zaak- en rolnummer: 89491/HA ZA 06-700
datum: 21 mei 2008
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
EISER SUB 1 en EISERES SUB 2,
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS bij dagvaarding van 15 juli 2006,
procureur mr. A.J. van der Veen,
advocaat mr. M.J. Meijer te Haarlem,
de naamloze vennootschap DSB BANK N.V.,
gevestigd te Wognum,
procureur mr. J.C. Kuipéri-Botter,
GEDAAGDE.
Partijen zullen verder worden genoemd "Eiser sub 1 c.s." respectievelijk "DSB Bank".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
1.1 Bij tussenvonnis van 16 januari 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 8 april 2008. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door Eiser sub 1 c.s. bij brief van 12 maart 2008 nog aanvullende stukken ingediend. Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt.
1.2 Ten slotte is vonnis gevraagd.
2. DE BEOORDELING VAN HET GESCHIL
2.1 De rechtbank verwijst voor een weergave van de vaststaande feiten naar het tussenvonnis van 16 januari 2008.
2.2 Eiser sub 1 c.s. heeft gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verklaart voor recht dat DSB Bank - als rechtsopvolgster onder algemene titel van Crefinass Topkrediet - toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar (pre)contractuele verplichtingen (zorgplicht) jegens Eiser sub 1 c.s. en/of onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en/of zich schuldig heeft gemaakt aan de toerekenbare tekortkoming Eiser sub 1 c.s. onjuist en/of onvoldoende te adviseren en DSB Bank te veroordelen tot vergoeding van de door Eiser sub 1 c.s. hierdoor geleden schade, door de rechtbank in goede Justitie nader te begroten, dan wel nader op te maken bij Staat, met veroordeling van DSB Bank in de kosten van het geding.
2.3 Eiser sub 1 c.s. heeft in de dagvaarding gesteld, dat de schade in ieder geval valt te begroten op het bedrag dat op het met Ribank N.V. afgesloten doorlopend krediet II nog niet is afgelost, de betaalde rente op de met DEFAM gesloten effectenlease-overeenkomst (hierna: de overeenkomst) en de daaruit voortvloeiende restschuld, te vermeerderen met de kosten van de bij DSB Schade afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en de bij DSB Leven afgesloten overlijdensrisicoverzekeringen. Ter gelegenheid van de comparitie heeft mr. Meijer, namens Eiser sub 1 c.s., verklaard dat de grondslag van de vordering onrechtmatig handelen door Crefinass Topkrediet betreft. De rechtbank begrijpt de vordering aldus, dat DSB Bank (Crefinass Topkrediet) wordt verweten, zowel bij de totstandkoming van de overeenkomst, als bij de totstandkoming van de verzekeringen en de overeenkomsten van doorlopend krediet, onrechtmatig jegens Eiser sub 1 c.s. te hebben gehandeld.
De overeenkomsten van doorlopend krediet
2.4 Het gevorderde ligt in zoverre voor afwijzing gereed. Eiser sub 1 c.s. heeft geen, althans niet voldoende, feiten en/of omstandigheden gesteld die de conclusie kunnen dragen dat sprake is geweest van tekortschieten, schenden van de precontractuele zorgplicht en/of onrechtmatig handelen door DSB Bank (Crefinass Topkrediet) als tussenpersoon bij de totstandkoming van de overeenkomsten van doorlopend krediet.
De overlijdensrisicoverzekering en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
2.5 Het gevorderde ligt in zoverre eveneens voor afwijzing gereed. Eiser sub 1 c.s. heeft geen, althans niet voldoende, feiten en/of omstandigheden gesteld die de conclusie kunnen dragen dat sprake is geweest van tekortschieten, schenden van de precontractuele zorgplicht en/of onrechtmatig handelen aan de zijde van Crefinass Topkrediet als tussenpersoon bij de totstandkoming van de overlijdensrisicoverzekeringen en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
2.6 Eiser sub 1 c.s. heeft - verkort en zakelijk weergegeven - aan de vordering ten grondslag gelegd dat hij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst door Crefinass Topkrediet onvoldoende is ingelicht en gewaarschuwd met betrekking tot de grote risico's die aan de overeenkomst zijn verbonden, in het bijzonder het risico dat de opbrengst van de verkoop van de betrokken effecten ontoereikend kan zijn om aan de verplichting tot aflossing van de verstrekte geldlening te kunnen voldoen, zodat na die verkoop een restschuld kan overblijven. Integendeel; bij het sluiten van de overeenkomst is Eiser sub 1 c.s., naar hij heeft gesteld, uitdrukkelijk voorgehouden, dat aan het einde van de looptijd van de overeenkomst het doorlopend krediet integraal zou kunnen worden afgelost. Voorts heeft Eiser sub 1 c.s. aangevoerd, dat Crefinass Topkrediet voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft nagelaten onderzoek te doen naar zijn ervaring met het beleggen in financiële instrumenten en zijn beleggingsdoelstellingen en of hij, gelet op zijn financiële positie, over voldoende draagkracht zou beschikken om niet alleen de rentetermijnen te betalen, maar ook om een mogelijke restschuld te voldoen.
2.7 DSB Bank heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat Crefinass Topkrediet bij de totstandkoming van de overeenkomst uitsluitend heeft gehandeld als cliëntenremisier en dat op een cliëntenremisier geen bijzondere zorgplicht rust. De rechtbank zal eerst dit verweer behandelen.
2.8 Bij de conclusie van repliek is als productie 1 overgelegd een schriftelijke verklaring van Eiser sub 1 c.s., gedateerd 27 september 2006, waarin hij een toelichting geeft op de totstandkoming van (onder meer) de overeenkomst. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
"Wij, [] Eiser sub 1 (...) zijn in mei 1999 ten kantore van Crefinas te Rotterdam geweest voor het aangaan van een lening. Ons is toen een voorstel van een tweetal vormen voorgesteld te weten een Doorlopend Krediet en een voor ons onbekende vorm wat met aandelen te maken had. (zie bijgaand reken voorbeeld m.b.t. de laste en de duur).
De z.g. vorm met aandelen die de lening af kon lossen sprak ons vooral aan omdat de looptijd vijf of bij een lager rendement hooguit tien jaar zou zijn en dan zou de lening geheel afgelost zijn en zeker bij 10 jaar nog een behoorlijk restant over zijn gespaard. Dit klonk ons als muziek in de oren. Echter ons is niet verteld; dat wat we nu weten en dat je met een restant schuld kan blijven zitten van zowel de DK als die aandelen lening.(...)"
2.9 Ter gelegenheid van de comparitie heeft Eiser sub 1 c.s., voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
"Wij wilden geld lenen; ons werden enkele mogelijkheden voorgelegd, met verschillende looptijden; ons werd gezegd dat de variant met een lening in de vorm van aandelen voor ons het gunstigst was: wij zouden na vijf jaar van de schulden af zijn en ook nog iets overhouden; na tien jaar zou er hoe dan ook een bedrag gespaard zijn; er zijn alleen voordelen genoemd; de mogelijkheid van een overblijvende schuld is niet besproken; (...)"
2.10 DSB Bank heeft aangevoerd dat het een cliëntenremisier is toegestaan meerdere soorten producten naast elkaar te presenteren, hetgeen in casu ook is gebeurd. De klant kan vervolgens een keuze maken uit de verschillende producten. DSB Bank heeft gemotiveerd betwist dat de overeenkomsten op de door Eiser sub 1 c.s. beschreven wijze zijn gepresenteerd. Het bedrag waarvoor aan Eiser sub 1 c.s. een doorlopend krediet is verstrekt, zijnde in totaal euro 41.274,94, is namelijk dermate hoog dat het onmogelijk kan worden afgelost met de effectenlease-overeenkomst, waarmee met een aan Eiser sub 1 c.s. verstrekte lening voor een bedrag van "slechts" euro 16.744,= aandelen zijn gekocht. Waarschijnlijk haalt Eiser sub 1 c.s. een aantal constructies door elkaar, aldus DSB Bank.
2.11 De rechtbank overweegt het volgende. De cliëntenremisier kan in het algemeen worden omschreven als de tussenpersoon die klanten aanbrengt bij onder toezicht staande effecteninstellingen of beleggingsfondsen. De cliëntenremisier mag zijn klanten geen specifieke adviezen over effectentransacties en -producten geven of beheersactiviteiten verrichten. Hij mag de klant alleen in algemene zin informeren over kenmerken van beleggingscategorieën en -producten. Het is wel mogelijk meerdere soorten producten of participaties in beleggingsinstellingen te presenteren aan klanten, mits daarin niet één van deze producten wordt aangeprezen boven een ander.
2.12 Uit de verklaringen van Eiser sub 1 c.s. volgt dat Crefinass Topkrediet aan hem meerdere soorten producten heeft gepresenteerd, hetgeen een cliëntenremisier ook is toegestaan. Daarmee rust, zoals DSB Bank terecht heeft aangevoerd, op Crefinass Topkrediet geen bijzondere zorgplicht als door Eiser sub 1 c.s. gesteld. Eiser sub 1 c.s. heeft echter tevens gesteld, dat Crefinass Topkrediet méér werkzaamheden dan de toegestane heeft verricht. Eiser sub 1 c.s. verbindt daaraan de - op zichzelf terechte - conclusie dat op Crefinass Topkrediet wèl een bijzondere zorgplicht rust. Gezien de gemotiveerde betwisting door DSB Bank staat evenwel niet vast dat van de zijde van Crefinass Topkrediet de combinatie van een doorlopend krediet met daarnaast een effectenlease-overeenkomst als het gunstigst is aangeprezen. De rechtbank zal Eiser sub 1 c.s., op wie de bewijslast rust, toelaten tot het leveren van bewijs van zijn stelling.
2.13 De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
- laat Eiser sub 1 c.s. toe feiten en/of omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt, dat van de zijde van Crefinass Topkrediet de combinatie van een doorlopend krediet met daarnaast een effectenlease-overeenkomst is aangeprezen;
- bepaalt dat indien bewijs door getuigen wordt verlangd, de getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. A.H.E. van der Pol;
- bepaalt voorts dat de procureur van Eiser sub 1 c.s. zich ter rolle van 4 juni 2008 zal uitlaten of en zo ja, hoeveel getuigen zullen worden voorgebracht met vermelding van de verhinderdata van beide partijen, hun raadslieden en, zo mogelijk, de getuigen in de maanden augustus tot en met oktober 2008. De rechter zal, zo nodig, het tijdstip voor het verhoor vaststellen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter-plaatsvervanger mr. A.H.E. van der Pol en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.