ECLI:NL:RBALK:2008:BO1353

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
28 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
98271
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid politie voor schade door bijtende hond tijdens arrestatie

In deze zaak vorderde eiser, die door een politiehond in zijn been was gebeten, schadevergoeding van de politie op grond van artikel 6:179 en 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 17 december 2006 vond er in Den Helder een gewelddadige ongeregeldheid plaats, waarbij de politie ingreep. Eiser was aanwezig en werd gebeten door een politiehond die door hoofdagente was aangezet. Eiser stelde dat de politie aansprakelijk was voor de schade die hij had geleden door de beet van de hond.

De rechtbank oordeelde dat de politie niet aansprakelijk was op grond van artikel 6:179 BW, omdat de hond op commando was aangezet en dus niet handelde als een zelfstandig dier. De rechtbank concludeerde dat de hond als instrument van de politie werd gebruikt en dat de hoofdagente gerechtvaardigd was in haar handelen, gezien de dreigende situatie op straat. De rechtbank overwoog dat de inzet van de hond in dit geval als een rechtmatige uitoefening van de politietaak kan worden aangemerkt.

De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de politie, die op EUR 1.068,00 werden begroot. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.S. Reid op 28 mei 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
JR/JJ
zaaknummer / rolnummer: 98271 / HA ZA 07-823
datum: 28 mei 2008
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
toev. nr. 4AG7805
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. M. Berbee,
tegen
de POLITIE REGIO NOORD-HOLLAND NOORD,
gevestigd te Den Helder,
gedaagde,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. S. Odijk te Zwolle.
Partijen zullen hierna Eiser en de politie genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 oktober 2007, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 16 januari 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 11 februari 2008.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.Op 17 december 2006 omstreeks 05:30 uur was Eiser in de Koningsstraat in Den Helder. Omstreeks dat tijdstip zijn op straat onder het uitgaanspubliek gewelddadige ongeregeldheden ontstaan tengevolge waarvan de aanwezige politie heeft ingegrepen.
2.2.Op dat ogenblik was daar als surveillancehondgeleider aanwezig hoofdagente vergezeld van een politiehond. Op enig ogenblik heeft de hond Eiser in zijn been gebeten, waardoor deze schade heeft geleden.
3.Het geschil
3.1.Eiser vordert - samengevat - dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat de politie aansprakelijk is voor de schade van Eiser, nader op te maken bij staat. Voorts vordert Eiser bij wege van voorschot veroordeling van de politie tot betaling van EUR 7.832,64, vermeerderd met rente en kosten, waaronder de eigen bijdrage van eiser ad EUR 92,-.
3.2.De politie voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.De rechtbank zal eerst de (primaire) stelling van Eiser beoordelen dat de politieregio op grond van artikel 6:179 Burgerlijk Wetboek (BW) als bezitter van de hond risicoaansprakelijk is voor de door de hond aangerichte schade.
4.2.Aansprakelijkheid krachtens artikel 6:179 BW is gelegen in het gevaar dat schuilt in de eigen energie van het dier en het daarin opgesloten onberekenbare element. Voor de toepassing van voornoemd artikel is nodig dat de schade is veroorzaakt door een eigen gedraging van het dier, waarbij het dier niet handelt als instrument van de persoon die hem leidt. Eiser heeft hierover bij dagvaarding gesteld dat hoofdagente niet bij machte was de hond in bedwang te houden, en verwijst hiervoor naar een anonieme schriftelijke verklaring (productie 1 bij dagvaarding) van een persoon die stelt dat hoofdagente de hond niet in bedwang had en door deze werd meegesleurd in de richting van Eiser.
4.3.De politie heeft deze door Eiser gestelde gang van zaken gemotiveerd betwist. Ten eerste heeft hoofdagente desgevraagd ter comparitie verklaard dat zij de hond uitdrukkelijk met een commando heeft 'aangezet' op het been van Eiser. Daarenboven is door de politie een dvd in het geding gebracht met daarop de videobeelden van het incident, gemaakt door een aanwezige beveiligingscamera. De rechtbank heeft de beelden bekeken, evenals de gemachtigden van partijen. De rechtbank stelt vast dat door Eiser bij dagvaarding gestelde gang van zaken niet wordt ondersteund door de videobeelden. Van enig meegesleurd worden van hoofdagente door de hond is geen sprake. Eiser passeert hoofdagente blijkens de beelden op zeer korte afstand, waarbij de hond bij het passeren Eiser bijt. hoofdagente heeft hierover zelf ter zitting verklaard: "Er ontstaat een opstootje midden in de Koningstraat. [...] Dan wijzen de portiers aan de collega's aan wie ze moeten hebben. Het betreft een man met een zwarte jas en een wit t-shirt. Die man loopt weg uit het groepje en een collega probeert bij hem te komen. Eiser duwt tegen die collega aan waarop die collega terugduwt. Ik zeg tegen Eiser dat hij op moet rotten, of iets dergelijks. Die collega's lopen vervolgens met de man in de zwarte jas langs mij. Eiser strekt dan z'n hand uit naar die collega, waarop ik oordeel dat mijn collega's zich in gevaar bevinden. Vervolgens geef ik het commando 'Vast', waarmee ik de hond aanzet op het linkerbeen van Eiser." Een en ander is door Eiser vervolgens onvoldoende betwist. Gelet op het voorgaande kan artikel 6:179 BW niet als grondslag voor de vordering van Eiser dienen, nu de hond als instrument van de politie werd gebruikt.
4.4.Het voorgaande laat de mogelijkheid open dat de politie onrechtmatig heeft gehandeld door de hond aan te zetten op het been van Eiser. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat hoofdagente een gecertificeerd surveillancehondgeleider is, noch dat de hond voldeed aan het Keuringsreglement politiesurveillancehonden. Er was volgens de politie ten tijde van het incident een grimmige sfeer op straat die dreigde te escaleren. Er ontstond daarbij een vechtpartij waarbij een grote groep personen betrokken was. Naar aanleiding van deze vechtpartij heeft de politie op enig moment gemeend een persoon in een zwarte jas te moeten arresteren. Eiser heeft met zijn armen geprobeerd tussenbeide te komen bij de arrestatie van deze man. Na enig duw- en trekwerk zijn de arresterende agenten weggelopen bij Eiser. Hij is de agenten vervolgens gevolgd, ondanks de waarschuwing van hoofdagente dat Eiser zich juist diende te verwijderen omdat anders de hond zou worden ingezet. Deze weergave van de feiten is door Eiser ter zitting niet gemotiveerd betwist.
4.5.De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor vastgestelde omstandigheden van het geval en de wijze waarop Eiser de arresterende agenten volgde voor hoofdagente omstandigheden vormden waarin zij mocht aannemen dat hij de arresterende agenten wilde aanvallen. De aanval van de politiehond op commando, waarbij de hond ter afwering van de dreigende aanval door Eiser hem in zijn been bijt, moet worden aangemerkt als bevoegd gebruik van geweld in de rechtmatige uitoefening van de taak van een politieambtenaar in de zin van de Politiewet. Van onrechtmatig handelen is in dit geval geen sprake. Steun voor dit oordeel kan worden gevonden in het feit dat de hoofdofficier van justitie na bestudering van de door hoofdagente opgestelde geweldsrapportage en het bekijken van de videobeelden, heeft geoordeeld dat de inzet van de hond heeft voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Kort gezegd: dat inzet van de hond geoorloofd was. Dat Eiser van mening was dat de arrestatie van de man in de zwarte jas onterecht was, en de stelling dat deze man korte tijd na zijn arrestatie is heengezonden, maakt dit oordeel niet anders.
4.6.De vorderingen dienen te worden afgewezen.
4.7.Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De door de politie gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen als na te melden. De kosten aan de zijde van de politie worden begroot op:
- vast recht 300,00
- salaris procureur 768,00 (2,0 punt × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.068,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.wijst de vorderingen af,
5.2.veroordeelt Eiser in de proceskosten, aan de zijde van de politie tot op heden begroot op EUR 1.068,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 10e dag volgend op de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2008.