tot en met 19 mei 2005 te Alkmaar, althans in het gerechtelijk arrondissement Alkmaar opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) offerte van de [naam financiële instelling] voor de heer [naam verdachte] ten behoeve van een aanvraag van een OpMaat Hypotheek (ter waarde van 272.000 euro), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, deze offerte heeft ingebracht en/of opgevoerd in de civiele zaak, lopende bij de Sector civiel recht van de rechtbank Alkmaar met zaak- en rekestnummer 77128/ES RK 04-1441,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat -ten onrechte- de naam van mevrouw [naam betrokkene 1] van voornoemde offerte was verwijderd;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 28 april 2005 tot en met 19 mei 2005 in de gemeente Heerhugowaard, althans in het gerechtelijk arrondissement Alkmaar een offerte van de [naam financiële instelling] voor de heer [naam verdachte] en mevrouw [naam betrokkene 1] ten behoeve van een aanvraag van een OpMaat Hypotheek (ter waarde van 272.000 euro) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk de (telkens) op de voornoemde offerte voorkomende naam van [naam betrokkene 1] verwijderd, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
A. Standpunt van de officier van justitie.
Er is sprake van een vervalste hypotheekofferte welke is gebruikt in een civiele procedure. Volgens mondelinge opgave van de griffier van de alimentatiezitting, [naam], is het exemplaar van de “offerte aanvraag hypotheek” in het civiele griffiedossier identiek aan het exemplaar van de offerte dat door [naam betrokkene 3] in het strafdossier is ingebracht. (pagina 6 van het loopproces-verbaal). Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 mei 2005 van de Rechtbank Alkmaar Sector Civiel blijkt dat dit vervalste stuk in het geding is gebruikt ten behoeve van de draagkrachtberekening. Het dossier bevat geen bewijs voor de vervalsing van het stuk door verdachte zelf, zoals subsidiair ten laste gelegd.
Ook voor het primair ten laste gelegde is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. Het onderzoek ter terechtzitting heeft niet aan het licht gebracht dat verdachte het vervalste document persoonlijk heeft ingebracht en/of opgevoerd
Het bewijs voor opzet op gebruik van een vervalste offerte bij de heer [naam verdachte] valt niet te leveren. Bij verdachte is geen professionele kennis aanwezig ten aanzien van de gang van zaken tijdens een civielrechtelijke procedure. Daarom wordt hij bijgestaan door een deskundige, een advocaat. Niet kan worden bewezen dat hij voorafgaand aan of op het moment van de zitting wist dat één van de stukken van het geding was vervalst. Hiervoor is de verklaring van [naam betrokkene 2] onvoldoende duidelijk over wat op welk moment is gezegd.
Concluderend vordert de officier van justitie dat verdachte integraal wordt vrijgesproken.
B. Standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte zowel van het primair als het subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Samengevat behelst de pleitnota dat verdachte niet verantwoordelijk is voor de vervalste offerte. Zijn advocaat had een adviserende en sturende rol. Er zijn geen aanwijzingen dat de vervalste offerte door verdachte persoonlijk in het geding is gebracht. Van het subsidiair ten laste gelegde dient hij derhalve te worden vrijgesproken.
Voor het primair ten laste gelegde geldt dat hij geen opzet daarop heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke vorm. Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft in zijn hoedanigheid van advocaat niet naar behoren alles aan [naam verdachte] als zijn cliënt gecommuniceerd. Er is geen bewijs dat verdachte vóór de zitting van 19 mei 2005 al van de vervalste offerte kon weten. De verklaring van [naam betrokkene 2] is onvoldoende duidelijk over wat zij eerder tegen [naam verdachte] heeft gezegd: het eerste deel van haar verklaring (regel 6 pagina 97) ziet er alleen op dat zij de papieren had gebracht. Pas ná de brief van de [naam financiële instelling] is er gesproken over wat [naam medeverdachte] had gedaan. Verdachte dient integraal te worden vrijgesproken.
5. Beoordeling van de tenlastelegging
Vaststaat dat tijdens de terechtzitting van de Rechtbank te Alkmaar, Sector civiel recht, zaak- en rekestnummer 77128/ES RK 04-1441 een stuk, namelijk een offerte van de [naam financiële instelling] voor de heer [naam verdachte] ten behoeve van een aanvraag van een OpMaat Hypotheek is ingebracht dat vervalst bleek te zijn. In dat document was namelijk de naam van mevrouw [naam betrokkene 1] was verwijderd.
Verdachte heeft zowel tegenover de politie als ter terechtzitting ontkend het document te hebben vervalst. Behalve de verklaring van mr. [naam medeverdachte], die van een ander standpunt uitgaat, heeft de rechtbank in de stukken geen bewijsmiddelen aangetroffen die kunnen dienen om de betrokkenheid van verdachte bij de vervalsing van bedoelde offerte aan te tonen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat dit vervalste stuk door verdachte persoonlijk in het geding is ingebracht.
Evenmin is komen vast te staan dat verdachte voorafgaand aan de zitting of tijdens de zitting wist van de vervalsing van het stuk zoals ingebracht in de alimentatieprocedure ter bepaling van de draagkracht van verdachte. Mevrouw [naam betrokkene 2] heeft op 27 december 2007 weliswaar verklaard dat zij verdachte, haar dochter en haar man had verteld van haar ervaringen bij de afgifte van een enveloppe met documenten aan [naam medeverdachte], namelijk dat hij de naam van [naam betrokkene 1] op een stuk had verwijderd. Onduidelijk is echter gebleven op welk tijdstip zij dit aan verdachte heeft verteld. Niet is uitgesloten dat dit nà de zitting op 19 mei 2005 heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op bovenstaande overwegingen, verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
13. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. P.E. van der Veen en mr. T.H. Bosma, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2008.