ECLI:NL:RBALK:2008:BQ5959

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810243-08
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord met voorbedachten rade en de gevolgen voor de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 16 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van moord op zijn vriend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 mei 2008, na een telefoongesprek waarin hij vernam dat zijn vriendin en het slachtoffer samen waren, in een opwelling van woede een mes heeft gepakt en naar de dijk is gegaan. Daar heeft hij het slachtoffer met het mes in het hart gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan moord, met voorbedachten rade, en heeft hem een gevangenisstraf van negen jaar opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het psychiater rapport dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar achtte, en met het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer toegewezen, ter hoogte van € 4.419,50, en het in beslag genomen keukenmes onttrokken aan het verkeer. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op de samenleving, evenals de verantwoordelijkheid van de verdachte voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810243-08
Datum uitspraak : 16 september 2008
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 september 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank de verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde (moord) zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaar, de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en het keukenmes zal onttrekken aan het verkeer;
- hetgeen door de verdachte en mr. M. van der Himst, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 25 mei 2008 in de gemeente Den Helder opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp gepakt en/of is, hij, verdachte (vervolgens) met dat mes/voorwerp op zoek gegaan naar die [slachtoffer] en/of heeft hij, verdachte, een of meerdere perso(o)n(en) gevraagd, waar die [slachtoffer] was en/of heeft, hij, verdachte tegen een of meer (van die) perso(o)n(en) gezegd "ik heb een mes in mijn zak en hij gaat eraan" en/of "als ik hem zie, dan maak ik hem af" en/of "klootzak, ik maak je af", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of is hij, verdachte, (vervolgens) naar de plek gegaan, waar die [slachtoffer] volgens zeggen en/of volgens hem, verdachte, zou zijn en/of is hij, verdachte, naar die [slachtoffer] toegegaan en/of heeft hij verdachte die [slachtoffer] met dat mes/voorwerp eenmaal in de borst gestoken (waarbij het hart werd geraakt), tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 mei 2008 in de gemeente Den Helder opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp eenmaal in de borst gestoken (waarbij het hart werd geraakt), tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 25 mei 2008 in de gemeente Den Helder opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een mes gepakt en is hij vervolgens met dat mes op zoek gegaan naar die [slachtoffer] en heeft hij meerdere personen gevraagd waar die [slachtoffer] was en heeft hij tegen een van die personen gezegd "ik heb een mes in mijn zak en hij gaat eraan" en is hij vervolgens naar de plek gegaan, waar die [slachtoffer] volgens hem zou zijn en is hij naar die [slachtoffer] toegegaan en heeft hij die [slachtoffer] met dat mes eenmaal in de borst gestoken waarbij het hart werd geraakt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. NADERE MOTIVERING
Door de raadsman is aangevoerd dat van voorbedachte raad bij verdachte geen sprake was en dat verdachte van het primaire feit dient te worden vrijgesproken. Volgens de raadsman is de boosheid van verdachte pas echt opgekomen om 4.02 uur bij het eerste telefoontje met [naam] en heeft verdachte toen in een soort trance een mes gepakt. Voorbedachte rade impliceert enig planmatig handelen en daarvan is volgens de raadsman geen sprake geweest. Verdachte heeft nooit de bedoeling gehad zijn goede vriend [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte is in woede ontstoken en was niet meer voor rede vatbaar nadat hij via een telefoongesprek had vernomen dat zijn vriendin [naam vriendin] en [slachtoffer] naar de dijk waren gelopen. Hij heeft in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling van plotseling opkomende woede [slachtoffer] neergestoken. Ook het gegeven dat verdachte het heeft gelaten bij één messteek en daarna het mes heeft teruggetrokken en weggegooid, duidt volgens de raadsman niet op de intentie, laat staan het plan om [slachtoffer] te doden.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Voor de bewezenverklaring van voorbedachte raad, in de tenlastelegging uitgedrukt met de woorden “na kalm beraad en rustig overleg”, moet komen vast te staan dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een te voren genomen besluit en dat verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de bewezenverklaring van de voorbedachte raad en de weerlegging van het verweer van de raadsman, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden zoals die naar voren komen uit de bewijsmiddelen.
Verdachte heeft in de ochtend van 25 mei 2008 om 4.02 uur vanuit zijn huis een telefoongesprek gevoerd met [naam] waarin [naam] volgens verdachte hem vertelde dat [vriendin] en [slachtoffer] met z’n tweeën in richting van de dijk waren gelopen. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat het hem bekend was dat de dijk, ter hoogte van het voormalig ‘Huize tijdverdrijf’, een plek is waar mensen heen gaan om seksueel contact te hebben. Verdachte heeft verklaard dat hij na dit telefoongesprek kwaad was en dat er iets bij hem knapte. Verdachte heeft vervolgens een mes uit de keukenla gepakt en is naar buiten gelopen en in de richting van de dijk vertrokken.
Om 4.11 uur heeft verdachte opnieuw met [naam] gebeld, naar eigen zeggen om te vragen of ze [vriendin] en [slachtoffer] al had gevonden. Vrijwel tegelijkertijd is verdachte [naam], die in gezelschap was van vier andere personen, tegen het lijf gelopen. Volgens verdachte heeft hij op dat moment tegen [naam] gezegd dat hij een mes bij zich had, waarna zij hem probeerde tegen te houden door haar armen om hem heen te slaan. [naam] verklaart hierover: “[verdachte] zei letterlijk: ‘Ik heb een mes in mijn zak en hij gaat er aan.’ Ik had wel door dat hij met ‘hij’ [slachtoffer] bedoelde. Ik probeerde hem tegen te houden. [verdachte] smeet mij aan de kant.” Verdachte is vervolgens doorgelopen naar de dijk, is de trap opgerend en zag onderaan de dijk zijn vriendin [naam vriendin] samen met [slachtoffer] op een bankje zitten. Verdachte is naar het bankje toegelopen en heeft het slachtoffer [naam slachtoffer] éénmaal met het mes in het hart gestoken, ten gevolge waarvan het slachtoffer korte tijd later is overleden. Om 4.17 uur is met de mobiele telefoon van verdachte naar het alarmnummer 112 gebeld.
Uit vorenstaande feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Er hebben zich in het tijdsbestek tussen 4.02 uur en het moment van het steken (ongeveer een kwartier later) een aantal momenten voorgedaan, waarbij voor verdachte gelegenheid was om zich te bezinnen en na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Dat verdachte het besluit heeft genomen om [slachtoffer] van het leven te beroven leidt de rechtbank met name af uit het feit dat verdachte, nadat hij met een mes van huis is vertrokken, onderweg naar de Dijk volgens [naam] tegen haar heeft gezegd dat hij een mes bij zich had en dat slachtoffer] eraan zou gaan. In het moment dat verdachte onderweg anderen tegenkwam en door [naam] werd tegengehouden, ziet de rechtbank tevens een belangrijk moment waarop de verdachte zich op zijn handelen heeft kunnen bezinnen. De rechtbank acht dan ook de tenlastegelegde moord bewezen.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde opzet op de levensberoving overweegt de rechtbank voorts, dat verdachte, door met een mes waarvan het lemmet circa 19 centimeter lang is, met kracht in het bovenlichaam van het slachtoffer te steken, op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelen de dood van het slachtoffer tot gevolg zou hebben, zodat het opzet van verdachte in ieder geval in voorwaardelijke zin was gericht op de dood van het slachtoffer.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
MOORD.
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De inhoud van de in dit vonnis onder 8 te noemen rapport van de gedragsdeskundige Winter geeft de rechtbank geen aanleiding tot niet-strafbaarheid van de verdachte te concluderen. Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft op geweldadige wijze een einde gemaakt aan het leven van een 43-jarige man, die tevens een vriend van verdachte was. Nadat verdachte na een uitgaansavond had vernomen dat het slachtoffer tezamen met verdachtes vriendin was vertrokken, werd hij woedend. Hij heeft een mes gepakt en is op zoek gegaan naar zijn vriendin en het latere slachtoffer. Nadat hij de twee zag zitten op een bankje op de zeedijk is hij naar het slachtoffer toegelopen en heeft hem éénmaal in het hart gestoken, waardoor deze is overleden. Dit is een buitengewoon ernstig feit. Aan de nabestaanden van het slachtoffer is een onherstelbaar verlies en veel leed toegebracht. Tevens is door dit delict, waarvan meerdere mensen ongewild getuige waren, de rechtsorde ernstig geschokt. Een gebeurtenis als de onderhavige wekt gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dit feit dan ook zwaar aan.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op het pro justitia rapport van 1 augustus 2008, opgemaakt door R.J.H. Winter, psychiater. Dit rapport houdt onder meer in dat er geen aanwijzingen zijn voor een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige of ziekelijke ontwikkeling van de geestvermogens, voorafgaande aan het ten laste gelegde of tijdens het ten laste gelegde.
Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde werd onderzochte voor¬namelijk gedreven door zijn woede en waren er als zodanig geen aanwijzingen voor een welomschreven psychiatrisch ziektebeeld. Geadviseerd wordt betrokkene dienaangaande te beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar, welke conclusie de rechtbank heeft overgenomen.
Naast voormeld rapport heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 29 augustus 2008.
Gelet op de buitengewone ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheid dat dit feit de verdachte volledig toegerekend kan worden, is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf kan worden opgelegd dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de bijzondere feiten en omstandigheden, waaronder verdachte in woede is ontstoken en vervolgens binnen een kwartier tijd tot zijn impulsieve daad is gekomen.
Bij het opleggen van de duur van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het Uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd 26 mei 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld terzake van strafbare feiten.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij de dood van zijn vriend nooit heeft gewild en dat verdachte meermalen zijn spijt heeft betuigd, waarbij verdachte in die spijtgevoelens oprecht overkomt en verdachte zich ook rekenschap geeft van de gevolgen die zijn daad voor andere personen met zich mee heeft gebracht
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
9. BESLAG
De rechtbank is van oordeel, dat het inbeslaggenomen voorwerp, een keukenmes (a. 1.00 STK Mes, keuken) dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken dat het bewezen verklaarde met behulp van het mes is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang.
10. BENADEELDE PARTIJ
Op de terechtzitting heeft zich in het geding over de strafzaak als benadeelde partij gevoegd: [nabestaande slachtoffer] in verband met een vordering tot vergoeding van € 4.419,50 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
11. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
12. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f en 289 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
13. BESLISSING
De rechtbank:
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
? Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit moord.
? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) jaren.
? Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
? Verklaart onttrokken aan het verkeer een keukenmes (1.00 STK mes, keuken).
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer].
? Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 4.419,50 (vierduizend vierhonderd en negentien euro en vijftig eurocent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
? Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [nabestaande slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 4.419,50, (vierduizend vierhonderd en negentien euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 52 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.A. Egter van Wissekerke, voorzitter,
mr. A. van der Perk en mr. L.J. Saarloos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2008.
Mr. Egter van Wissekerke is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.