Parketnummer : 14/810334-08
Datum uitspraak : 17 februari 2009
TEGENSPRAAK
Verkort VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in [detentieadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 februari 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank:
- de verdachte zal vrij spreken van het onder 2 primair tenlastegelegde;
- het onder 1 en onder 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zal verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden in voorwaardelijke vorm, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- aan de voorwaardelijke straf naast de algemene voorwaarde de bijzondere voorwaarde zal verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt het volgen van behandeling bij de FPA te Heiloo.
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36 van het Wetboek van Strafrecht.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door de verdachte en
mr. R.J. Pardijs, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, nadat ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2 een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging, te weten toevoeging van feit 2 meer subsidiair, is toegelaten, dat
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2008 in de gemeente Den Helder door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte één of meermalen zijn penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van die [benadeelde partij] gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
* één of meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het
lichaam van die [benadeelde partij] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
getrapt en/of
* één of meermalen (met kracht) aan de haren van die [benadeelde partij] heeft getrokken
en/of gerukt en/of
* die [benadeelde partij] (alzo) (met kracht) door de kamer heeft gesleurd en/of
* een mes ter hand heeft genomen en/of
* dat mes voor en/of tegen de keel van die [benadeelde partij] heeft gehouden en/of
* die [benadeelde partij] heeft toegevoegd dat hij, verdachte, haar keel zou doorsnijden
en/of
* (met kracht) de keel van die [benadeelde partij] heeft dicht geknepen en/of dicht
geknepen heeft gehouden en/of
* één of meermalen met dat mes heeft gestoken naar en/of in de richting van
het lichaam van die [benadeelde partij] en/of
* die [benadeelde partij] (met kracht) op de vloer heeft gesmeten en/of
* een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) ter hand heeft genomen en/of
* dat pistool/voorwerp heeft gehouden tegen het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
* die [benadeelde partij] heeft toegevoegd dat hij, verdachte, wel aan munitie zou
kunnen komen en/of
* die [benadeelde partij] heeft toegevoegd dat zij haar twee vingers in haar anus moest
brengen en/of dat hij, verdachte, anders het mes in haar (lichaam) zou steken
en/of
* het mes binnen zijn, verdachtes, bereik heeft gehouden en/of
* die [benadeelde partij] heeft toegevoegd dat als zij zou weigeren zijn, verdachtes,
penis in haar mond te nemen hij, verdachte, haar zou steken en/of
* (aldus) voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2. primair
hij op of omstreeks 10 augustus 2008 in de gemeente Den Helder aan een persoon
genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gescheurd
trommelvlies), heeft toegebracht, door deze opzettelijk één of meermalen (met kracht) op/tegen haar hoofd en/of (elders) op/tegen haar lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 10 augustus 2008 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet één of meermalen (met kracht) op/tegen haar hoofd en/of (elders) op/tegen haar lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 augustus 2008 in de gemeente Den Helder een persoon, genaamd [benadeelde partij], opzettelijk heeft mishandeld door haar één of meermalen (met kracht) op/tegen haar hoofd en/of (elders) op/tegen haar lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen, waardoor deze [benadeelde partij] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het slachtoffer heeft aanzienlijk letsel opgelopen, onder meer een perforatie van het linker trommelvlies, maar die verwondingen vormen naar het oordeel van de rechtbank geen zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van strafrecht.
Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Weliswaar heeft verdachte op zodanige wijze geweld op verdachte uitgeoefend dat de gevolgen aanzienlijk waren, maar niet is gebleken dat verdachte het opzet had tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft gesteld “door het dolle” te zijn geraakt. Daardoor was zonder meer de kans aanwezig dat verdachte zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen aan het slachtoffer, maar niet is gebleken dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 10 augustus 2008 in de gemeente Den Helder door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte meermalen zijn penis in de vagina en de anus en de mond van die [benadeelde partij] gebracht en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
* tegen het hoofd van die [benadeelde partij] heeft geslagen en
* meermalen met kracht het lichaam van die [benadeelde partij] heeft geslagen en gestompt en geschopt en
* meermalen met kracht aan de haren van die [benadeelde partij] heeft getrokken en
* die [benadeelde partij] alzo door de kamer heeft gesleurd en
* een mes ter hand heeft genomen en
* dat mes tegen de keel van die [benadeelde partij] heeft gehouden en
* die [benadeelde partij] heeft toegevoegd dat hij, verdachte, haar keel zou doorsnijden en
* met kracht de keel van die [benadeelde partij] heeft dicht geknepen
* meermalen met dat mes heeft gestoken in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij] en
* een op een pistool gelijkend voorwerp ter hand heeft genomen en
* dat voorwerp heeft gehouden tegen het hoofd van die [benadeelde partij] en
* die [benadeelde partij] heeft toegevoegd dat hij, verdachte, wel aan munitie zou kunnen komen en
* die [benadeelde partij] heeft toegevoegd dat zij haar twee vingers in haar anus moest brengen en dat hij, verdachte, anders het mes in haar lichaam zou steken en
* het mes binnen zijn, verdachtes, bereik heeft gehouden en
* die [benadeelde partij] heeft toegevoegd dat als zij zou weigeren zijn, verdachtes, penis in haar mond te nemen hij, verdachte, haar zou steken;
2. meer subsidiair
hij op 10 augustus 2008 in de gemeente Den Helder [benadeelde partij], opzettelijk heeft mishandeld door haar meermalen met kracht te slaan en te stompen en te schoppen, waardoor deze [benadeelde partij] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De raadsman heeft – onder verwijzing naar uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), waaronder de uitspraak van 27 november 2008 in de zaak van Salduz tegen Turkije – de rechtbank verzocht de verklaringen die verdachte op 10 en 11 augustus 2008 tegenover de politie heeft afgelegd uit te sluiten voor het bewijs, daar verdachte ten tijde van deze verhoren nog niet was bezocht door een advocaat. Gebruik van de verklaringen zoals die door verdachte zijn afgelegd op 10 en 11 augustus 2008 zou, in de visie van de raadsman, leiden tot een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De rechtbank stelt vast dat dat verdachte inderdaad op 10 en 11 augustus 2008 door de politie is gehoord alvorens te zijn bezocht door een advocaat. Dat laatste gebeurde eerst op de avond van laatstgenoemde datum. Ook is juist dat verdachte, nadat hij met een advocaat had gesproken, deels is teruggekomen op zijn eerder afgelegde verklaringen.
De rechtbank is echter van oordeel, dat de raadsman een te verstrekkende uitleg geeft aan bovengenoemde uitspraak en de aan die uitspraak te verbinden gevolgen. Met name volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de uitspraken van het EHRM niet, dat gewacht dient te worden met het afnemen van een verhoor op de komst van een van het bevel tot inverzekeringstelling in kennis gestelde advocaat.
Verdachte is op 10 augustus 2008 in verzekering gesteld, van welk bevel onverwijld de piketadvocaat in kennis is gesteld. Verdachte is gewezen op zijn zwijgrecht en was ervan op de hoogte dat een advocaat was ingeschakeld. Het enkele gegeven dat verdachte voorafgaand aan de verhoren van 10 en 11 augustus 2008 geen contact heeft gehad met een advocaat, is op zich onvoldoende om te stellen dat er een formeel gebrek kleeft aan de wijze waarop de verhoren tot stand zijn gekomen. Dat zou eerst anders zijn, indien er sprake zou zijn van bijkomende omstandigheden.
De raadsman heeft in dat kader aangevoerd dat verdachte ten tijde van de verhoren op 10 en 11 augustus 2008 volkomen van de kaart was. In de visie van de raadsman zou verdachte tijdens de verhoren steeds zijn afgekapt en zijn geconfronteerd met mogelijke strafbare feiten die hij heeft gepleegd.
De rechtbank stelt op dit punt voorop, dat verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris, in aanwezigheid van zijn raadsman, op 13 augustus 2008 in belangrijke mate is gebleven bij zijn eerder afgelegde verklaringen. Hij heeft daarbij verklaard dat hij bij de politie uit zichzelf heeft verklaard voorzover de emoties dat toelieten. Hij is teruggekomen op zijn (bekennende) verklaring ten aanzien van het seksueel binnendringen. Daarbij heeft hij tegenover de rechter-commissaris verklaard, dat het moeilijk is om zeker te weten of er tijdens of na de ruzie nog seks is geweest.
Van de verhoren zijn beeldopnamen gemaakt, welke aan het dossier zijn toegevoegd en waarvan een gedeelte tijdens de terechtzitting is getoond. Kennis genomen hebbende van de beelden en de geluidsopnamen van de verhoren is de rechtbank van oordeel, dat er geen aanwijzingen zijn voor de juistheid van de stelling van de raadsman. Verdachte is tijdens de verhoren weliswaar emotioneel, maar niet blijkt dat verdachte wordt belemmerd in het afleggen van een verklaring dan wel dat op verdachte enige pressie wordt uitgeoefend tot het doen van een bekennende verklaring.
Er is dan ook geen sprake van bijzondere omstandigheden als bovenbedoeld.
Het verweer, uitmondend in een verzoek tot bewijsuitsluiting, faalt derhalve.
Daarnaast heeft de raadsman verweer gevoerd met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster in hoofdlijnen consistent zijn, terwijl deze verklaringen in belangrijke mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen waaronder met name de verklaringen van verdachte en het geconstateerde letsel. Ook dit verweer treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel.
7. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 en onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde:
de eendaadse samenloop van:
verkrachting
en
mishandeling.
8. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
9. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft in de ochtend van 10 augustus 2008 zijn echtgenote mishandeld en verkracht. De aanleiding hiervoor was erin gelegen dat verdachte en zijn echtgenote onder meer hun buitenechtelijke seksuele activiteiten aan elkaar hebben opgebiecht. Dit is geëscaleerd en uitgelopen in een ruzie, waarbij verdachte de controle over zichzelf heeft verloren. De grove wijze waarop verdachte vervolgens zijn echtgenote langdurig heeft mishandeld en verkracht zal tot gevolg kunnen hebben dat het slachtoffer nog langere tijd aanzienlijke psychische gevolgen van deze ernstige feiten zal ondervinden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd 11 augustus 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport, gedateerd 12 augustus 2008, van J.M. Bremer als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport, gedateerd 7 oktober 2008, van drs. R. Brandsma.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 6 november 2008, van J.M. Bremer als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland en de mondelinge aanvulling hierop ter terechtzitting.
Het psychologisch rapport gedateerd 7 oktober 2008 houdt onder meer het volgende in:
Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, theatrale en afhankelijke trekken.
Gezien de vastgestelde pathologie en de omstandigheden waarbinnen het tenlastegelegde zich afspeelde, wordt geadviseerd om betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te houden.
Betrokkene is een innerlijk slecht gestructureerde en te weinig begrensde man die impulsief is en zijn eigen voelen en denken niet goed kan reguleren en sturen. Dit maakt dat hij een grote kans loopt om wederom in een soortgelijke situatie terecht te komen die hij emotioneel niet aankan. Met het mogelijke gevolg dat hij weer overmand kan raken door emoties en tot uitagerend gewelddadig gedrag kan komen. Een ander aspect hierbij is dat betrokkene in tegenstelling tot zijn uiterlijk, juist een angstige en agressiegeremde man is. Gewelddadig gedrag onder normale omstandigheden is daarom niet waarschijnlijk.
Om de kans op recidive te verlagen en de ontwikkeling zo gunstig mogelijk te stimuleren is een ambulante behandeling van de persoonlijkheidsstoornis geïndiceerd. Hiertoe kan betrokkene in navolging van het advies van de reclassering aangemeld worden bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling van GGZ te Heiloo.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Ter terechtzitting heeft mevrouw Bremer voornoemd verklaard dat de FPA te Heiloo heeft aangegeven verdachte een behandelaanbod te kunnen doen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
Bij de bepaling van de duur en de vorm van die vrijheidsstraf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten in beginsel een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank neemt echter in aanmerking, dat uit de psychologische rapportage blijkt dat verdachte in wezen geen agressieve man is. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor de bewezen verklaarde feiten.
Ten slotte is sprake van eendaadse samenloop, nu het gebruikte geweld en de verkrachting deel uit maken van één feitencomplex, zodat de rechtbank uitsluitend de zwaarste sanctiebepaling zal toepassen, zijnde die ten aanzien van hetgeen onder 1. ten laste is gelegd.
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij], heeft de gemachtigde mr. G.A.M. van Dijk, vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding, bij voorschot, van € 1.000,- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. De rechtbank verstaat dit aldus, dat de benadeelde partij de tot nu toe geleden schade waardeert op een bedrag van tenminste € 1.000,-, onder voorbehoud van het recht een nadere vordering bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 en onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte zal daarnaast worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
11. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 en onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
12. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling van de GGZ te Heiloo.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (via de gemachtigde mr. G.A.M. van Dijk, Postbus 3092, 1801 GB Alkmaar).
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.000,00 (eenduizend euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] te betalen een som geld ten bedrage van € 1.000,00, (eenduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooij en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 februari 2009.