ECLI:NL:RBALK:2009:BH3927

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
14 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105429 / FA RK 08-875
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en opheffing van de huwelijksgemeenschap na detentie en financiële geschillen

In deze zaak gaat het om de echtscheiding van een man en vrouw die elkaar hebben leren kennen op een psychiatrische afdeling en op 18 februari 2008 in gemeenschap van goederen zijn getrouwd. De man heeft een eigen woning ingebracht, maar na een ruzie op 27 maart 2008 vertrekt hij naar een ex-vriendin, waar hij vervolgens een moord pleegt en tot negen jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld. Tijdens zijn detentie start de man een echtscheidingsprocedure en verzoekt hij de opheffing van de huwelijksgemeenschap, omdat hij meent dat de vrouw niet naar behoren met de gezamenlijke financiën omgaat. De vrouw staat onder bewind en er zijn geschillen over een bedrag van €50.000 dat kort na het huwelijk op de rekening van de man is gestort. De man beschuldigt de vrouw van het maken van schulden en het verspillen van gemeenschappelijke goederen, terwijl de vrouw stelt dat zij de financiën correct beheert en dat de man niet op de hoogte is van de situatie. De rechtbank oordeelt dat er geen gronden zijn voor de opheffing van de gemeenschap, omdat de man niet kan aantonen dat de vrouw zich lichtvaardig heeft gedragen met de gezamenlijke middelen. De rechtbank wijst het verzoek van de man af en bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van transparantie in financiële zaken binnen een huwelijk, vooral wanneer een van de partners onder bewind staat.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
HZ
zaak- en rekestnummer: 105429 / FA RK 08-875
datum: 14 januari 2009
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[EISER],
wonende te Heerhugowaard
verzoekende partij,
advocaat: mr. drs. A. Hijner
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Heerhugowaard,
gerekwestreerde,
advocaat: mr. P.H. Visser.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 6 oktober 2008 het verzoekschrift van de man ingekomen waarin wordt verzocht de huwelijksgemeenschap van partijen ontstaan door hun huwelijk op 18 februari 2008 in de gemeente Heerhugowaard gesloten op te heffen.
Het verzoekschrift is op 6 oktober 2008 onder nummer 08/744 ingeschreven in het huwelijksgoederenregister ter griffie van deze rechtbank.
Bij de stukken bevindt zich voorts een bewijs van publicatie van het verzoek in het Noord Hollands Dagblad van 16 oktober 2008.
De vrouw heeft daarop een verweerschrift ingediend strekkende tot afwijzing van het verzoek met veroordeling van de man in de kosten van het geding.
Op 26 november 2008 is van mr. Hijner namens de man een akte overlegging producties ingekomen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2008, alwaar zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Hijner, alsmede de vrouw, bijgestaan door mr. Visser.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De man heeft ter onderbouwing van zijn verzoek tot opheffing van de huwelijksgemeenschap het volgende naar voren gebracht.
Partijen hebben elkaar in 2007 leren kennen op de psychiatrische verpleegafdeling Alkmaar (hierna: PVA). De man heeft een eigen woning in dezelfde straat als zijn zus en broer. Zijn broer hielp de man met zijn administratie en onderhoud van het huis. Na ontslag uit de PVA zijn de man en de vrouw gaan samenwonen. Eind september 2007 zijn partijen gaan samenwonen in het huurhuis van de vrouw, en is de woning van de man verhuurd via de besloten vennootschap ITHW B.V. te Garderen aan Poolse werknemers. De man heeft bij zijn broer in bewaring gegeven bankpasjes teruggevraagd. Op 18 februari 2008 zijn partijen in de gemeente Heerhugowaard met elkaar getrouwd. De man heeft dan al geruime tijd geen contact meer met zijn familie, omdat hij door de vrouw wordt afgeschermd. Halverwege maart 2008 heeft de man zijn familie weer gesproken en meegedeeld dat het goed met hem ging en dat hij sinds september 2007 clean is.
Op 27 maart 2008 hebben partijen ruzie gehad. De man is daarop naar mevrouw [naam 1] vertrokken, een oude bekende van de man met wie hij in het verleden wel eens verdovende middelen gebruikte. De man en mevrouw [naam 1] hebben ruzie gekregen waarbij de man mevrouw [naam 1] heeft gedood. Toen de man vervolgens gedetineerd was, hebben de broer en zijn echtgenote de vrouw aangeboden de administratie voor de man en de vrouw op zich te nemen, welk aanbod de man en de vrouw hebben geaccepteerd. De broer heeft vervolgens ontdekt dat de man niet over de bankpasjes van partijen beschikte, maar dat de vrouw deze bij zich had en dat zij op 27 maart 2008 diverse pintransacties had verricht, alsmede dat er door de vrouw in korte tijd grote bedragen waren opgenomen van de rekeningen van partijen. De broer heeft de vrouw hiermee geconfronteerd hetgeen er toe heeft geleid dat de vrouw alle contacten heeft verbroken en de administratie van haar en de man heeft teruggeëist. De broer is van mening dat zowel de man als de vrouw hem gemachtigd hebben. In een briefwisseling die is ontstaan tussen de advocaat van de vrouw en de broer, heeft de broer namens de man opheldering over het geld gevraagd, met name het bedrag van [euro] 50.000,00.
De vrouw heeft vervolgens ook de auto van de man weggegeven, maar zij wil niet vertellen aan wie. De vrouw heeft zelf geen rijbewijs. De man is een echtscheidingsprocedure gestart, waarna mr. Hijner van de kantonrechter van de rechtbank Alkmaar heeft vernomen dat de vrouw al geruime tijd onder bewind staat. De man stelt hiervan nimmer op de hoogte te zijn geweest. De man heeft sinds zijn detentie, ondanks herhaalde pogingen daartoe, geen contact meer met de vrouw. De broer van de man heeft ook tevergeefs getracht informatie in te winnen bij de vrouw. De vrouw houdt de man volledig onwetend, terwijl zij wel aan anderen meedeelt dat zij de man spreekt en opzoekt en dat hij op de hoogte is van de financiële gang van zaken. De vrouw heeft volgens de man grote bedragen opgenomen van de rekening van de man, zonder hem hierover in te lichten. Zo is er een bedrag van [euro] 50.000,00 van de gezamenlijke rekening van partijen, althans van de rekening van de man opgenomen en de man weet niet wat er met dit geld is gebeurd.
Volgens de man voldoet de vrouw aan alle gronden voor opheffing genoemd in artikel 109 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW):
de vrouw maakt op lichtvaardige wijze schulden. Daartoe heeft de man het volgende aangevoerd.
Gedurende de detentie van de man beschikt de vrouw in eerste instantie over een WW-uitkering van minimaal [euro] 500,00 per maand, later over inkomsten uit haar werkzaamheden voor hotel Amrath, welke hoger zijn dan de WW-uitkering. De man weet niet of de WW-uitkering ook nog wordt uitbetaald. De vrouw heeft in haar huis een pools echtpaar gehuisvest en ontvangt hiervoor minimaal [euro] 335,00 per maand. Tot 1 mei 2008 ontving de vrouw via de arbeidsongeschiktheidsverzekering van de man [euro] 453,78 per maand, met behulp waarvan de hypotheeklasten van de woning volledig konden worden betaald. Tot 1 oktober 2008 ontving de vrouw van het ITHW BV [euro] 1.000 per maand, welk maandelijks bedrag op verzoek van de vrouw op haar rekening worden gestort. ITHW betaalt ook gas, licht en water voor de woning, los van de [euro] 1.000 huur. Volgens de broer van de man bedraagt de belastingteruggave [euro] 3.300 en is dit bedrag overgemaakt op de rekening van de vrouw. In totaal heeft de vrouw volgens de man tijdens zijn detentie van nu zes maanden [euro] 11.207, 56 gegenereerd, los van de opbrengsten van verhuur van haar eigen woning, haar WW-uitkering en/of inkomsten uit arbeid, welke naar schatting van de man [euro] 6.345,00 bedragen. Dit in contrast tot de [euro] 100,00 die de vrouw slechts eenmalig aan de man heeft overgemaakt gedurende zijn detentie. Tegenover de inkomsten staan slechts de uitgaven gerelateerd aan de huurwoning van de vrouw en de maandelijkse hypotheek van de woning van de man van [euro] 387,60 per maand. Door de verhuur van de woning waren er geen energielasten en de door de vrouw opgevoerde [euro] 111,25 voor de warmwaterinstallatie is een jaarbedrag. De vrouw beschikt over de bankpas van de man, welke de man nimmer in zijn bezit heeft gehad, en zij weigert deze aan de man over te dragen. Van de [euro] 50.000 euro zijn twee uitgaven bekostigd waarmee de man bekend is. Er is voor [euro] 9.708,57 een schuld van de man afgelost en er is een auto aangekocht ter waarde van [euro] 11.000. De vrouw had derhalve in totaal [euro] 47.500,00 tot haar beschikking. Na detentie wil de man weer over zijn woning beschikken. De man wil dan ook weer dat de verhuur wordt opgestart, zodat hij van de opbrengst de hypotheeklasten kan voldoen. De vrouw weigert dit, zoals zij ook weigert de hypotheeklast te voldoen, waarmee een betalingsachterstand is ontstaan. De vrouw wenst de woning te verkopen en heeft hiertoe de man in het kader van een kort geding gedagvaard. Nu de vrouw niet overgaat tot betaling van de lasten met betrekking tot de woning, en zij hiervoor wel geld heeft, maakt de vrouw onnodig schulden. De vrouw staat, zonder de man daarin gekend te hebben, onder bewind. Desondanks houdt de vrouw forse bedragen buiten het toezicht van de bewindvoerder.
verspillen van goederen
De man is van mening dat de vrouw goederen verspilt. Ten eerste eerder genoemde auto. Volgens de vrouw is de auto in bewaring gegeven aan een meneer Van den Blom, die hier echter heel anders over denkt. Gezien het vrijwaringsbewijs van 3 mei 2008 is de auto in eigendom overgedragen aan deze meneer Van den Blom. Ten tweede verspilt de vrouw het saldo van de bankrekening. Er zijn grote bedragen van de rekening gehaald, waartoe de man gezien zijn detentie niet toe in staat was en de man bovendien niet over de bankpassen beschikte. Ten derde heeft de vrouw haar minnaar, de heer Lentink, een bedrag van [euro] 10.000 gegeven voor de aanschaf van een camera. De vrouw zegt geen geld meer te hebben, terwijl zij in zes maanden tijd een bedrag van meer dan [euro] 47.000 verspild heeft.
het verrichten van handelingen die indruisen tegen bestuur van de andere echtgenoot
De man heeft bij huwelijksvoltrekking een woning ingebracht. De man heeft in het kader van de echtscheiding voorgesteld dat een ieder behoudt wat hij/zij heeft ingebracht en slechts verdeeld zal worden hetgeen staande het huwelijk in gemeenschappelijk eigendom is ontstaan. Door alles terug te draaien zou de vrouw het door haar geërfde bedrag van [euro] 50.000,00 toekomen en de man de woning in Alkmaar. De vrouw stemt hier niet mee in, nu zij de woning wil verkopen en de woning niet wil verhuren. De man is in kort geding gedagvaard om mee te werken tot verkoop, een handeling die indruist tegen zijn bestuur, hetgeen ook geldt voor de beslissingen van de vrouw ter zake bankopnames en de overschrijving van de auto, in welke beslissingen zij de man niet gekend heeft.
weigeren inlichtingen te geven omtrent de stand van zaken van de goederen der gemeenschap en het over die goederen gevoerde bestuur.
De vrouw noch haar advocaat zijn bereid gebleken de man aan de hand van verifieerbare stukken te informeren over de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap, het saldoverloop van de bankrekeningen, het door de vrouw geërfde bedrag en de onderbewindstelling van de vrouw. In verband met zijn detentie wil de man weten welke zaken er nog zijn. De vrouw neemt ten aanzien van het bedrag van [euro] 50.000 verschillende standpunten in. Op het bankafschrift staat dat het een vordering betreft van de vrouw op haar moeder in verband met de nalatenschap van wijlen haar vader uit 1998. Mr. Visser heeft gesteld dat het een uitkering van de nalatenschap van de vader van de vrouw betreft. Later heeft de vrouw betoogd dat zij dit bedrag van haar moeder bij leven geschonken heeft gekregen. Nog later heeft de vrouw gesteld dat het een lening van haar moeder betreft waarop jaarlijks het fiscaal vrij te laten bedrag wordt kwijtgescholden. Aan de broer van de man heeft de vrouw verteld dat de nalatenschap [euro] 150.000 bedraagt. De man is van mening dat het geen toeval kan zijn dat de vrouw kort nadat zij vanuit de Wet schuldsanering natuurlijke personen een 'schone lei' heeft gekregen met de man wil trouwen. Binnen een week na het sluiten van het huwelijk wordt er bij de man op zijn rekening [euro] 50.000 bijgeschreven, kennelijk met het doel dit uit het zicht van de bewindvoerder te laten. Derhalve is de vrouw onder de bijzondere omstandigheden van het geval de man tekst en uitleg, rekening en verantwoording schuldig, gelet op de relatief korte duur van het huwelijk van partijen en de detentie van de man sinds 27 maart 2008. De man is benadeeld en hij heeft recht en belang om te zijner tijd ten tijde van een eventuele vorderingprocedure een vordering in te stellen ter zake schadevergoeding wegens benadeling van de gemeenschap. Het gaat om de gevolgen van een opgeheven boedelscheiding. Er ontstaan verschillende financiële zaken na het voltrekken van het huwelijk waarbij snel geld verdwijnt. De man kan de benadeling van de huwelijksgoederengemeenschap inbrengen in de echtscheiding. De man verzoekt de rechtbank de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding.
Als verweer is namens de vrouw aangevoerd dat de man er reeds vanuit gaat dat de opheffing wordt toegewezen, nu de man in het echtscheidingsverzoek geen scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft gevorderd. De advocaat van de man frustreert de spoedige afwikkeling van de echtscheiding en daarmee de opheffing van de huwelijksgoederengemeenschap, hetgeen in oktober 2008 al gerealiseerd had kunnen zijn.
Volgens de vrouw is de aanspraak van de man op de woning in Alkmaar de reden voor zijn handelen en wil hij deze woning niet delen met de vrouw. De woning valt onder de huwelijksgoederengemeenschap. De waarde van de woning is [euro] 220.000,00, de hypotheek bedraagt [euro] 95.000,00. De hypotheeklast bedraagt [euro] 387,60 per maand, [euro] 111, 25 warmwaterinstallatie per maand, en de gebruikelijke eigenaarlasten en energielasten. ITHW heeft de huur van de woning niet willen verlengen en vordert de borgsom terug. De woning staat nu leeg. De vrouw wil de woning verkopen in onverhuurde staat en verdeling van de overwaarde in het kader van de scheiding en deling. De man heeft aangegeven dat hij zich de woning wenst toe te scheiden, maar kan door zijn detentie geen gebruik maken van de woning. De vrouw is niet in staat om vanaf 1 oktober 2008 de vaste lasten van de woning, die nu niet meer uit de verhuur betaald kunnen worden, te voldoen. Daarom heeft de vrouw een kort geding aangespannen om te komen tot een spoedige verkoop van de woning in vrij op te leveren staat.
Het bedrag van [euro] 50.000 betreft een lening van de moeder van de vrouw aan de vrouw op of omstreeks 28 februari 2008, waarop jaarlijks het vrij te laten bedrag als schenking van de moeder aan de vrouw wordt afgeschreven. Het geld is een voorschot op de erfenis. Dit bedrag is buiten de bewindvoerder om gegaan. Het geld is gestort op een rekening van de man waar alleen de man over kan beschikken. De man heeft in totaal [euro] 31.000 van dit geld opgenomen. Op 27 februari 2008 is [euro] 9.708,57 aan Avero Achmea overgemaakt ter zake aflossing van een reeds voor het huwelijk bestaande schuld van de man. Daarnaast is op 3 maart 2008 [euro] 20.000,00 overgemaakt op het rekeningnummer [nummer 1] van de man. Op dezelfde dag heeft de man hiervan [euro] 10.000,00 opgenomen voor de aflossing van door hem aangegane onderhandse schulden. Tevens is op deze datum [euro] 11.000,00 opgenomen voor de aankoop van een auto. De vrouw rijdt niet in de auto, omdat zij geen rijbewijs heeft. Daarnaast waren partijen bezig het huis opnieuw in te richten. In april of mei 2008 heeft de man de vrouw, tijdens zijn detentie, gemachtigd om over de rekening te beschikken. Dit omdat op deze rekening de verhuurgelden binnenkwamen en de vrouw de lasten hiermee kon voldoen. De man en de vrouw waren voor hun levensonderhoud aangewezen op de WAO-uitkering van de man, een aanvullend WAO-gatverzekering en de netto opbrengst van de verhuur van de woning. Door de detentie van de man is zijn inkomen weggevallen. De vrouw dient de huur van [euro] 385,00 van de gemeenschappelijke huurwoning in Heerhugowaard te voldoen, alsmede de premie ziektekostenverzekering van beide partijen en de overige vaste lasten. De vrouw was dan ook genoodzaakt werk te zoeken om in haar levensonderhoud te voorzien. Zij verdient hiermee [euro] 850,00 per maand. De vrouw betaalt per 1 oktober 2008 geen ziektekosten meer voor de man, noch de hypotheek of andere lasten op zijn naam. De vrouw heeft na de beëindiging van de gerechtelijke schuldsanering in oktober 2007 zelf verzocht om onder beschermingsbewind te worden gesteld. Dit om financiële problemen in de toekomst te voorkomen. De man is hiervan wel degelijk op de hoogte. Er is geen sprake van schulden, behalve de oplopende schulden aan de woning in Alkmaar. De vrouw kan ook geen schulden maken ten laste van de gemeenschap nu zij onder bewind staat en de bewindvoerder daarover waakt.
Na de detentie van de man wilde de heer Van den Blom de vrouw helpen met de auto. Hij zou de auto voor de vrouw in bewaring nemen, alle kosten van de auto betalen en de vrouw vervoeren. Toen de vrouw in het ziekenhuis lag is de auto overgeschreven. Dit in verband met de wegenbelasting en verzekering. Thans weigert de heer Van den Blom mee te werken aan teruggave van de auto. Derhalve heeft de vrouw aanleiding gezien daartoe een
kort gedingprocedure te starten. Zodra de auto terug is kan deze verkocht worden en kan het geld in de verdeling meegenomen worden. Ten aanzien van het weigeren van inlichtingen geven is de vrouw van mening dat de man ook zelf bankafschriften kan opvragen. De man wil dat de vrouw elk bedrag verantwoordt. Alle gebeurtenissen hebben volgens de vrouw op andere wijze plaatsgevonden. De vrouw wilde samen met de man een nieuw leven, maar werd geconfronteerd met de bemoeizuchtige familie van de man en met het feit dat de man al jaren een relatie met mevrouw [naam 1] bleek te hebben. De vrouw is hier erg van overstuur geweest en een maand lang opgenomen geweest. De vrouw is dan ook van mening dat de man misbruik van recht maakt en verzoekt de rechtbank de man te veroordelen in de kosten van het geding.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 109 van Boek 1 van het BW kan een echtgenoot opheffing van de gemeenschap verzoeken wanneer de andere echtgenoot op lichtvaardige wijze schulden maakt, de goederen van de gemeenschap verspilt, handelingen verricht, die kennelijk indruisen tegen het bestuur van de andere echtgenoot over goederen der gemeenschap, of weigert de nodige inlichtingen te geven omtrent de stand van de goederen der gemeenschap en van de daarop verhaalbare schulden en het over die goederen gevoerde bestuur.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Partijen hebben elkaar in 2007 op PVA leren kennen, kregen een relatie en zijn op 18 februari 2008 in gemeenschap van goederen getrouwd. De vrouw staat onder bewind. De man heeft een eigen woning in Alkmaar ingebracht. Deze woning is tot 1 oktober 2008 verhuurd aan ITHW voor [euro] 1.000 per maand. ITHW voldeed ook de gebruikerslasten. Vanaf 1 oktober 2008 staat de woning leeg en betaalt de vrouw de lasten niet meer. De vrouw beschikt over een huurwoning in Heerhugowaard waar partijen hebben samengewoond tot aan de detentie van de man.
De vrouw heeft op 28 februari 2008 een bedrag van [euro] 50.000 ontvangen, welk bedrag is gestort op postbankrekening [nummer 2] op naam van de man. Uit de ter zitting overgelegde bankafschriften van deze bankrekening blijkt dat na de storting van de [euro] 50.000 op 27 februari op dezelfde dag [euro] 1.300,00 is overgemaakt aan J. de Jong als "betaling voor jullie bankstel, veel liefs Henk en Nel". Voorts is er een aflossing gedaan van [euro] 9.708,57 aan Avero, welk bedrag onweersproken betrekking heeft op een schuld van de man. Er is in totaal op 28 februari 2008 een bedrag van [euro] 11.000,00 betaald aan Autovitel, welk bedrag is betaald voor de auto die partijen hadden aangeschaft en op 29 februari is een bedrag van [euro] 20.000,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [nummer 1] ten name van de man.
Op 27 maart 2007 hebben partijen ruzie gekregen. De man is naar mevrouw [naam 1] toegegaan waar hij na een woordenwisseling mevrouw [naam 1] om het leven heeft gebracht. De man is sindsdien gedetineerd en is inmiddels veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf.
De man is van mening hem sinds zijn detentie is gebleken dat de vrouw voldoet aan de in artikel 109 van Boek 1 van het BW genoemde gronden die rechtvaardigen dat de tussen partijen aanwezige huwelijksgoederengemeenschap zal worden opgeheven. De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt als volgt. Ten tijde van de bijschrijving van het bedrag van [euro] 50.000 op de bankrekening van de man waren partijen net getrouwd en woonden samen. Naar de rechtbank mag aannemen is deze bijschrijving op rekening van de man met wederzijds goedvinden gebeurd. Vervolgens zijn in de dagen daarna grote bedragen van de rekening opgenomen dan wel overgeschreven, zoals hierboven uiteengezet. In totaal is er volgens het bankafschrift van 20 maart 2008 [euro] 48.093,44 van de postbankrekening afgeschreven. Gesteld noch gebleken is dat partijen vóór hun ruzie op 27 maart 2008 zodanige problemen hadden dat er geen sprake meer was van samenwonen, een relatie of van het ontbreken van overleg over financiële zaken. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de financiële transacties zoals die hebben plaatsgevonden tot en met 27 maart 2008 met medeweten van beide partijen zijn gedaan. De rechtbank kan de man dan ook niet volgen in zijn stelling dat de vrouw dit geld buiten zijn medeweten heeft verspild. Dat de man niet over de bankpassen zou beschikken doet daar niet aan af, nu hij onweersproken aanwezig was bij de aanschaf van de bank, de auto en ter zitting heeft verklaard naast de vrouw te hebben gestaan toen zij bij een postagentschap [euro] 10.000 opnam. Of dit geld aan een heer Lentink is gegeven is niet aangetoond. De inkomsten die de vrouw na 27 maart 2008 heeft ontvangen uit de verhuur van de woning aan het Guldenpad in Alkmaar heeft de vrouw gebruikt om de hypothecaire lasten van de woning te betalen. Nu de vrouw na de detentie van de man niet beschikte over het door de man voorgerekende hoeveelheid geld van [euro] 50.000 en het inkomen van de man vanaf 1 mei 2008 is weggevallen, komt het de rechtbank niet vreemd voor dat de vrouw de inkomsten uit de verhuur van de woning in Alkmaar en de woning in Heerhugowaard en haar latere inkomen uit arbeid heeft aangewend voor de betaling van de hypothecaire lasten, de overige lasten en haar levensonderhoud.
De schulden die thans bestaan ten aanzien van de woning aan het Guldenpad, zijn ontstaan doordat de woning niet meer verhuurd wordt en de vrouw de lasten niet langer kan en wil dragen. ITHW heeft aangegeven de woning met ingang van 1 oktober 2008 niet langer meer te willen huren. De vrouw dient dan ook de borgsom nog aan ITHW terug te betalen. Om tot een eventuele verkoop van de woning te kunnen komen heeft de vrouw een kort geding aangespannen. Daar komt bij dat de vrouw in 2007 met een zogeheten 'schone lei' uit de schuldsanering is gekomen en zich vrijwillig onder bewind heeft laten stellen en zij niet opnieuw in de schulden wil geraken. De rechtbank kan zich voorstellen dat de man na zijn detentie graag over de woning wil beschikken, maar dit enkele gegeven kan geen reden zijn tot opheffing van de gemeenschap.
Ten aanzien van de auto overweegt de rechtbank dat niet in geding is dat de auto op 3 mei 2008 is overgeschreven. De man zegt daarvan niets te weten en de vrouw zegt dat zij in het ziekenhuis lag. Wat daar ook van zij, de auto is in eigendom overgedragen. De vrouw tracht via een kort geding de auto terug te vorderen, waarna de auto verkocht kan worden en het geld in de gemeenschap gebracht kan worden.
Voor zover de man stelt dat de vrouw de heer Dijkstra gemachtigd heeft om de financiële zaken voor partijen waar te nemen is de rechtbank niet gebleken van enig verifieerbaar stuk, zoals bijvoorbeeld een machtiging, waaruit blijkt dat ook de vrouw schriftelijk haar toestemming hiervoor heeft gegeven.
Voor de rechtbank is duidelijk dat partijen een andere visie hebben op de gebeurtenissen vanaf hun huwelijk tot op heden. Partijen spreken elkaar tegen over de kennis van zaken omtrent onder andere het saldoverloop van de bankrekeningen, de onder bewindstelling van de vrouw en de wijze waarop partijen elkaar informeren. De vrouw is onweersproken een aantal malen bij de man op bezoek geweest in de gevangenis, waar ook zaken zijn besproken, gezien onder meer het feit dat de man de vrouw gemachtigd heeft over zijn bankrekeningen te beschikken. Dat een en ander niet naar tevredenheid van partijen is verlopen is duidelijk.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat in dit geval geen sprake is van één van de gronden genoemd in artikel 109 van Boek 1 van het BW en zal het verzoek van de man afwijzen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussen partijen, echtgenoten, een kostenveroordeling uit te spreken zoals verzocht.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Wijst het verzoek af.
Bepaalt dat elke partij de eigen kosten van de procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2009, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier.
U kunt tegen deze beschikking in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt de beschikking al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.