Uitspraak
RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummers: 08/1971 AW
08/2882 AW
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaken van:
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. F. Westenberg,
tegen
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hoorn,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaken
Bij besluit van 27 december 2007 heeft verweerder eisers functie van ambtenaar in algemene dienst met onmiddellijke ingang opgeheven. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 2 juli 2008 (bestreden besluit I) ongegrond verklaard. Eiser heeft bij brief van 3 juli 2008 tegen dit besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 31 maart 2008 heeft verweerder eiser met ingang van 1 juli 2008 eervol ontslag verleend wegens opheffing van zijn functie. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 15 september 2008 (bestreden besluit II) ongegrond verklaard. Wel heeft verweerder besloten de ingangsdatum van het ontslag te stellen op 1 november 2008. Eiser heeft bij brief van 23 september 2008 tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld ter zitting van 8 januari 2009, waar eiser - daartoe ambtshalve opgeroepen - in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld van zijn echtgenote mevrouw [naam2]. Verweerder is
- daartoe eveneens opgeroepen - verschenen bij gemachtigden mr. J.J. Blanken en mr. F.I.M. Tevette.
Motivering
1. De rechtbank moet de vragen beantwoorden of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten de functie van ambtenaar in algemene dienst met onmiddellijke ingang op 27 december 2007 op te heffen en of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten eiser ontslag te verlenen met ingang van 1 november 2008.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is met ingang van 1 augustus 2002 in vaste dienst aangesteld in de functie van hoofd [functie1] voor 27 uur per week. Bij brief van 29 augustus 2004 heeft eiser zich ziek gemeld en zijn positie van hoofd [functie1] ter beschikking gesteld, omdat hij verwacht dat de periode van herstel wat langere tijd zal vergen en het risicoprofiel van het grondbedrijf hoog is. Nadien heeft eiser toegelicht dat hij bedoeld heeft zijn functie ter beschikking te stellen zolang hij ziek is en hij de functie om die reden niet kan vervullen. Bij brief van 6 januari 2005 is eiser erover geïnformeerd dat de afdeling [naam afdeling] tijdelijk zal worden ondergebracht bij de sector Middelen en dat de directeur van de sector Middelen voorlopig de leiding van de afdeling krijgt opgedragen.
Bij beslissing van 18 maart 2005 heeft verweerder eiser bericht dat zijn functie als hoofd [functie1] per 1 januari 2005 is vervallen en dat eiser derhalve per gelijke datum boventallig is geworden. Daarbij is eiser erover geïnformeerd dat voor de periode van een jaar, gerekend vanaf de ingangsdatum van het besluit, voor hem een andere passende functie wordt gezocht, primair binnen de gemeente en zo mogelijk daarbuiten. Eiser is er daarbij tevens over geïnformeerd, dat als voor hem binnen genoemde termijn geen passende functie wordt gevonden, hem ontslag zal worden verleend op grond van artikel 8:4, eerste lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR). Het hiertegen door eiser ingediende bezwaarschrift is voor verweerder aanleiding geweest een mediationtraject voor te stellen, dat is uitgemond in de vaststellingsovereenkomst van 28 november 2005 (verder de vaststellingsovereenkomst). Overeengekomen is onder meer dat eiser met ingang van 1 december 2005 wordt benoemd tot ambtenaar in algemene dienst in de functie van [functie2]. Daarbij is bepaald dat de functie een gegeven is in de nieuwe organisatiestructuur, met andere woorden dat de functie geen voorwerp van onderzoek zal zijn bij de komende organisatiewijziging. Bij besluit van 28 december 2005 is eiser per 1 december 2005 in vaste dienst aangesteld als ambtenaar in algemene dienst voor 36 uur per week. Na enige maanden in de functie van [functie2] werkzaam te zijn geweest, zijn medio juli 2006 de aan die functie verbonden taken overgedragen aan het hoofd Stadsvernieuwing. Aan eiser zijn vervolgens diverse andere taken opgedragen, laatstelijk als [functie3] bij het externe projectbureau Westfrisiaweg en bij het Programma Dienstverlening.
Eiser heeft zich op 21 februari 2007 ziek gemeld.
Bij besluit van 27 december 2007 heeft verweerder eiser bericht dat hij heeft besloten de functie van ambtenaar in algemene dienst die specifiek ten behoeve van eiser is gecreëerd op basis van de vaststellingsovereenkomst, met onmiddellijke ingang op te heffen. Dit omdat het niet mogelijk is gebleken om op zinvolle wijze aan deze functie invulling te geven. Bij gebreke van enige reële herplaatsingmogelijkheid binnen dan wel buiten de openbare dienst van de gemeente, ziet verweerder geen andere mogelijkheid dan tot beëindiging van het dienstverband over te gaan.
Ten aanzien van het besluit tot de opheffing van de functie van ambtenaar in algemene dienst
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat noch uit de wet noch uit enige andere rechtsregel voortvloeit dat het besluit van 18 maart 2005, waarbij eiser boventallig is verklaard, ten gevolge van de vaststellingsovereenkomst is komen te vervallen. Uit de vaststellingsovereenkomst blijkt volgens verweerder nagenoeg niets meer dan dat is afgesproken dat eiser in algemene dienst zou worden aangesteld. Dit is gebeurd door middel van het aanstellingsbesluit van 28 december 2005. Tevens heeft eiser - overeenkomstig de afspraak - alle lopende bezwaarschriften ingetrokken. Het kan onmogelijk aan verweerder worden toegeschreven dat eiser heeft nagelaten intrekking van het besluit van 18 maart 2005 te bedingen. Het besluit is rechtens onaantastbaar en verweerder ziet geen aanleiding om van dit besluit terug te komen..De afspraken in de vaststellingsovereenkomst zijn volgens verweerder volledig nagekomen.
Verweerder heeft er voorts op gewezen dat de wijze waarop eiser invulling heeft gegeven aan zijn taak als [functie2] mede heeft bijgedragen aan de beslissing om de functie [functie2] te laten vervallen, respectievelijk over te hevelen. Het is niet zo dat eiser wegens ziekte geen adequate invulling aan zijn functie heeft kunnen geven. Naar aanleiding van de beslissing de aan de functie [functie2] verbonden taken te laten vervallen respectievelijk over te hevelen, bestond eisers functie feitelijk, als samenstel van werkzaamheden, niet meer. Ten gevolge daarvan is getracht om eiser andere, zinvolle en passende werkzaamheden op te dragen. Dit bleek – al ruim voordat eiser zich ziek had gemeld – niet mogelijk. Verweerder heeft er voorts op gewezen dat eiser aan een detachering bij de provincie Noord-Holland geen nadere invulling heeft kunnen geven. Verweerder stelt dat het – ondanks inspanningen daartoe – niet mogelijk is gebleken om een goede invulling te geven aan de functie van ambtenaar in algemene dienst en concludeert dat eisers herplaatsing is mislukt. Hij benadrukt dat dit niet slechts het gevolg is van zijn ziekmelding, maar dat al eerdere pogingen eiser intern of extern met werkzaamheden te belasten, zijn mislukt. Aangezien sinds het besluit van 18 maart 2005 reeds zeer geruime tijd was verstreken en er geen enkel uitzicht bestond op werkhervatting op enigerlei wijze, intern dan wel extern, is verweerder van mening dat hij in redelijkheid tot opheffing van eisers functie heeft kunnen besluiten.
4. Eiser acht het besluit om de functie van ambtenaar in algemene dienst met onmiddellijke ingang op te heffen in strijd met de in het kader van de mediation gemaakte afspraken. Eiser heeft aangevoerd dat hij sinds zijn aanstelling als ambtenaar in algemene dienst niet meer boventallig is. Hij bestrijdt dat ondanks de vaststellingsovereenkomst het besluit van 18 maart 2005 in stand zou zijn gebleven en dat verweerder daar nu nog rechten aan zou kunnen ontlenen. Als het besluit al niet zou zijn komen te vervallen, dan zouden de aan dat besluit verbonden gevolgen weggenomen zijn door de uitkomst van het mediationtraject.
Eiser acht de opvatting dat het besluit van 18 maart 2005 niet is ingetrokken en formeel nog van kracht zou zijn, inclusief de herplaatsingstermijn, in strijd met een redelijke uitleg van de vaststellingsovereenkomst, onbehoorlijk en in strijd met de goede trouw. Eiser acht het voorts in strijd met de vaststellingsovereenkomst om zeven maanden na zijn benoeming in de functie van ambtenaar in algemene dienst, belast met de taak [functie2], deze taken als gevolg van andere inzichten al bij hem weg te halen. Na de zomervakantie van 2006 zijn er wisselende taken aan eiser opgedragen. Als gevolg van het steeds vroegtijdig afbreken van de taakinvullingen heeft eiser zich op 21 februari 2007 ziek moeten melden. Eiser heeft er daarbij op gewezen dat op verweerder - in verband met zijn arbeidsongeschiktheid - de inspanningverplichting rust om te werken aan re-integratie. Het gaat niet aan om aan deze verplichtingen te ontkomen door de functie van ambtenaar in algemene dienst op te heffen. Er zijn nog vele taken die aan de ambtenaar in algemene dienst zouden kunnen worden opgedragen. Deze worden nu door derden – al dan niet op basis van detachering bij de gemeente – verricht. Dat het op dit moment niet lukt om eiser als ambtenaar in algemene dienst taken op te dragen houdt verband met zijn ziekte en kan volgens eiser geen reden zijn om de functie dan maar op te heffen.
5. De rechtbank stelt vast dat het bezwaar van eiser tegen het besluit van 18 maart 2005, waarin hem is bericht dat hij als gevolg van het vervallen van de functie van hoofd [functie1] boventallig is geworden, aanleiding is geweest voor het aanvangen van een mediationtraject. Doel van de mediation was dan ook om tot een oplossing te komen voor de ontstane situatie, te weten de boventalligverklaring van eiser. Het mediationtraject is uitgemond in de vaststellingsovereenkomst. Naar aanleiding hiervan is eiser aangesteld in de functie van ambtenaar in algemene dienst en werd hij belast met de taak [functie2]. Gelet op deze achtergrond acht de rechtbank geen andere uitleg mogelijk dan dat de aanstelling van eiser in de functie van ambtenaar in algemene dienst in de plaats is gekomen van het besluit tot boventalligverklaring van eiser. Het feit dat het besluit van 18 maart 2005 niet is ingetrokken doet aan het vorenstaande niet af, nu de boventalligheid ook feitelijk is opgeheven door de aanstelling van eiser in de functie van ambtenaar in algemene dienst.
6. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten de functie van ambtenaar in algemene dienst met onmiddellijke ingang op te heffen. Aan de opheffing van de functie ligt volgens verweerder ten grondslag dat het niet meer mogelijk was eiser zinvolle en passende werkzaamheden op te dragen. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt geen steun vindt in de stukken. De rechtbank wijst er daarbij op dat eiser op het moment van zijn ziekmelding op 21 februari 2007 werkzaamheden verrichtte ten behoeve van het project Westfrisiaweg en het Programma Dienstverlening. De werkzaamheden ten behoeve van het Programma Dienstverlening hebben na eisers ziekmelding in ieder geval nog enige maanden voortgeduurd. De werkzaamheden ten behoeve van het project Westfrisiaweg duren thans nog steeds voort. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet worden gezegd dat eiser geen zinvolle en passende werkzaamheden konden worden opgedragen. Het feit dat eiser als gevolg van zijn ziekte de hem opgedragen werkzaamheden niet langer kon verrichten, rechtvaardigt dan ook niet het opheffen van deze functie. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat het nog maar de vraag is of eiser - als deze niet ziek zou zijn geworden - na februari 2007 nog zou zijn belast met deze werkzaamheden. Stukken die dit standpunt onderschrijven, ontbreken echter. Bovendien is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat eiser – als hij niet ziek zou zijn geworden – niet met andere taken zou kunnen worden belast om aldus een zinvolle en passende invulling aan de functie van ambtenaar in algemene dienst te kunnen geven. De stelling van verweerder dat de ziekte slechts een bijkomend aspect is geweest bij de opheffing van de stukken vindt evenmin steun in de gedingstukken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerders besluit tot opheffing van de functie van ambtenaar in algemene dienst is ingegeven door ondeugdelijke, rechtens niet-relevante overwegingen. Het feit dat deze functie specifiek voor eiser in het leven is geroepen en het feit dat eiser als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid de werkzaamheden niet langer kan verrichten, maken het vorenstaande niet anders. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de opheffing van de functie van ambtenaar in algemene dienst.
7. Gelet op het vorenstaande is het beroep tegen het besluit I gegrond. De rechtbank zal dit besluit vernietigen. Nu een nieuwe beslissing op bezwaar niets anders kan inhouden dan herroeping van het besluit tot opheffing van functie van ambtenaar in algemene dienst, zal de rechtbank die beslissing zelf nemen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit I. Verweerder hoeft dus geen nieuwe beslissing meer te nemen op het bezwaarschrift van eiser.
Ten aanzien van het ontslagbesluit
8. Nu verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot opheffing van de functie van ambtenaar in algemene dienst, vervalt ook de basis voor het besluit tot het verlenen van het reorganisatieontslag.
9. Ook het beroep tegen het bestreden besluit II is gegrond. De rechtbank zal dit besluit vernietigen. Gelet op het feit dat de nieuw te nemen beslissing niet anders kan inhouden dan herroeping van het ontslagbesluit, zal de rechtbank ook die beslissing zelf nemen en bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit II.
Ten aanzien van beide zaken
10. Bij deze beslissing is er aanleiding verweerder te veroordelen in de proces¬kosten die eiser voor de behandeling van zijn beroepen bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1288,00 als kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ten aanzien van het beroep tegen het bestreden besluit I heeft de rechtbank één punt toegekend voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting. Ten aanzien van het beroep tegen het bestreden besluit II heeft de rechtbank één punt toegekend voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting. Het gewicht van de zaken heeft zij aangemerkt als gemiddeld.
11. De rechtbank ziet tevens aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser voor de behandeling van zijn bezwaren heeft moeten maken. Deze kosten heeft de rechtbank met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1288,00. Daarbij is de rechtbank uitgegaan van een gelijke toekenning van punten als genoemd onder overweging 10.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit I;
- herroept het besluit van 27 december 2007;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II;
- herroept het besluit van 31 maart 2008;
- bepaalt dat de uitspraak in de plaats treedt van de besluiten I en II;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiser redelijkerwijs gemaakte proces-kosten ten bedrage van € 2576,00;
- wijst de gemeente Hoorn aan als de rechtspersoon die de proceskosten aan eiser moet vergoeden;
- bepaalt dat de gemeente Hoorn aan eiser het griffierecht ten bedrage van in totaal € 290,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 26 januari 2009 door mr.drs. C.M. van Wechem, voorzitter, en mr. M. Zijp, en mr. A.E. van Montfrans-Wolters, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Damsteegt, griffier.
griffier voorzitter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.