ECLI:NL:RBALK:2008:BH1327

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106849
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring aanwijzing ex artikel 1:263a BW en omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter te Alkmaar op 20 december 2008 uitspraak gedaan over de omgangsregeling van een minderjarige die uit huis is geplaatst. De zaak betreft een verzoek van de ouders om de schriftelijke aanwijzing van William Schrikker Jeugdbescherming (WSJ) te vervallen, die op 21 november 2008 was gegeven op basis van artikel 1:263a van het Burgerlijk Wetboek. Deze aanwijzing beperkte het contact tussen de ouders en hun minderjarige dochter tot één uur begeleid bezoek per maand, zonder telefonische contacten. De ouders stelden dat deze beperking niet noodzakelijk was en dat de omgangsregeling eerder naar tevredenheid verliep.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de aanwijzing van WSJ niet zorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd was. De rechter oordeelde dat de wijze waarop WSJ de bevoegdheid om het contact te beperken had gebruikt, de rechterlijke toets niet kon doorstaan. De kinderrechter benadrukte dat de uithuisplaatsing van de minderjarige bedoeld was om de ouders de kans te geven hun opvoedingssituatie te verbeteren en dat een beperking van het contact hiermee in strijd was.

De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing van WSJ vervallen verklaard en bepaald dat er vóór 2 januari 2009 minimaal nog één begeleid bezoek tussen de ouders en de minderjarige moet plaatsvinden. De kinderrechter heeft de ouders en WSJ opgedragen om een nieuwe omgangsregeling vast te stellen, rekening houdend met de belangen van de minderjarige. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die een erfelijke stofwisselingsziekte heeft en recent haar zus heeft verloren, wat haar situatie extra kwetsbaar maakt.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
fb
Rekestnummer: 106849 / OT RK 08-1348
Datum uitspraak: 20 december 2008
Beschikking van de kinderrechter in bovenvermelde rechtbank, gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarige:
[Minderjarige], geboren te [], op [geboortedatum],
vader: [vader], wonende te [woonplaats],
moeder: [moeder], wonende te [woonplaats],
gezag: de ouders.
PROCESGANG
De kinderrechter te Alkmaar heeft bij beschikking van 6 november 2008 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd met een jaar, tot 10 november 2009, uit te voeren door William Schrikker Jeugdbescherming (hierna: WSJ), onder mandaat van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland.
Bij beschikking van 6 november 2008 heeft de kinderrechter te Alkmaar de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd voor de duur van zes maanden, tot 10 mei 2009, en de beslissing op het meerverzochte aangehouden tot de pro forma zitting van 16 april 2009.
Bij brief van 21 november 2008 heeft WSJ de ouders een schriftelijke aanwijzing gegeven op grond van artikel 1:263a van het Burgerlijk Wetboek (BW), inhoudende dat het contact tussen ouders en Minderjarige, die uit huis is geplaatst, zal worden beperkt. De omgangsregeling wordt als volgt vastgesteld.
Eén maal per maand een uur begeleid bezoek met haar ouders en eventueel broer onder toezicht van de gezinsvoogd. Telefonisch contact is niet toegestaan. De volgende bezoekafspraken worden vastgesteld:
- maandag 8 december 2008 om 12.00 uur begeleid bezoek op de Tender in Schagen.
- maandag 5 januari 2009 om 10.00 uur begeleid bezoek op de Tender in Schagen.
- maandag 2 februari 2009 om 10.00 uur begeleid bezoek op de Tender in Schagen.
- maandag 2 maart 2009 begeleid bezoek op de Tender in Schagen.
Op 1 december 2008 heeft mr. M.L. Molenaar namens de ouders een verzoekschrift met bijlagen ingediend, strekkende tot het vervallen verklaren van de aanwijzing. Bij wijze van zelfstandig verzoek heeft zij verzocht te bepalen dat ouders omgang hebben met Minderjarige elke week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 15.00 uur, gedurende feestdagen en verjaardagen, alsmede dat Minderjarige haar ouders tweemaal per week mag bellen.
William Schrikker Jeugdbescherming heeft geen schriftelijk verweer gevoerd, maar heeft wel op 17 december 2008 een aantal gespreksverslagen in het geding gebracht.
Op 18 december 2008 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn: L. Keijzer, gezinsvoogd, vergezeld van S. Delvers en de ouders, bijgestaan door mr. M.L. Molenaar, advocaat te Alkmaar.
STANDPUNTEN PARTIJEN
Als motivering voor het opleggen van een omgangsbeperking heeft WSJ aangegeven dat er sinds de uithuisplaatsing eens per twee weken een uur begeleid bezoek heeft plaatsgevonden en twee keer per week telefonisch contact. Gedurende het contact is volgens de gezinsvoogd een toename van tics bij Minderjarige te zien die volgens de behandelend neuroloog spanningsgerelateerd zijn. Buiten de bezoeken heeft zij deze tics niet of nauwelijks vertoond. Verder is gesteld dat Minderjarige op de groep van de instelling en op school een duidelijk ander gedrag vertoont dan in contact met haar ouders. Ouders blijven zich verzetten tegen de uithuisplaatsing van Minderjarige en belasten haar daar voortdurend mee. De afspraken die de gezinsvoogd met hen hierover heeft gemaakt, komen zij niet na. Zij blijven aan Minderjarige signalen geven dat zij snel naar huis mag maar dat is niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Desgevraagd heeft de gezinsvoogd ter zitting aangegeven dat niet schriftelijk in verslagen is vastgelegd dat de spanningen bij Minderjarige zijn toegenomen. De gezinsvoogd heeft hierover telefonisch contact gehad met de groepsleiding en de school.
De ouders stellen zich op het standpunt dat na de zitting van 6 november 2008 juist een uitbreiding van de omgangsregeling overeen was gekomen. De omgangsregeling verliep naar ieders tevredenheid. Deze uitbreiding van de omgangsregeling is zomaar teruggedraaid, ouders hebben niet de kans gekregen om te laten zien dat zij omgang met Minderjarige kunnen hebben zonder haar te belasten met volwassenenproblematiek. De toename van de tics van Minderjarige kunnen ook verklaard worden door de spanningen die Sint Maarten en de Sinterklaastijd met zich mee brengen. Uit de overgelegde groepsverslagen van de instelling waar Minderjarige nu verblijft blijkt niet dat ouders zich op 10 of 11 november niet aan de omgangregeling hebben gehouden. Ook blijkt niet dat ouders zich na 6 november 2008 tijdens de telefonische contacten niet aan de afspraken hebben gehouden. De groepsleiding bevestigt zelfs dat ouders dit wel doen. Ook zijn ouders van mening dat de beperkte omgangsregeling niet nodig is met het oog op het doel van de uithuisplaatsing, het wettelijk vereiste van artikel 1:263 a BW. Het doel van de uithuisplaatsing is dat ouders kunnen laten zien dat zij de opvoedingssituatie kunnen verbeteren. De beperking van het contact is hiermee in strijd. Een tweede doel is dat Minderjarige en haar moeder worden onderzocht. Ook in het kader van dit doel, is een beperking van het contact niet noodzakelijk. De aanwijzing van de gezinsvoogd voldoet derhalve niet aan de wettelijke vereisten en dient reeds op grond hiervan vervallen te worden verklaard. Ter zitting is namens de ouders verzocht om een omgangsregeling vast te stellen zoals neergelegd in het verzoekschrift, of een zodanige regeling vast te stellen die de kinderrechter wenselijk acht.
OVERWEGINGEN
Ingevolge het bepaalde in artikel 263a, eerste lid BW kan, voor zover noodzakelijk met het oog op het doel van de uithuisplaatsing van een minderjarige, WSJ voor de duur van de uithuisplaatsing de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en het kind beperken.
Bij haar beoordeling of de wijze waarop WSJ de in deze bepaling gegeven bevoegdheid heeft gebruikt de rechterlijke toets kan doorstaan, gaat de kinderrechter uit van de volgende als vaststaand aan te merken feiten en omstandigheden.
Minderjarige is een meisje van 9 jaar met de erfelijke stofwisselingsziekte MELAS. Ook haar moeder en broer hebben deze ziekte. Zij heeft een cognitieve ontwikkelingsachterstand. Zij heeft steeds bij haar ouders gewoond. Op 26 mei 2008 is Minderjariges oudste zus,[], overleden. Het gezin ontvangt reeds jaren hulpverlening en sedert november 2005 zijn de kinderen onder toezicht gesteld. De relatie tussen de hulpverleners en gezinsvoogd enerzijds en de ouders (met name moeder) anderzijds is altijd uiterst moeizaam geweest. Moeder kan heel slecht omgaan met de adviezen van de hulpverlening, en gaat in feite over ieder advies en elke beslissing een heftige discussie aan. Na het overlijden van [oudste zus] zijn de toch al aanwezige zorgen over het gezin sterk toegenomen, onder meer vanwege de reacties die moeder vertoonde naar Minderjarige, vanwege signalen over alcoholmisbruik van vader, vanwege meldingen van moeder over agressie van vader en vanwege opnieuw toegenomen financiële problemen. Deze omstandigheden hebben de aanleiding gevormd voor een spoeduithuisplaatsing in augustus 2008. De machtiging tot uithuisplaatsing is laatstelijk door de kinderrechter verlengd op 6 november 2008 tot 10 mei 2009. Volgens de beschikking van de kinderrechter van 6 november 2008 is het doel van de verdere uithuisplaatsing om ouders de mogelijkheid te geven een bestendige verbetering in de thuissituatie aan te brengen, om onderzoek te laten doen naar de opvoedingscapaciteiten van moeder en naar de sociaal emotionele ontwikkeling van Minderjarige. Thans zijn deze onderzoeken nog niet afgerond. Vanaf het moment van uithuisplaatsing is er als vaste regeling twee keer per week telefonisch contact tussen de ouders en Minderjarige, waarbij inmiddels een groepsleider aanwezig is om ouders in het gesprek te kunnen sturen, daarnaast is er één uur door WSJ begeleid bezoek per twee weken. Naast de vaste regeling hebben de ouders Minderjarige mogen begeleiden naar de neuroloog en naar een musical. Na het bezoek aan de musical, op 10 november 2008, mocht moeder Minderjarige naar bed brengen, hetgeen niet goed is verlopen. Minderjarige kreeg een hysterische aanval, waar moeder niet goed op reageerde.
Gelet op het feit dat Minderjarige tot voor kort bij haar ouders opgroeide mag het als vanzelfsprekend worden beschouwd dat zij loyaal is aan haar ouders. Bovendien zijn de verstandelijke vermogens van Minderjarige beperkt en zal de uithuisplaatsing voor haar erg ingrijpend zijn geweest, met name wanneer men in aanmerking neemt dat Minderjarige nog maar heel kort geleden haar zus heeft verloren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Minderjarige tekenen van spanning laat zien, met name op momenten dat zij met haar ouders contact heeft en dan vooral als de ouders met haar spreken over zaken als de ziekte en het overlijden van haar zus of over de vraag waarom ze niet thuis kan zijn en wanneer ze weer naar huis mag. Het is echter naar het oordeel van de kinderrechter zeer de vraag of deze spanning zo schadelijk voor Minderjarige is dat dit moet leiden tot een minimaal contact met haar ouders. Het is daarbij de vraag welke van de doelen van de uithuisplaatsing (zoals deze in het voorgaande zijn omschreven) gediend is met een minimaal contact. WSJ verwijst ter onderbouwing van haar besluit om het bezoek te beperken op mededelingen van school en de groepsleiding van Minderjarige. Maar uit de door mr. Molenaar en de gezinsvoogd overgelegde verslagen blijkt weliswaar dat er regelmatig contacten tussen de ouders (met name moeder) en Minderjarige zijn die maken dat Minderjarige negatieve gedachten krijgt en overstuur raakt, daar staan echter ook evenzoveel verslagen tegenover waaruit blijkt dat het contact wel goed verloopt. Bovendien blijkt uit de verslagen dat Minderjarige na een voor haar negatief of stressvol verlopend contact altijd wel weer snel haar gewone gedrag op de groep laat zien. Opmerkelijk is ook dat de gezinsvoogd ter zitting heeft erkend dat het na de zitting van 6 november 2008 aanvankelijk de bedoeling was om een uitgebreider contact tussen ouders en Minderjarige mogelijk te maken, mede om te bezien of dit bij ouders zou kunnen leiden tot een betere acceptatie van de uithuisplaatsing. Hierdoor zouden zij wellicht beter kunnen luisteren naar de adviezen met betrekking tot het contact met Minderjarige. Deze voornemens zijn echter naar aanleiding van de hysterische aanval op 10 november 2008 verlaten, waarna de aanwijzing tot beperking van het contact is gevolgd. Echter ook na de hysterische aanval van Minderjarige vermeldt het toen opgemaakte verslag dat zij snel herstelde toen haar moeder was vertrokken en daarna lekker heeft geslapen. Het is daarmee de vraag hoe zwaar dergelijke aanvallen moeten meewegen bij de beslissingen omtrent omvang en frequentie van het contact. Verder heeft de kinderrechter overwogen dat de uithuisplaatsing tot op heden mede is beoogd om nader onderzoek te doen naar zowel moeder als Minderjarige. Pas na gedegen onderzoek en analyse, die ook voor de ouders en de kinderrechter inzichtelijk en toetsbaar moeten zijn, kunnen er naar het oordeel van de kinderrechter conclusies getrokken worden omtrent de plek waar Minderjarige dient op te groeien en -daarmee nauw samenhangend- omtrent de aard, omvang en frequentie van de contacten tussen de ouders en Minderjarige. De beslissing van WSJ om, vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek, de contacten tussen Minderjarige en haar ouders te beperken acht de kinderrechter dan ook niet zorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd en niet aantoonbaar in Minderjariges belang. Daarmee kan de wijze waarop WSJ de bevoegdheid van artikel 263a, eerste lid, van het BW heeft gebruikt de rechterlijke toets niet doorstaan en dient de aanwijzing vervallen te worden verklaard.
De kinderrechter ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welke omgangsregeling wel in Minderjariges belang kan worden geacht. De door mr. Molenaar voorgestelde weekendregeling acht de kinderrechter op dit moment niet aan de orde, gelet op het feit dat ook naar het oordeel van de kinderrechter verdere begeleiding van de omgang nodig is. De ouders dienen immers gestuurd en begeleid te worden waar het de onderwerpen betreft die zij met Minderjarige bespreken. Het ligt daarom voor de hand om de tweewekelijkse omgang, zoals die eerder gold, te handhaven evenals de telefoongesprekken. Indien de ouders er blijk van geven dat zij de gesprekken met Minderjarige over een bepaalde periode positief kunnen invullen dient gezocht te worden naar mogelijkheden om de duur van de bezoeken uit te breiden. Een onbegeleid bezoek gedurende een heel weekeinde acht de kinderrechter (evenals een beperking van de contacten) pas aan de orde als het beeld over Minderjarige, moeder en het gezinssysteem compleet is en goed geanalyseerd is.
Ten aanzien van het verzochte met betrekking tot feest- en verjaardagen geldt eveneens dat vooralsnog onbegeleid bezoek van Minderjarige aan haar ouders niet aan de orde kan zijn. Wel acht de kinderrechter het, gelet op de aanstaande feestdagenperiode en gelet op het voorgaande, aangewezen dat er een begeleide bezoekafspraak tussen ouders en Minderjarige wordt gemaakt vóór 2 januari aanstaande. Gelet op het feit dat de kinderrechter begeleiding van het bezoek noodzakelijk acht, kan zij thans geen concrete dag vaststellen en dient bij de bepaling van de concrete dag rekening gehouden te worden met zowel de mogelijkheden van de instelling en WSJ als met de mogelijkheden van de ouders.
De kinderrechter zal voor het overige geen gebruik maken van de bevoegdheid op grond van artikel 263a lid 2 BW om een zodanige regeling vast te stellen als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Het is aan de WSJ om een nieuwe omgangsregeling vast te stellen, met in achtneming van hetgeen in deze beschikking is overwogen.
BESLISSING
De kinderrechter:
- verklaart de schriftelijke aanwijzing van William Schrikker Jeugdbescherming van 21 november 2008 vervallen;
- bepaalt dat er voorafgaand aan 2 januari 2009 minimaal nog één begeleid bezoek tussen de ouders en Minderjarige wordt afgesproken gedurende minimaal één uur;
- wijst af het overige verzochte.
Deze beslissing is gegeven te Alkmaar door mr. M.F.G.H. Beckers, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.
Bij ontstentenis van de kinderrechter is deze beschikking op 22 december 2008 ondertekend door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.
Rekestnummer: 106849 / OT RK 08-1348 pagina 5
U04
beschikking
U04