ECLI:NL:RBALK:2009:BH5555

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810356-08
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Salduz-verweer en vrijspraak in strafzaak met meerdere feiten van vrijheidsberoving en drugshandel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 10 maart 2009 uitspraak gedaan in een complexe zaak waarin de verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder vrijheidsberoving en drugshandel. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die onder andere vroeg om een gevangenisstraf van 24 maanden en verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen. De verdachte werd beschuldigd van het wederrechtelijk beroven van de vrijheid van twee slachtoffers en het bedreigen van hen met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 november 2007 en 1 december 2007 samen met anderen de slachtoffers heeft bedreigd en hen in een auto heeft vastgehouden. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de slachtoffers niet betrouwbaar waren en dat de verdachte niet had kunnen beschikken over een advocaat tijdens zijn verhoor, wat in strijd zou zijn met het Salduz-arrest van het EHRM. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 5, 6 en 7, maar sprak de verdachte vrij van de feiten 3 en 4. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte. Tevens werden de inbeslaggenomen goederen, waaronder een kluis en cocaïne, verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Straf
Parketnummer : 810356-08
Datum uitspraak : 10 maart 2009
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
gedetineerd in PI Noord-Holland Noord, Zuyder Bos te Heerhugowaard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 december 2008 en 24 februari 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
* de verdachte zal vrijspreken van het onder 3 en 4 tenlastegelegde;
* het onder 1, 2, 5, 6 en 7 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
* de onder verdachte inbeslaggenomen kluis verbeurd zal verklaren;
* de onder verdachte inbeslagggenomen cocaïne zal onttrekken aan het verkeer.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door de verdachte en
mr. D. Moszkowicz, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, nadat ten aanzien van feit 5 een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 november 2007 in de gemeente Heerhugowaard en/of elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
* die [naam slachtoffer 1] laten plaats nemen als passagier op de achterbank van een auto (Volkswagen Golf) en/of
* met in totaal vier personen plaats genomen in die auto en/of
* onmiddellijk na instappen (hard) weggereden en/of
* die [naam slachtoffer 1] bedreigd en/of mishandeld (zoals ten laste gelegd bij feit 2) en/of
* (alzo) het voor die [naam slachtoffer 1] onmogelijk gemaakt die auto te verlaten;
2.
hij op of omstreeks 29 november 2007 in de gemeente Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (terwijl die [naam slachtoffer 1] op de achterbank van een rijdende auto van zijn vrijheid was beroofd, zoals ten laste gelegd bij feit 1)
* die [naam slachtoffer 1] één of meermalen toegevoegd de woorden: "Je gaat eraan, je gaat dood", althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking en/of
* (met kracht) een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] geduwd en/of geduwd gehouden en/of
* met dat wapen/voorwerp (met kracht) een klap gegeven op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1];
3.
hij op of omstreeks 1 december 2007 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
* die [naam slachtoffer 2] meegenomen naar de zolder van de woning [adres] en/of
* de deur van die zolder met een touw vast gebonden en/of
* het (alzo) voor die [naam slachtoffer 2] onmogelijk gemaakt die zolder te verlaten;
4.
hij op of omstreeks 01 december 2007 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (terwijl die [naam slachtoffer 2] van zijn vrijheid was beroofd, zoals ten laste gelegd bij feit 3) die [naam slachtoffer 2] toegevoegd de woorden: "Er moet maar een pistool in je strot gedouwd worden", althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2006 tot en met 6 december 2007 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in [één of meer vertrekken van] een pand aan de [adres ] een aantal van (in totaal) ongeveer 720 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 6 december 2007 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in [één of meer vertrekken van] een pand aan [adres] een aantal van (in totaal) ongeveer 479 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
hij op of omstreeks 25 augustus 2008 in de gemeente Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (bruto) 1060 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 en 4 is ten laste gelegd. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van vrijheidsberoving van [naam slachtoffer 2] en het medeplegen van de bedreiging van diezelfde [naam slachtoffer 2]. Verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] ontkennen het tenlastegelegde – en derhalve ook deze feiten – te hebben begaan. Buiten de verklaring van aangever [naam slachtoffer 2] zijn er nauwelijks bewijsmiddelen in het dossier voorhanden zodat reeds op die grond verdachte dient te worden vrijgesproken van de het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
4. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1.
hij omstreeks 29 november 2007 in de gemeente Heerhugowaard en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers hebben hij verdachte en zijn mededaders met dat opzet
* die [naam slachtoffer 1] laten plaats nemen als passagier op de achterbank van een auto (Volkswagen Golf) en
* met in totaal vier personen plaats genomen in die auto en
* zijn onmiddellijk na instappen (hard) weggereden en
* hebben die [naam slachtoffer 1] bedreigd en mishandeld (zoals ten laste gelegd bij feit 2) en
* hebben het voor die [naam slachtoffer 1] onmogelijk gemaakt die auto te verlaten;
2.
hij omstreeks 29 november 2007 in de gemeente Heerhugowaard en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend (terwijl die [naam slachtoffer 1] op de achterbank van een rijdende auto van zijn vrijheid was beroofd, zoals ten laste gelegd bij feit 1)
* die [naam slachtoffer 1] meermalen toegevoegd de woorden: "Je gaat eraan, je gaat dood", althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking en
* een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] geduwd en
* met dat voorwerp met kracht een klap gegeven tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1];
5.
hij in periode van 1 juni 2007 tot en met 1 oktober 2007 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand aan [adres] een aantal van in totaal ongeveer 700 hennepplanten;
6.
hij in de periode van 1 september 2007 tot en met 6 december 2007 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] een aantal van in totaal 479 hennepplanten;
7.
hij op 25 augustus 2008 in de gemeente Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (bruto) 1060 gram, van een materiaal bevattende cocaïne.
5. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
6. VERWEREN
6.1 “Salduz-verweer
De raadsman heeft – onder verwijzing naar uitspraken van het Europese voor de Rechten van de Mens (EHRM), waaronder de uitspraak van 27 november 2008 in de zaak van Salduz tegen Turkije – de rechtbank verzocht de verklaring die verdachte op 25 augustus 2008 tegenover de politie heeft afgelegd, nog vóór zijn inverzekeringstelling en dus ook vóórdat een piketadvocaat was ingeschakeld, uit te sluiten voor het bewijs, daar verdachte op dat moment nog geen toegang had gehad tot rechtsbijstand.
Tevens heeft de raadsman betoogd dat ook de overige verklaringen van verdachte niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Weliswaar heeft verdachte bij deze verklaringen vooraf kunnen overleggen met zijn advocaat, maar in het licht van genoemde uitspraak kan niet worden vastgesteld dat verdachte vrijwillig en weloverwogen afstand heeft gedaan van zijn zwijgrecht. Gebruik van de verklaringen zoals die door verdachte zijn afgelegd zal, in de visie van de raadsman, leiden tot een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 25 augustus 2008 door de politie is gehoord alvorens te zijn bezocht door een advocaat. Na het afleggen van deze verklaring is verdachte in verzekering gesteld en bezocht door een piketadvocaat. Vervolgens heeft verdachte – nadat hij is gewezen op zijn zwijgrecht – de overige verklaringen afgelegd.
Ten aanzien van de verklaring die verdachte heeft afgelegd op 25 augustus 2008 zal de rechtbank het hierboven weergegeven verweer onbesproken laten, nu de rechtbank deze verklaring reeds gelet op de inhoud daarvan niet zal bezigen voor het bewijs.
Ten aanzien van het verweer met betrekking tot de overige verklaringen is de rechtbank van oordeel dat de raadsman een te verstrekkende uitleg geeft aan bovengenoemde uitspraak en de aan die uitspraak te verbinden gevolgen. Het recht op “access to a lawyer” houdt – voor zover in dit kader van belang - in, dat een verdachte het recht heeft een raadsman te consulteren met het oog op en ter voorbereiding van verhoren. De strekking van dit recht is dat een verdachte met hulp van een raadsman zijn proceshouding moet kunnen bepalen. Nu verdachte bij deze overige verklaringen gebruik heeft kunnen maken van dit consultatierecht, heeft hij met name ook welingelicht en weloverwogen kunnen beslissen omtrent zijn zwijgrecht.
Gelet op het bovenstaande faalt het verweer van de verdediging.
6.2 Ten aanzien van de feiten 1 en 2: Geloofwaardigheid verklaringen van [naam slachtoffer 1], [naam getuige 1], [naam slachtoffer 2] en [naam getuige 2]
Daarnaast heeft de raadsman verweer gevoerd met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [naam slachtoffer 1] en van de getuigen [naam getuige 1], [naam slachtoffer 2] en [naam getuige 2]. De raadsman heeft aangevoerd dat aangever spreekt over een rit met drie andere personen, terwijl uit de verklaringen van de getuigen niet blijkt dat zij een derde persoon hebben gezien. Nu de verklaringen van [naam slachtoffer 1] in onvoldoende mate worden ondersteund door ander bewijs en voorts niet geloofwaardig zijn, stelt de verdediging zich op het standpunt dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [naam slachtoffer 1] en de getuigen weliswaar niet op alle onderdelen overeenkomen, maar dat op basis van meerdere verklaringen wel vast staat dat er een derde persoon, als “[naam getuige 2]”of “[naam getuige 2]”aangeduid, aanwezig is geweest. [naam slachtoffer 1] heeft op 27 november 2008 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op 29 november 2007 met drie personen in de auto is gestapt. Zijn verklaring wordt ondersteund door [naam getuige 1] en [naam getuige 2] die aangever indertijd hebben horen zeggen dat er in totaal vier personen in de auto hebben gezeten. Ook dit verweer treft naar het oordeel van de rechtbank daarom geen doel.
6.3 Ten aanzien van feit 7: Rechtmatigheid doorzoeking
Op 25 augustus 2008 is de woning van verdachte doorzocht op grond van de Wet Wapens en Munitie (WWM). Tijdens deze doorzoeking is ongeveer 1060 gram cocaïne aangetroffen. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de cocaïne op onrechtmatige wijze werd aangetroffen en daarom van het bewijs moet worden uitgesloten.
De rechtbank stelt vast dat zij er van uit gaat dat de doorzoeking heeft plaatsgevonden op de wijze zoals vermeld in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2008, opgemaakt door [naam opsporingsambtenaar], hoofdagent van politie (pagina 42-43). De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 24 februari jl. benadrukt dat een en ander is gegaan zoals in dit proces-verbaal staat vermeld. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om tot een andere slotsom te komen, met name ook niet in het gegeven dat het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 december 2008 een andere weergave behelst.
Op maandag 25 augustus 2008 vindt een doorzoeking plaats in de woning van verdachte aan [adres] te Alkmaar op verdenking van een overtreding van de Wet Wapens en Munitie. In de slaapkamer van het appartement wordt een sleutelbos met hieraan een kluissleutel aangetroffen. In de berging van het appartement wordt een kluis aangetroffen. Gezien het feit dat er mogelijk in deze kluis een vuurwapen zou zitten, is de kluis met de zojuist aangetroffen kluissleutel geopend. In de kluis zaten verschillende verpakkingen wit poeder. Hierop is de doorzoeking gestaakt. Vervolgens is contact opgenomen met de officier van justitie die op haar beurt contact heeft opgenomen met de rechter-commissaris. Deze heeft de officier van justitie gemachtigd tot de doorzoeking van genoemde woning.
De rechtbank stelt vast, gelet op het bovenstaande, dat de doorzoeking niet onrechtmatig is verlopen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een redelijk vermoeden van de aanwezigheid van wapens in de woning van verdachte. Aangever [naam slachtoffer 2] heeft op 9 december 2007 tegenover de politie verklaard dat verdachte die zomer tegen hem had gezegd dat hij een wapen had gekocht. (pagina 278). Aangever [naam slachtoffer 1] heeft op 8 december 2007 verklaard dat hij op 29 november 2007, in bijzijn van verdachte, vermoedelijk met een vuurwapen was geslagen (pagina 180). Gelet op deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een redelijk vermoeden terzake van wapenbezit.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er relatief veel tijd is verstreken tussen de verdenking die eind 2007 is gerezen en de naar aanleiding van deze verdenking geïnitieerde doorzoeking van de woning van verdachte per eind augustus 2007. Anders dan de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat deze periode niet zodanig lang is dat er geen sprake meer was van een redelijke verdenking. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eerst op 16 mei 2008 de identiteit van medeverdachte [naam medeverdachte] bekend is geworden. Vervolgens duurde het – zo blijkt uit het proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 45 – in verband met de prioriteitsstelling van andere lopende onderzoeken alsmede de zomervakantie ruim drie maanden, te weten tot 25 augustus 2008, totdat verdachte en zijn medeverdachte werden aangehouden.
Ook dit verweer dient daarom te worden verworpen.
8. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van feit 5 en 6 telkens:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 7:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
9. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
10. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte en zijn mededaders hebben een persoon gedurende enige tijd wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en hem daarbij onder bedreiging en met gebruik van geweld ondervraagd over zijn vermeende rol bij een ripdeal. Dusdoende en door hun getalsmatig overwicht hebben verdachte en zijn mededaders ernstig misbruik gemaakt van hun machtspositie ten opzichte van het slachtoffer. Dit is een ernstige inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte is kennelijk volledig aan deze gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer voorbij gegaan.
Daarnaast heeft verdachte samen met anderen een tweetal hennepkwekerijen in werking gehad en ruim een kilo cocaïne in zijn bezit gehad, waardoor hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 26 augustus 2008, eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke opiumwetdelicten én geweldsdelicten. De rechtbank laat ook dat gegeven in het nadeel van verdachte meewegen.
Ten slotte heeft de rechtbank rekening gehouden met het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 27 november 2008, van mw. A. Wamsteeker, als reclasseringswerkster verbonden aan Brijder Verslavingszorg te Alkmaar. In deze rapportage wordt vermeld dat verdachte een matig probleembesef heeft. Doordat verdachte geen volledige openheid geeft over zijn middelengebruik kan niet worden vastgesteld of er sprake is van misbruik of afhankelijkheid van die middelen.
Het recidiverisico ten aanzien van hard drugs wordt hoog geacht. Gelet op de deels ontkennende houding van verdachte kan geen plan van aanpak worden gemaakt.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
11. MOTIVERING VAN DE BIJKOMENDE STRAF
De rechtbank is van oordeel, dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een kluis kleur grijs, dient te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is het volgende gebleken.
Het bewezen verklaarde onder 7 is met behulp van de inbeslaggenomen kluis begaan. De cocaïne werd door verdachte in deze kluis bewaard.
12. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
De rechtbank is van oordeel, dat de inbeslaggenomen hoeveelheid van 1063,5 gram cocaïne dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting het volgende gebleken.
Het bewezen verklaarde is onder 7 is door middel van de cocaïne begaan.
13. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
14.BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 5, 6 en 7 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: 1 kluis, kleur grijs
Verklaart onttrokken aan het verkeer: 1063,5 gram cocaïne.
Dit vonnis is gewezen door
mr.P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2009.