ECLI:NL:RBALK:2008:BD6662

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
8 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810078-07
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en bedreiging met geweld in vereniging op het Kerkplein te Hoorn

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 8 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging en bedreiging met geweld in vereniging. De feiten vonden plaats op 20 februari 2007 op het Kerkplein in Hoorn, waar de verdachte samen met medeverdachten een confrontatie zocht met de broers [slachtoffer]. De verdachte en zijn medeverdachten waren gewapend met knuppels en messen en hebben de slachtoffers bedreigd en geweld aangedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten bewust en nauw hebben samengewerkt, wat resulteerde in openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan poging tot moord of doodslag, maar wel aan openlijke geweldpleging en bedreiging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen voor de geleden immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die zwaar gewond raakten tijdens de confrontatie.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Straf
Parketnummer : 14.810078-07 (P)
Datum uitspraak : 8 juli 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte]
geboren te [land], op [geboorteplaats],
wonende te [adres], [postcode en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27
augustus 2007, 4 februari 2008, 31 maart 2008, 1 april 2008, 2 april 2008, 11 april 2008, 25 april 2008, 10 juni 2008 en 24 juni 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en mr. R.P.H. de Granada, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Ter terechtzitting van 1 april 2008 hebben de slachtoffers [slachtoffer] gebruik gemaakt van het spreekrecht en is de slachtofferverklaring van het slachtoffer [slachtoffer] voorgehouden.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie, strekkende tot wijziging van de tenlastelegging ex artikel 314a jo 313 van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting van 31 maart 2008 is toegelaten, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te
beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,althans opzettelijk, het volgende heeft gedaan:
-verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zijn/is naar een met genoemde [slachtoffer] afgesproken plaats gegaan en/of
-verdachte en/of een of meer van zijn mededaders waren/was voorzien van een of meer vuurwapen(s) en/of mes(sen), althans scherp(e) voorwerp(en) en/of honkbalknuppels, althans harde voorwerpen en/of
-verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) hebben/heeft meerdere kogels geschoten in en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) (nadat die [slachtoffer] zwaar gewond op de grond terecht was gekomen)
-verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) hebben/heeft een of meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, gestoken in het lichaam van die [slachtoffer] en/of
-verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) hebben een of meermalen, geschopt tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
-verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) hebben een of meermalen met (een) knuppel(s), althans (hard(e) voorwerp(en), althans vuisten en/of handen geslagen tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [slachtoffer], terwijl hij zwaargewond op de grond lag,
-een of meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, in het lichaam te steken en/of een of meermalen met (een) knuppel(s), althans hard(e) voorwerp, en/of vuisten en/of handen tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam te slaan en/of een of meermalen, tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam te schoppen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Kerkplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer],
welk geweld bestond uit het door verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl een of meer van hen waren voorzien van een of meer knuppel(s), althans (een) hard(e) voorwerp(en) en/of mes(sen), althans (een) scherp(e) voorwerp(en), en/of een of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) benaderen van en/of (dreigend) toelopen op en/of opdringen aan die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of het met (een) knuppel(s), althans (hard(e) voorwerp(en), althans vuisten en/of handen slaan tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of het steken met (een) mes(sen), althans (een) scherp(e) voorwerp(en), tegen/in het lichaam van die [slachtoffer] (terwijl [slachtoffer] (zwaar) gewond) op de grond lag);
meest subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met openlijk in vereniging geweld plegen, immers is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met de bedoeling een confrontatie met die [slachtoffer] aan te gaan) naar het Kerkplein gegaan en/of (vervolgens) is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op het Kerkplein opzettelijk dreigend, terwijl een of meer van hen (zichtbaar) was/waren voorzien van een of meer knuppel(s), althans (een) hard(e) voorwerp(en) en/of een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) voorwerp(en) en/of een of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer] toegelopen en/of heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zich (vervolgens), terwijl die [slachtoffer] met de rug naar de muur van "het Keteltje" en naast de/een
terrasafscheiding stond, opzettelijk dreigend aan hen opgedrongen en/of is/zijn hij/zij vlak voor hem gaan staan, waardoor voor die [slachtoffer] een dreigende situatie werd gecreëerd;
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk het volgende heeft gedaan:
-verdachte en/of een of meer van zijn medader(s) hebben/heeft een of meer kogel(s) geschoten in en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] (zwaar) gewond op de grond lag
-een of meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, in het lichaam
gestoken en/of
-een of meermalen met (een) knuppel(s), althans hard(e) voorwerp(en,) en/of met (een) hand(en) en/of (een) vuist(en) tegen het lichaam en/of het hoofd te geslagen en/of
- een of meermalen tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel (te weten een compliceerde steekwond aan zijn linkerbovenbeen en/of zenuwbeschadiging in het linkerbovenbeen) heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, terwijl die [slachtoffer] (zwaar) gewond op de grond lag:
-een of meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, in het lichaam te steken;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Kerkplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het door verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl een of meer van hen (zichtbaar) waren voorzien van een of meer knuppel(s), althans (een) hard(e) voorwerp(en) en/of een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) voorwerp(en) en/of een of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), benaderen van en/of (dreigend) toelopen op en/of opdringen aan die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of het met (een) knuppel(s), althans (hard(e) voorwerp(en), althans vuisten en/of handen slaan tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of het steken met een) mes(sen), althans (een) scherp(e) voorwerp(en), tegen/in het lichaam van die [slachtoffer] (terwijl [slachtoffer] (zwaar) gewond op de grond lag);
meest subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met openlijk in vereniging geweld plegen, immers is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met de bedoeling een confrontatie met [slachtoffer] aan te gaan) naar het Kerkplein gegaan en/of (vervolgens) is/zijn erdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op het Kerkplein opzettelijk dreigend, terwijl een of meer van hen (zichtbaar) was/waren voorzien van een of meer knuppel(s), althans (een) hard(e) voorwerp(en) en/of een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) voorwerp(en) en/of een of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer] (die bij die [slachtoffer] stond) toegelopen en/of heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zich (vervolgens), terwijl die [slachtoffer] met de rug naar de muur van "het Keteltje" en naast de/een terrasafscheiding stond, opzettelijk dreigend aan hen opgedrongen en/of is/zijn hij/zij vlak voor hem gaan staan, waardoor voor die [slachtoffer] een dreigende situatie werd gecreëerd;
3.
hij op of omstreeks 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Kerkplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer]
en/of [slachtoffer], welk geweld bestond uit het door verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl een of meer van hen
(zichtbaar) waren voorzien van een of meer knuppel(s), althans (een) hard(e) voorwerp(en) en/of een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) voorwerp(en) en/of een of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e)
voorwerp(en), benaderen van en/of (dreigend) toelopen op en/of opdringen aan die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] en/of het houden van een mes, althans een scherp voorwerp, tegen of in de nabijheid van de buik van die [slachtoffer];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] en/of [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, althans met openlijk in vereniging geweld plegen, immers is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met de bedoeling een confrontatie met [slachtoffer] aan te gaan) naar het Kerkplein gegaan en/of
(vervolgens) is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op het Kerkplein opzettelijk dreigend, terwijl een of meer van hen (zichtbaar) was/waren voorzien van een of meer knuppel(s), althans (een) hard(e) voorwerp(en) en/of een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) voorwerp(en) en/of een of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] (die bij die [slachtoffer] stonden) toegelopen en/of heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zich (vervolgens), terwijl die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] met de rug naar de muur van "het Keteltje" en naast de/een terrasafscheiding stond(en), opzettelijk dreigend aan hen opgedrongen en/of is/zijn hij/zij vlak voor hen gaan staan en/of heeft/hebben verdachte en/of een van zijn mededaders een mes, althans een scherp voorwerp tegen of in de nabijheid van de buik van die [slachtoffer] gehouden en/of die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Jij ook, jij ook", waardoor voor die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] een dreigende situatie werd
gecreëerd.
2. VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. STANDPUNTEN
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 meer subsidiair, 2 meer subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten. De officier van justitie acht het medeplegen van een poging tot moord dan wel het medeplegen van een poging tot doodslag dan wel het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad van [slachtoffer] niet wettig en overtuigend bewezen. Evenmin acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord dan wel het medeplegen van een poging tot doodslag dan wel het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad van [slachtoffer]. Volgens de officier van justitie is niet het bewijs geleverd dat verdachte en zijn medeverdachten afspraken hebben gemaakt om [slachtoffer] van het leven te beroven, noch tijdens de bijeenkomst bij [betrokkene], noch tijdens de autorit naar het Kerkplein later in de avond van 20 februari 2007. Evenmin kan bewezen worden dat de opzet van verdachte er op was gericht om [slachtoffer] om het leven te brengen of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met behulp van een vuurwapen. Voorts is niet bewijsbaar dat bij verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het om het leven brengen van of toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] via kogels. De opzet van verdachte was gericht op een confrontatie, in eerste instantie alleen verbaal, maar eventueel gebruik makend van een knuppel. Uiteindelijk is bij de confrontatie geweld gebruikt met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De officier van justitie is van mening dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor openlijke geweldpleging tegen de broers [slachtoffer] (feit 1 meer subsidiair en feit 2 meer subsidiair). Door knuppels mee te nemen naar een locatie op de openbare weg en andere mensen getuige te laten zijn van een doelbewust opgezochte confrontatie, wordt de openbare orde geschonden en wordt een bijdrage geleverd aan de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Ten aanzien van het onder 3 primair tenlastegelegde feit is de officier van justitie van mening dat het houden van een mes tegen of in de nabijheid van de buik van [slachtoffer] niet als een handeling zoals vereist voor openlijke geweldpleging kan worden aangemerkt. De handeling kan weliswaar worden bewezen, maar valt niet binnen de delictsomschrijving van artikel 141 van het Wetboek van strafrecht. Derhalve dient daarvoor vrijspraak te volgen. Het subsidiair tenlastegelegde medeplegen van bedreiging van de broers [slachtoffer] en [slachtoffer] kan wel bewezen worden verklaard, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd - zakelijk weergegeven - dat de onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten onbesproken kunnen blijven omdat er geen bewijs is dat het opzet van verdachte was gericht op levensberoving van de broers [slachtoffer], ook niet in voorwaardelijke vorm. Hetzelfde geldt voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte ontkent voorts zich te hebben schuldig gemaakt aan de onder 1 meer en meest subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde feiten. Verdachte had op 20 februari 2007 weliswaar een knuppel bij zich, maar hij hield deze verscholen achter zijn rug. Er is niet met knuppels gedreigd of geslagen. Verdachte ontkent zich ervan bewust te zijn geweest dat één of meer van zijn medeverdachten in het bezit waren van messen. Hij heeft aan zijn medeverdachten nimmer aanleiding gegeven om enige vorm van geweld tegen de broers [slachtoffer] of bedreiging daarmee te gebruiken.
Toen verdachte in de avond van 20 februari 2007 [slachtoffer] aan de telefoon kreeg, die hem dreigend sommeerde naar ’t Keteltje te komen, ontstond een voor verdachte bedreigende situatie. Immers, verdachtes broer [medeverdachte] was enkele dagen eerder al bedreigd door [slachtoffer] naar aanleiding van een vechtpartij. Daarnaast deden - onware - geruchten de ronde dat verdachte bedreigende opmerkingen richting [slachtoffer] had gemaakt. Al met al mocht verdachte er op 20 februari 2007 niet zeker van zijn dat de ontmoeting met [slachtoffer] zich zou beperken tot een gesprek. Verdachte is echter geen vechtersbaas en hij is geen partij voor [slachtoffer] als het op vechten aankomt. Verdachte heeft niets anders willen doen dan zich met een knuppeltje te bewapenen, voor het geval [slachtoffer] zijn wapen - te weten zijn bekwaamheid en ervaring in de vechtsport - zou inzetten. Geen van de getuigen of medeverdachten hebben verklaard dat met de knuppels is gedreigd. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat verdachte [slachtoffer] naar het hoekje tussen de voordeur van ’t Keteltje en het afscheidingsschot dwong, staat geheel op zichzelf en vindt geen bevestiging in één of meer getuigenverklaringen.
Verdachte is voorts ten onrechte aangemerkt als de initiatiefnemer van de confrontatie.
Het initiatief lag bij [slachtoffer]. Teneinde het risico van een fysieke confrontatie met [slachtoffer] en de zijnen te vermijden, heeft verdachte besloten de politie te bellen met een verzoek een wagen naar ’t Keteltje te sturen. Aan dit verzoek is geen gehoor gegeven. Met dit initiatief van verdachte komt voldoende vast te staan dat hij een fysieke confrontatie wilde voorkomen. Verdachte wilde, zoals hij tijdens het voorbereidend onderzoek heeft verwoord, een dialoog met [slachtoffer].
Om tot een bewezenverklaring van openlijk geweld in vereniging te komen is een bijdrage aan geweld niet nodig. Wel is een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld nodig. Zulks is nimmer aan de orde geweest. De raadsman concludeert dan ook dat door verdachte geen enkele vorm van geweld of bedreiging daarmee in de richting van de broers [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Hij dient dan ook van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging te worden vrijgesproken (feit 1 meer subsidiair en feit 2 meer subsidiair). Hetzelfde geldt voor de tenlastegelegde bedreiging (feit 1meest subsidiair en feit 2 meest subsidiair); Verdachte deed wat [slachtoffer] hem sommeerde te doen: die avond naar ’t Keteltje komen om elkaar te spreken over de geruchten die de ronde deden. Verdachte dient eveneens vrijgesproken te worden van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer] en [slachtoffer] (feit 3 primair). Tegenover hen heeft verdachte zich niet gewelddadig gedragen. Evenmin heeft hij daartoe aangezet. De raadsman concludeert dan ook dat vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde moet volgen. Gelet op al het voorgaande moet verdachte van het tenlastegelegde integraal worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
4. BEWIJSMOTIVERING
De feiten
De rechtbank stelt de navolgende feiten vast:
Op 20 februari 2007, tussen 19.00 uur en 21.00 uur, heeft een ontmoeting plaats-gevonden in het huis van [betrokkene] te Hoorn. Aanwezig waren [betrokkene], [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte], [getuige] en [getuige]. Tijdens de ontmoeting is gesproken over een tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] gerezen conflict.
Tussen 21.30 uur en 22.40 uur heeft verdachte [slachtoffer] aan de telefoon gehad. Verdachte heeft naar aanleiding van dit gesprek besloten om die avond naar het Kerkplein te Hoorn te gaan om een ontmoeting te hebben met [slachtoffer].
Verdachte heeft vervolgens zijn broer [medeverdachte] gebeld en opgehaald. Verdachte heeft [medeverdachte] gebeld en met hem afgesproken dat hij hem zou komen ophalen bij de voormalige technische school in Hoorn. Hij heeft [medeverdachte] gevraagd een knuppel mee te nemen. Toen [medeverdachte] bij hem in de auto was ingestapt, belde [slachtoffer] verdachte op en vroeg deze waar verdachte bleef. Daarna heeft verdachte zijn broer [medeverdachte] gebeld en opgehaald. Vervolgens heeft hij zijn broer [medeverdachte] gebeld en tegen hem gezegd dat hij naar de technische school moest komen. Daar aangekomen bleek dat [medeverdachte] vergezeld werd door [medeverdachte], die ook in de auto van verdachte plaatsnam. [medeverdachte] stapte als laatste in de auto. Verdachte is vervolgens met de vijf andere inzittenden naar het Kerkplein gereden.
Vanuit de auto heeft verdachte om 23.04 uur gebeld naar de Regionale Meldkamer te Alkmaar om door te geven dat hij onderweg was naar het Kerkplein te Hoorn omdat hij daartoe werd uitgedaagd door ene [slachtoffer]. Hij deelde mee dat hij een (fysieke) confrontatie verwachtte.
Bij aankomst van de auto van verdachte op het Kerkplein, stonden [slachtoffer] en zijn broer [slachtoffer] vóór coffeeshop “’t Keteltje”. Rechts naast hen stonden achtereen-volgend de broers [slachtoffer] en [slachtoffer]. Allen stonden met de rug naar ’t Keteltje. In de directe omgeving van ‘t Keteltje bevonden zich nog andere personen.
Nadat verdachte de auto had geparkeerd vóór ’t Keteltje, stapten hij en de andere vijf inzittenden uit. In de groep van verdachte waren wapens aanwezig. Verdachte ging vóór [slachtoffer] staan. Deze stond in de nabijheid van het terrasscherm dat tussen ’t Keteltje en het naastgelegen café “Het Kroeggie” staat, met zijn rug naar ’t Keteltje toe.
[medeverdachte] stond links naast verdachte en vóór [slachtoffer]. [medeverdachte] stond links van [medeverdachte] en [medeverdachte] stond achter [medeverdachte]. [medeverdachte] stond achter [medeverdachte] en [medeverdachte] stond achter het terras-scherm aan de kant van Het Kroeggie.
Omstreeks 23.10 uur werd [slachtoffer] meerdere malen met een vuurwapen beschoten, waarbij ook zijn broer [slachtoffer], die rechts naast hem stond, door kogels werd geraakt. Beiden mannen kwamen op de grond terecht, waar zij zwaar gewond bleven liggen.
Nadat de schoten waren gevallen en [slachtoffer] en [slachtoffer] op de grond lagen, kregen zij trappen tegen hun hoofd en andere delen van hun lichaam. [slachtoffer] werd bovendien met een mes gestoken in zijn been.
Verdachte is met zijn drie broers in zijn auto gestapt en weggereden. [medeverdachte] en [medeverdachte] hebben zich direct na het schieten te voet van het Kerkplein verwijderd.
In het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 19 maart 2007 betreffende munitieonderzoek, wordt vermeld dat tijdens de schietpartij met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geschoten is met één vuurwapen, vermoedelijk een semi-automatisch pistool van het merk Beretta, model 9000S.
In het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 24 juli 2007 betreffende letselonderzoek bij [slachtoffer], staat vermeld dat dit slachtoffer zeer ernstig gewond is geraakt.
In het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 24 juli 2007 betreffende letselonderzoek bij [slachtoffer], staat vermeld dat dit slachtoffer zwaar gewond is geraakt en dat één van de verwondingen een steekwond in het linkerbovenbeen betreft.
In het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 10 mei 2007 betreffende textielonderzoek staat vermeld dat in de kleding van het slachtoffer [slachtoffer] geen beschadigingen zijn waargenomen die duidelijk afkomstig kunnen zijn van een steek-beweging met een scherprandig voorwerp, zoals een mes. Tevens blijkt dat in de kleding van het slachtoffer [slachtoffer] diverse beschadigingen werden waargenomen die veroorzaakt kunnen zijn door een scherprandig voorwerp, zoals een mes.
Beoordeling van de tenlastelegging
Vrijspraak feit 1 primair: medeplegen poging moord en feit 2 primair: medeplegen poging doodslag
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 20 februari 2007 in Hoorn heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord dan wel doodslag op, respectievelijk, [slachtoffer] en [slachtoffer]. Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat de opzet van verdachte er op was gericht de broers [slachtoffer] van het leven te beroven. Evenmin volgt daaruit dat verdachte en zijn medeverdachten op enig moment de afspraak hebben gemaakt om dit tezamen en in vereniging te doen. Van voorwaardelijk opzet op de dood is evenmin sprake geweest. Immers, verdachte heeft op het Kerkplein tijdens de confrontatie met [slachtoffer] en [slachtoffer] geen (gewelds-)handelingen verricht waardoor hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] en [slachtoffer] het leven zouden laten. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte wist dat (enkelen van) zijn medeverdachten tijdens de confrontatie op het Kerkplein wapens bij zich droegen, anders dan de door zijn broer [medeverdachte] en [medeverdachte] meegenomen houten knuppels.
Verdachte zal dan ook van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 1 subsidiair: medeplegen poging zware mishandeling en
feit 2 subsidiair: medeplegen zware mishandeling
Naar het oordeel van de rechtbank kan evenmin wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich op 20 februari 2007 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad van [slachtoffer] en het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad van [slachtoffer].
Uit de stukken volgt niet dat de opzet van verdachte er op was gericht de broers [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Evenmin volgt daaruit dat verdachte en zijn medeverdachten op enig moment de afspraak hebben gemaakt om dit tezamen en in vereniging te doen, dan wel dat op enig andere manier sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
De stukken bevatten voorts geen feiten en omstandigheden op grond waarvan de aanwezigheid van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de broers [slachtoffer] bij verdachte kan worden vastgesteld. Hierbij geldt hetzelfde als hetgeen hiervóór met betrekking tot voorwaardelijk opzet is overwogen.
Verdachte zal derhalve van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten worden vrijgesproken.
Feit 1 meer subsidiair en feit 2 meer subsidiair: openlijk in vereniging geweld plegen
Op grond van de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte op 20 februari 2007 op het Kerkplein in Hoorn openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en tegen [slachtoffer].
Anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het opzet van verdachte was gericht op het openlijk geweld. Verdachte heeft, voordat hij op het Kerkplein arriveerde, er rekening mee gehouden dat de confrontatie met [slachtoffer] zou uitmonden in het uitoefenen van geweld (wellicht door beide partijen). Met het oog daarop heeft hij voorbereidingen getroffen, te weten het bijeenroepen van zijn broers [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] met het verzoek hem te vergezellen naar het Kerkplein. Daarbij heeft verdachte zijn broer [medeverdachte] verzocht een knuppel mee te nemen. Verdachte heeft [medeverdachte] eveneens gevraagd om mee te gaan naar het Kerkplein, voorzien van een knuppel. Voorts heeft verdachte [medeverdachte] meegenomen naar de confrontatie met [slachtoffer]. Tijdens het telefoongesprek met de regionale meldkamer van politie om 23.04 uur die avond, heeft verdachte aangegeven dat het niet bij “babbelen” zou blijven.
Verdachte heeft aldus (tenminste) willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij de confrontatie geweld zou worden gebruikt door hemzelf en/of zijn mededaders.
Het verweer van de verdediging dat geen sprake is geweest van het voor openlijke geweldpleging vereiste opzet, wordt dan ook verworpen.
Het verweer dat verdachte geen significante bijdrage aan het gepleegde openlijk geweld heeft geleverd, wordt eveneens verworpen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2003 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder het kenmerk LJN AL6209) is met betrekking tot de woorden “in vereniging” in artikel 141 van het Wetboek van strafrecht het volgende - voor zover hier van belang - overwogen:
“3.4.2. De parlementaire geschiedenis van die wet houdt ten aanzien van het bestanddeel "in vereniging" - voorzover in de onderhavige zaak van belang - onder meer het volgende in:
"Strafbaarheid ter zake van het medeplegen van een strafbaar feit kan slechts intreden indien sprake is van een bewuste samenwerking. Aan die samenwerking, resulterend in een gezamenlijk bewerkstelligde openlijke geweldpleging, moet een voldoende wezenlijke bijdrage zijn geleverd. Een gewelddadige handeling impliceert, net als thans, in ieder geval een wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldpleging die tot strafbaarheid leidt. Daarnaast zijn een aantal andere gedragingen in kaart gebracht die, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, een voldoende wezenlijke bijdrage kunnen opleveren. (…) Een tweede soort gedraging die een voldoende wezenlijke bijdrage aan openlijke geweldpleging kan opleveren, betreft het organiseren of, op de achtergrond, sturen daarvan. (…) De in kaart gebrachte handelingen betreffen evenwel geen limitatieve opsomming, zo volgt uit het verband met het begrip medeplegen." (Kamerstukken I 1999-2000, 26 519, nr. 199a, blz. 5-6).”
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] op 20 februari 2007 bewust en nauw hebben samengewerkt en dat deze samenwerking heeft geresulteerd in een openlijke geweld-pleging jegens [slachtoffer] en [slachtoffer], bestaande uit het gewapend benaderen van en dreigend toelopen op en het opdringen aan de beide broers en vervolgens het uitoefenen van fysieke geweldshandelingen jegens zowel [slachtoffer]als [slachtoffer].
Aan die samenwerking heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd. Die bijdrage bestond in de eerste plaats uit de door verdachte, voorafgaande aan de eigenlijke geweldpleging genomen voorzorgsmaatregelen. Die voorzorgsmaatregelen hebben er toe geleid dat in totaal zes personen op het Kerkplein tegenover [slachtoffer] en de zijnen kwamen te staan. In de tweede plaats heeft verdachte er voor gezorgd dat er wapens, te weten twee knuppels werden meegenomen, waardoor een dreigende sfeer is ontstaan.
Daarnaast heeft verdachte zelf geweld uitgeoefend door, nadat hij op [slachtoffer] was toegelopen, deze te duwen door met zijn borst tegen de borst van [slachtoffer] te “botsen”. Zijn medeverdachten hebben ook geweld uitgeoefend.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] [slachtoffer] heeft geduwd tegen het lichaam en geslagen tegen het hoofd, voorafgaand aan het schietincident.
Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachtes broers [slachtoffer] , [slachtoffer] en [medeverdachte] op 20 februari 2007 op het Kerkplein in Hoorn, [slachtoffer] en [slachtoffer] tegen het hoofd en andere delen van het lichaam hebben geschopt en geslagen, terwijl deze op dat moment zwaargewond op de grond lagen.
Ten slotte is [slachtoffer] met een mes gestoken in zijn lichaam. Uit de bewijsmiddelen is niet af te leiden wie van de medeverdachten van verdachte, [slachtoffer] met een mes in het lichaam heeft gestoken. Nu echter wel op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] en [medeverdachte] tijdens de confrontatie op het Kerkplein ieder een mes in hun hand vasthielden en zij in de directe nabijheid van [slachtoffer] stonden tijdens de schietpartij, staat het voor de rechtbank vast dat één van hen de steekverwonding moet hebben toegebracht. Voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid van verdachte voor dit handelen van één van zijn medeverdachten - dat wil zeggen voor het aannemen van het in vereniging plegen van geweld - is voldoende dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten, hetgeen hiervóór reeds is vastgesteld. Niet is vereist dat de opzet van verdachte was gericht op alle gepleegde geweldshandelingen - waaronder het steken met een mes -, voldoende is dat de opzet van verdachte was gericht op het plegen van openlijk geweld.
Feit 3 primair: openlijk in vereniging geweldplegen
Op grond van de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachten [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] op 20 februari 2007 op het Kerkplein in Hoorn de broers [slachtoffer] en [slachtoffer] hebben benaderd en dat zij, voorzien van twee knuppels, twee messen en een vuurwapen (alarmpistool), dreigend op de broers zijn toegelopen en zich aan hen hebben opgedrongen, waarbij [medeverdachte] een mes in de nabijheid van de buik van [slachtoffer] heeft gehouden.
Het bewezenverklaarde kan echter niet worden gekwalificeerd als het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen in de zin van artikel 141 van het Wetboek van strafrecht, nu hierin geen sprake is van daadwerkelijk door verdachte en/of zijn medeverdachten uitgeoefende geweldshandelingen. De rechtbank concludeert dat ter zake van dit feit geen veroordeling kan volgen, omdat geen sprake is van een strafbaar feit.
Feit 3 subsidiair: medeplegen bedreiging
Op grond van de bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachten [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] op 20 februari 2007 op het Kerkplein in Hoorn de broers [slachtoffer] en [slachtoffer] hebben bedreigd met openlijke geweldpleging. Hiertoe is het volgende redengevend. Verdachte is samen met zijn medeverdachten op 20 februari 2007 naar het Kerkplein gegaan met de bedoeling een confrontatie aan te gaan met [slachtoffer]. Verdachte en [medeverdachte] hadden ieder zichtbaar een knuppel vast, [medeverdachte] droeg zichtbaar een mes bij zich en [medeverdachte] had zichtbaar een mes in zijn ene hand en een vuurwapen (alarmpistool) in zijn andere hand. Verdachte en zijn medeverdachten zijn op [slachtoffer] en [slachtoffer], die met de rug naar de muur van coffeeshop ’t Keteltje stonden en rechts van [slachtoffer], toegelopen en hebben zich dreigend aan hen opgedrongen. Verdachte en zijn medeverdachten zijn vlak voor de broers [slachtoffer] gaan staan en [medeverdachte] heeft vervolgens een mes in de nabijheid van de buik van [slachtoffer] gehouden. Deze handelingen waren in de gegeven omstandigheden geschikt om de vrees voor openlijke geweldpleging teweeg te brengen en leveren dan ook een bedreiging op. Uit de verklaringen van [slachtoffer] en [slachtoffer] blijkt voorts dat zij zich door het optreden van verdachte en zijn medeverdachten daadwerkelijk bedreigd hebben gevoeld.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair
hij op 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH met anderen, op de openbare weg, het Kerkplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het door verdachte en zijn mededaders, terwijl twee van hen waren voorzien van een knuppel en twee van hen waren voorzien van een mes en één van hen was voorzien van een vuurwapen (alarmpistool), benaderen van en dreigend toelopen op en opdringen aan die [slachtoffer] en vervolgens het duwen door verdachte tegen het lichaam van [slachtoffer] en vervolgens het schoppen tegen het hoofd en andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] door drie van zijn mededaders (te weten [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte]), terwijl [slachtoffer] zwaar gewond op de grond lag;
2. meer subsidiair
hij op 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH met anderen, op de openbare weg, het Kerkplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het door verdachte en zijn mededaders, terwijl twee van hen waren voorzien van een knuppel en twee van hen waren voorzien van een mes en één van hen
was voorzien van een vuurwapen (alarmpistool), benaderen van en dreigend toelopen op
en opdringen aan die [slachtoffer] en vervolgens het duwen tegen het lichaam en het slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer] door één van zijn mededaders (. [medeverdachte]) en vervolgens, terwijl die [slachtoffer] zwaar gewond op de grond lag, het schoppen tegen het hoofd en andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] door drie van zijn mededaders (te weten [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte]) en het steken met een mes in het lichaam van die [slachtoffer] door één van zijn mededaders;
3. primair
hij op 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH met anderen, op de openbare weg, het Kerkplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en [slachtoffer], welk geweld bestond uit het door verdachte en zijn mededaders, terwijl twee van hen waren voorzien van een knuppel en twee van hen waren voorzien van een mes en een van hen was voorzien van een vuurwapen (alarmpistool), benaderen van en dreigend toelopen op en opdringen aan die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en het houden van een mes in de nabijheid van de buik van die [slachtoffer];
3. subsidiair
hij op 20 februari 2007 in de gemeente Hoorn NH, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] en [slachtoffer] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen, immers zijn verdachte en zijn mededaders met de bedoeling een confrontatie met [slachtoffer] aan te gaan naar het Kerkplein gegaan en vervolgens zijn verdachte en zijn mededaders op het Kerkplein opzettelijk dreigend, terwijl twee van hen zichtbaar waren voorzien van een knuppel en twee van hen zichtbaar waren voorzien van een mes
en één van hen zichtbaar was voorzien van een vuurwapen (alarmpistool), op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] (die bij die [slachtoffer] stonden) toegelopen en hebben verdachte en zijn mededaders zich vervolgens, terwijl die [slachtoffer] en die [slachtoffer] met de rug naar de muur van "het Keteltje" stonden, opzettelijk dreigend aan hen opgedrongen en zijn zij vlak voor hen gaan staan en heeft één van zijn mededaders een mes in de nabijheid van de buik van die [slachtoffer] gehouden, waardoor voor die [slachtoffer] en die [slachtoffer] een dreigende situatie werd gecreëerd.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Ten aanzien van feit 3. primair:
Nu reeds uit het voorgaande gebleken is dat het onder feit 3. primair bewezenverklaarde
niet kan worden gekwalificeerd als het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen in de zin van artikel 141 van het Wetboek van strafrecht, is van een strafbaar feit geen sprake, zodat verdachte ter zake van dit feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de overige bewezenverklaarde feiten uitsluiten, zodat deze feiten strafbaar zijn.
Het overige bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van 1. meer subsidiair en 2. meer subsidiair, telkens:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Ten aanzien van 3. subsidiair:
bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd.
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
7. STRAFOPLEGGING
Verdachte heeft op 20 februari 2007 in Hoorn met [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer] en [slachtoffer]. Tevens heeft verdachte op die datum en plaats met [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte], [slachtoffer] en [slachtoffer] bedreigd met openlijke geweldpleging.
De eis van de officier
De officier van justitie heeft ter zake van openlijke geweldpleging jegens de broers [slachtoffer] en bedreiging met openlijke geweldpleging van de broers [slachtoffer] gevorderd dat verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd van 187 dagen met aftrek van het ondergane voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, zodat geen aanleiding is voor oplegging van een straf.
Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met drie mededaders openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer] en [slachtoffer]. Dit gebeurde voor een coffeeshop, op de openbare weg en in het bijzijn van meerdere omstanders. Een deel van het jegens de beide slachtoffers gepleegde geweld heeft plaatsgevonden op een moment waarop de slachtoffers op de grond lagen en derhalve weerloos waren. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Ook rekent de rechtbank verdachte zwaar aan dat hij op 20 februari 2007 er voor gekozen heeft om een confrontatie aan te gaan met [slachtoffer] en daarvoor voorbereidingen heeft getroffen, zoals het bijeenroepen van zijn broers en het laten meenemen van een knuppel door één van hen en door zijn medeverdachte [medeverdachte]. Door dit initiatief te nemen, heeft verdachte zelf de kans dat het op een geweldpleging jegens de broers [slachtoffer] uit zou lopen, in het leven geroepen, en deze kans heeft zich uiteindelijk ook gerealiseerd. De verklaring van verdachte dat hij uit was op een “dialoog” met [slachtoffer] wordt gelogenstraft door de voorzorgsmaatregelen die hij heeft genomen. Het handelen van verdachte en zijn mededaders heeft bij de slachtoffers [slachtoffer] letsel en pijn veroorzaakt.
Openlijke geweldpleging is bovendien een ernstig strafbaar feit omdat het gevoelens van onveiligheid en angst in het leven roept bij burgers die er getuige van zijn, dan wel reeds bestaande gevoelens van onveiligheid en angst bij burgers versterkt. In het onderhavige geval geldt dit te meer, omdat de openlijke geweldpleging door verdachte en zijn mededaders heeft plaatsgevonden kort vóór en direct nadat de broers [slachtoffer] door een derde meermalen werden beschoten met een vuurwapen en zij zwaar gewond op de grond lagen.
Daarnaast heeft verdachte met vier mededaders de broers [slachtoffer] en [slachtoffer] - die naast de broers [slachtoffer] op het Kerkplein in Hoorn stonden – bedreigd met openlijke geweldpleging. Door het handelen van verdachte en zijn mededaders is de beide slachtoffers de vrees aangejaagd dat zij mogelijk het slachtoffer zouden worden van geweldpleging met slag- en steekwapens en zijn bij hen - mogelijk al aanwezige - gevoelens van onveiligheid bevestigd en versterkt.
Gelet op de ernst van de feiten en gelet op de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd, acht de rechtbank het opleggen van een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 22 februari 2007 niet recentelijk veroordeeld wegens het plegen van een strafbaar feit.
Verdachte is in het verleden nimmer veroordeeld wegens het plegen van een geweldsdelict.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het voorlichtingsrapport van M.
Bongenaar, werkzaam als reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, Regio
Utrecht-Arnhem, d.d. 16 mei 2007.
Al het vorenstaande in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, passend is. De voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar acht de rechtbank aangewezen om verdachte er van te weerhouden in de toekomst wederom een (soortgelijk) strafbaar feit te plegen.
8. BENADEELDE PARTIJEN
? De benadeelde partij [slachtoffer], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 14,80 ter zake van materiële schade en € 2.576,= als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade het rechtstreekse gevolg is geweest van het hiervoor in de rubriek Bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit.
Ten aanzien van de gevorderde kilometervergoeding naar aanleiding van de getuige verklaring die benadeelde bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, merkt de rechtbank op dat daarvoor een aparte vergoedingsprocedure geldt, die via het kabinet van de rechter-commissaris wordt afgehandeld. De rechtbank zal bepalen dat dit deel van de vordering wordt afgewezen, nu deze kosten geen verband houden met de omstandigheid dat benadeelde slachtoffer is in de onderhavige strafzaak.
Ten aanzien van de gevorderde kopieerkosten zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die de immateriële schade betreft, gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval, in redelijkheid, tot een bedrag van
€ 500,00 aan immateriële schade is geleden en zal dat deel van de vordering toewijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Uit het schade-onderbouwingsformulier blijkt dat een groot deel van de emotionele gevolgen zijn terug te voeren op de omstandigheid dat er in het bijzijn van benadeelde [slachtoffer] is geschoten, waarbij twee vrienden zwaar gewond zijn geraakt. Deze schade is echter niet het rechtstreekse gevolg van het hiervoor in de rubriek Bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek Bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 500,=, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
? Mr. N. Velthorst, advocaat te Amsterdam, heeft als gemachtigde van de benadeelde [slachtoffer], vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 80.000,= als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij slechts gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval, in redelijkheid, tot een bedrag van
€ 1.000,= aan immateriële schade is geleden en zal dat deel van de vordering toewijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Uit het schade-onderbouwingsformulier en de relevante stukken in het dossier blijkt dat de zeer ernstige gevolgen die de benadeelde heeft ondervonden voor het grootste deel zijn terug te voeren op het feit dat hij tengevolge van meerdere schotwonden zwaar gewond is geraakt en blijvend invalide is.
Deze schade is echter niet het rechtstreekse gevolg van het hiervoor in de rubriek Bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek Bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.000,=, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
? Mr. S.V. Ramdihal, advocaat te Amsterdam, heeft als gemachtigde van de benadeelde [slachtoffer], vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 15.000,= als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij slechts gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval, in redelijkheid, tot een bedrag van
€ 1.000,= aan immateriële schade is geleden en zal dat deel van de vordering toewijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Uit het schade-onderbouwingsformulier en de relevante stukken in het dossier blijkt dat de zeer ernstige gevolgen die de benadeelde heeft ondervonden voor het grootste deel zijn terug te voeren op het feit dat hij tengevolge van meerdere schotwonden en een steekwond in zijn linkerbeen ernstig gewond is geraakt en hiervan nog altijd de gevolgen van ondervindt.
Deze schade is echter niet het rechtstreekse gevolg van het hiervoor in de rubriek Bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek Bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.000,=, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
9. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek Bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10.TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 141, 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11.BESLISSING
De rechtbank:
? Verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1. meer subsidiair, 2. meer subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
? Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
? Stelt vast dat het onder 3. primair bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging;
? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de volgende strafbare feiten:
Ten aanzien van 1. meer subsidiair en 2. meer subsidiair, telkens:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Ten aanzien van 3. subsidiair:
bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, meermalen gepleegd.
? Verklaart de verdachte voor dit bewezen verklaarde strafbaar;
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) maanden.
? Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
? Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
? Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 500,= (vijfhonderd euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Wijst de vordering voorzover die betrekking heeft op ‘kilometervergoeding’ af.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 500,=, (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], tot het hierna te
noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.000,= (duizend euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 1.000,= (duizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], tot het hierna te
noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.000,= (duizend euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 1.000,= (duizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. A.E. van Montfrans-Wolters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2008.