ECLI:NL:RBALK:2009:BH5268

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
103747 / FA RK 08-654
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot doorhaling van latere vermelding van erkenning op geboorteakte afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 25 februari 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de man, die verzocht om doorhaling van een latere vermelding van erkenning op de geboorteakte van [kind1]. De man stelt dat hij [kind1] nooit heeft erkend, terwijl de gemeente Alkmaar een latere vermelding van erkenning heeft toegevoegd op basis van een kennisgeving van de gemeente Bergen (NH). De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader is van [kind1], maar dat er een administratieve vergissing heeft plaatsgevonden in de erkenningsprocedure. De vrouw heeft betoogd dat de man [kind1] wel degelijk heeft erkend en heeft bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt. De bijzondere curator heeft ook verklaard dat het in het belang van [kind1] is om een juridische vader te hebben, ongeacht of dat de biologische vader is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar op juiste gronden de latere vermelding van erkenning heeft opgemaakt. Het verzoek van de man is afgewezen, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de gemeente Bergen (NH) of Alkmaar in de proceskosten te veroordelen, aangezien er geen opzet in het spel was maar eerder een administratieve vergissing. De beslissing is genomen in het belang van [kind1], die recht heeft op een juridische vader.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
BB
zaak- en rekestnummer: 103747 / FA RK 08-654
datum: 25 februari 2009
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[NAAM MAN],
wonende te Utrecht,
verzoekende partij,
procureur tot 1 september 2008 mr. A.J. van der Veen,
advocaat: mr. C.L. Verhoeven,
tegen:
[NAAM VROUW],
wonende te Bergen NH,
gerekwestreerde,
advocaat: mr. E.F.E. Hoekstra.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 24 juli 2008 het verzoekschrift van de man ingekomen waarin wordt verzocht te bepalen dat de in de akte van geboorte van de gemeente Alkmaar van [naam kind 1] (verder: [kind1]) voorkomende latere vermelding van erkenning wordt doorgehaald en tevens de gemeente Bergen en/of Alkmaar te veroordelen in de kosten van deze procedure. Bij het verzoekschrift bevindt zich onder meer een gewaarmerkt afschrift van de in het register van geboorte van de gemeente Alkmaar onder nummer 12A1589 van het jaar 1991 voorkomende akte.
Bij beschikking van 17 september 2008 is mr. M.C. Schenkeveld, advocaat te Alkmaar, benoemd tot bijzondere curator over [kind1], geboren in de gemeente Alkmaar op 16 augustus 1991.
De bijzondere curator heeft zich bij brief van 13 november 2008 uitgelaten.
De vrouw heeft een verweerschrift ingediend, strekkende tot ongegrondverklaring van het verzoek.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 januari 2009, alwaar zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Verhoeven, de vrouw, bijgestaan door mr. Hoekstra, alsmede mevrouw A. van de Stolpe, ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Bergen (NH). De man heeft zelf het woord gevoerd aan de hand van schriftelijke aantekeningen, welke door de man zijn overgelegd. De advocaat van de man heeft pleitaantekeningen overgelegd en dienovereenkomstig verklaard.
Bovendien is verschenen [kind1] die in het bijzijn van de bijzondere curator, echter buiten aanwezigheid van de overige betrokkenen, door de rechter is gehoord.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De man legt aan het verzoek het volgende ten grondslag. De man en de vrouw hebben een relatie gehad en samengewoond tot april 1997. De vrouw had al een dochter uit een eerdere relatie, te weten [kind1]. Uit de relatie van de man en de vrouw is geboren de minderjarige [naam kind 2], geboren in de gemeente Bergen (NH) op [geboortedatum (verder: [kind2]), die door de man op 21 februari 2002 is erkend. De vrouw heeft in juli 2007 een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind1] en [kind2]. Daarbij heeft de vrouw gesteld dat de man zowel [kind1] als [kind2] heeft erkend. De man stelt zich op het standpunt dat hij [kind1] niet heeft erkend. Nadat hij navraag had gedaan bij de gemeente Bergen(NH), heeft hij een brief van de gemeente Bergen (NH) gekregen van 30 augustus 2007 waaruit blijkt dat hij [kind1] niet heeft erkend. Nadat de man mede om deze reden verweer had gevoerd in de alimentatieprocedure heeft de vrouw bij de gemeente Bergen (NH) geïnfor-meerd naar de erkenning. Daarbij is gebleken dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar het betreffende register zelfstandig heeft gewijzigd in die zin dat op 15 oktober 2007 een latere vermelding betreffende erkenning is opgemaakt terwijl een door de man getekende akte van erkenning ontbreekt. De man meent dat de latere vermelding van erkenning van [kind1] is geschied naar aanleiding van een vermeende en niet bestaande akte van erkenning die op 21 februari 2002 zou zijn opgesteld. Omdat het Openbaar Ministerie niet wil ingaan op zijn verzoek om een nader onderzoek in te stellen naar de gang van zaken, is de man genoodzaakt het onderhavige verzoek in te dienen.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de man [kind1] (tegelijkertijd met [kind2]) wel degelijk heeft erkend. Ter onderbouwing van haar standpunt voert zij het volgende aan. Aanvankelijk was de moeder van de vrouw (die toeziend voogdes was van [kind1]) het niet eens met erkenning. Nadat daarover diverse discussies zijn geweest heeft de vrouw uiteindelijk besloten dat zij wilde dat de man [kind1] zou erkennen. De vrouw heeft een schriftelijke verklaring van haar moeder overgelegd. Na de erkenning zijn de man, de vrouw, [kind1] en [kind2] samen uit eten geweest om dit te vieren.
De bijzondere curator heeft zowel met de man als de vrouw gesproken. Het belang van [kind1] brengt mee dat de latere vermelding van erkenning niet dient te worden doorgehaald, maar dat het juist in haar belang is dat zij een moeder en een juridische vader heeft. De vraag kan gesteld worden of het in het belang van [kind1] is een juridische vader te hebben die niet de biologische vader is en daarnaast niet de juridische vader wil zijn. Het feit dat de man niet de biologische vader van [kind1] is, is daarbij niet van doorslaggeven-de betekenis, enerzijds omdat dat bij alle betrokkenen bekend was en erkenning ook mogelijk is door een man die niet de biologische vader is en anderzijds omdat [kind1] de man wel als haar vader ziet. De man heeft aangegeven dat [kind1] er voor hem bij hoorde.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de volgende relevante feiten en omstandigheden.
Niet in geschil is dat de man niet de biologische vader is van [kind1]. Bij brief van 30 augustus 2007 heeft de gemeente Bergen (NH) aan de man meegedeeld dat zich bij de geboorteakte van [kind1] uitsluitend een latere vermelding betreffende ambtshalve verbetering bevindt, waarin de geslachtsnaam van de moeder en het kind wordt verbeterd en dat derhalve van een erkenning geen sprake is. Uit een brief van de gemeente Bergen (NH) van 10 oktober 2007 blijkt dat de gemeente uit onderzoek is gebleken dat de man zowel [kind1] als [kind2] op 21 februari 2002 heeft erkend. De gemeente baseert dit standpunt op een document, te weten een op 21 februari 2002 opgemaakte akte van erkenning (akte nummer 0018 van het jaar 2002). Dit document bevat geen handtekeningen van betrokkenen, doch (slechts) de vermelding "was getekend" gevolgd door de namen van de desbetreffende ambtenaar van de burgerlijke stand, de man en de vrouw. Tevens bevat dit document de vermelding "dit afschrift stemt overeen met het origineel, Bergen (NH), 5 februari 2008". Deze erkenning is nooit op de geboorteakte verwerkt. De gemeente Bergen (NH) geeft aan dat niet te achterhalen is hoe dat heeft kunnen gebeuren. Het kan zijn dat de kennisgeving van de gemeente Bergen (NH) aan de gemeente Alkmaar nooit is verstuurd of dat de gemeente Alkmaar de kennisgeving nooit heeft ontvangen of verwerkt. Tenslotte merkt de gemeente Bergen (NH) in de brief van 10 oktober 2007 op dat de erkenning alsnog naar de gemeente Alkmaar is verstuurd en dat de gemeente Alkmaar de erkenning op de geboorteakte van [kind1] heeft verwerkt.
Uit een brief van de gemeente Alkmaar van 9 april 2008 blijkt dat de gemeente Alkmaar op 15 oktober 2007 (alsnog) van de gemeente Bergen (NH) een kennisgeving op grond van artikel 21 van het Besluit Burgerlijke Stand 1994 (verder: BBS) betreffende de erkenning van [kind1] heeft ontvangen. Die kennisgeving is echter vernietigd aangezien daarvoor geen bewaartermijn geldt. De originele akte van erkenning mag echter pas 18 maanden na plaatsing van een latere vermelding betreffende erkenning op de geboorteakte worden vernietigd (art. 23 BBS). De akte van erkenning is opgemaakt te Bergen (NH). Aangezien zij pas na 15 oktober 2007 bericht hebben gekregen dat de latere vermelding is geplaatst, moeten zij nog in het bezit zijn van de originele getekende akte van erkenning. Nadat de gemeente Alkmaar contact had opgenomen met de officier van justitie te Alkmaar is aangegeven dat het plaatsen van een latere vermelding betreffende erkenning op de geboorteakte kan geschieden door middel van een kennisgeving. Dit hoeft geen afschrift te zijn van de getekende erkenningsakte. Naar aanleiding van een klacht van de man heeft de gemeente Bergen (NH) bij brief van 27 mei 2008 meegedeeld dat de originele erkenningsakte niet meer aanwezig is in het archief van de gemeente Bergen (NH), maar dat die akte echter nog wel oproepbaar is in het electronisch archief. Een vermelding van een dergelijke akte in het electronisch archief vindt niet eerder plaats dan nadat er sprake is van een ondertekende akte van erkenning. Gelet daarop is de gemeente Bergen (NH) van oordeel dat op basis van de vermelding in het electronisch archief er redelijkerwijs van uitgegaan kan worden dat het aannemelijk is dat de man op 21 februari 2002 (naast [kind2] tevens) [kind1] heeft erkend. De gemeente is daarom van oordeel dat zij rechtens op juiste wijze een kennisgeving heeft doen uitgaan aan de geboortegemeente.
Voor het plaatsen van een latere vermelding van erkenning aan de geboorteakte van een kind is vereist dat conform het bepaalde in artikel 20 BBS een (origineel) brondocument aanwezig dient te zijn, dat wil zeggen een door betrokkenen ondertekende akte van erkenning.
Ter zitting heeft mevrouw Van de Stolpe verklaard dat indien in de computer een akte onjuist of onterecht zou zijn opgemaakt, deze akte bij de interne controle van de gemeente door de backoffice wordt verwijderd. Uit de omstandigheid dat in de registers van de gemeente Bergen (NH) een (weliswaar niet ondertekende) akte van erkenning (akte nummer 18 van het jaar 2002) voorhanden is, acht de rechtbank het zeer aannemelijk dat er op enig moment een brondocument aanwezig moet zijn geweest. Indien dat niet het geval zou zijn geweest, ligt het immers zeer voor de hand dat deze (in dat geval onjuiste) akte van erkenning met nummer 18 van het jaar 2002 bij de interne controle van de gemeente Bergen (NH) zou zijn verwijderd.
Artikel 21 BBS bepaalt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte heeft opgemaakt, waarvan ingevolge wettelijke voorschrift een latere vermelding moet worden gemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand van een andere gemeente, aan deze ambtenaar kennis geeft van de door hem opgemaakte akte. Op welke wijze die kennisgeving dient te geschieden wordt niet vermeld.
Aan de man kan worden toegegeven dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Bergen (NH) wellicht niet geheel zorgvuldig heeft gehandeld. Daarbij heeft voorts te gelden dat de persoonlijke mening van de ter zitting verschenen ambtenaar van de burgerlijke stand, inhoudende dat zij in de onderhavige situatie aan de gemeente Alkmaar geen kennisgeving ter inschrijving zou hebben gezonden, in deze geen gewicht in de schaal legt, aangezien hier van belang is een voor de ambtenaar van de burgerlijke stand op basis van rechtsregels geldende werkwijze, welke werkwijze niet aan individuele interpretatie onderhevig dient te zijn. De rechtbank zal het standpunt van de man passeren voor zover hij betoogt dat hij mag vertrouwen op de juistheid van de registers van de burgerlijke stand en indien daarbij fouten worden gemaakt de burger, in casu de man, altijd het voordeel van de twijfel dient te krijgen. Daarbij overweegt de rechtbank dat (voor zover er al een belangen-afweging zou dienen plaats te vinden) tegenover het belang van de man eveneens het belang van de vrouw en [kind1] in aanmerking zou dienen te worden genomen.
Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar op terechte gronden een latere vermelding betreffende erkenning van [kind1] heeft opgemaakt. De rechtbank zal daarbij hetgeen (één van) partijen nog heeft/hebben aangevoerd omtrent het belang van [kind1] buiten beschouwing laten, aangezien dat belang in het kader van deze procedure geen beoordelingsgrond vormt. Het verzoek van de man wordt derhalve afgewezen.
Gelet op de omstandigheid dat niet gezegd kan worden dat de gemeente Bergen (NH) met opzet een fout heeft gemaakt, maar dat eerder gesproken kan worden van een administratieve vergissing, ziet de rechtbank geen aanleiding de gemeente Bergen (NH) en/of Alkmaar te veroordelen in de kosten van deze procedure, zoals door de man is verzocht.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Wijst af het verzoek van de man tot doorhaling van de in het register van geboorte van de gemeente Alkmaar onder nummer 12A1589 van het jaar 1991 voorkomende latere vermelding betreffende erkenning van [kind1] , geboren in de gemeente Alkmaar op 16 augustus 1991.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2009 in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier.