ECLI:NL:RBALK:2008:BD2154

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
31 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
251214 CV EXPL 07-3577
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J. van de Sande
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en toepassing van CAO-bepalingen in het kader van een reorganisatie en salarisgarantie

In deze zaak heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen de stichting Omring, waarbij hij stelt dat hij recht heeft op een salarisgarantie op basis van het Sociaal Plan. [eiser] was in dienst bij Omring en zijn functie als Manager Verpleegkundige Zorg kwam te vervallen door een interne reorganisatie. Hij heeft gesolliciteerd naar een andere functie, Manager Zorg en Welzijn 2, die lager was ingeschaald. Na de aanstelling in deze functie heeft Omring zijn salaris verlaagd, wat [eiser] betwist. Hij stelt dat de salarisgarantie uit het Sociaal Plan ook voor hem geldt, ongeacht de lagere functiewaardering.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de tekst van het Sociaal Plan en de communicatie tussen partijen. De rechter oordeelt dat de bepalingen in het Sociaal Plan duidelijk zijn en dat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen een 'passende' en een 'geschikte' functie in de context van de salarisgarantie. De kantonrechter concludeert dat [eiser] recht heeft op de salarisgarantie, omdat hij als gevolg van de reorganisatie een andere functie heeft aanvaard, waaraan een lager functieniveau is verbonden.

De rechter heeft Omring veroordeeld om het ten onrechte ingehouden salaris aan [eiser] te betalen, rekening houdend met tussentijdse verhogingen en wettelijke rente. Ook is Omring veroordeeld om eventuele negatieve gevolgen van de salarisverlaging voor de pensioenontwikkeling van [eiser] ongedaan te maken. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en de naleving van afspraken in het kader van arbeidsrechtelijke geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 251214 CV EXPL 07-3577
Uitspraakdatum: 31 maart 2008
Vonnis in de zaak van:
[eiser], wonende te Monnickendam
gemachtigden: mr. S.W. Polak, advocaat te Edam, alsmede
J.H. Kerckhoffs, gerechtsdeurwaarder te Hoorn
eisende partij, verder te noemen: [eiser]
tegen
de stichting Stichting Omring, gevestigd [adres] te Hoorn
gemachtigde: mr. drs. F. Westenberg, advocaat te Hoorn
gedaagde partij, verder te noemen: Omring
Het procesverloop
[eiser] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding met overgelegde producties d.d. 2 november 2007. Omring heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie gelast, die is gehouden op 21 februari 2008, in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden. Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De uitgangspunten
- [eiser] is op 1 oktober 1998 bij een van de rechtsvoorgangers van Omring in dienst getreden.
- Zijn oorspronkelijke functie was Afdelingshoofd Verpleging. Vanaf 1 november 2002 wijzigde zijn functie in Manager Verpleegkundige Zorg met een salaris conform functiegroep 65, 2e periodiek.
- In maart 2005 heeft Omring een interne reorganisatie aangekondigd, waarbij de door [eiser] uitgeoefende functie van Manager Verpleegkundige Zorg zou komen te vervallen.
- In verband met die reorganisatie is op 29 maart 2005 met [eiser] een plaatsingsgesprek gevoerd, waarvan een bevestigingsformulier is opgemaakt.
- Bij brief van 19 april 2005 heeft Omring aan [eiser] bevestigd dat zijn functie in de nieuwe organisatie niet meer voorkomt en dat hem per 1 april 2005 de status van "plaatsingskandidaat" is toegekend.
- [eiser] heeft op 10 april 2005 gesolliciteerd op de via het Loopbaancentrum van Omring opengestelde functie van Manager Zorg en Welzijn 2, welke functie toen was ingedeeld in functiegroep 55.
- Bij brief van 2 mei 2005 heeft Omring aan [eiser] zijn aanstelling per 1 juni 2005 in de functie van Manager Zorg & Welzijn 2 bevestigd. [eiser] behoudt daarbij (vooralsnog) zijn inschaling in functiegroep 65, in afwachting van de definitieve vaststelling van de functiebeschrijving en de indeling daarvan.
- Op 9 oktober 2006 heeft de afdeling P&O van Omring een memo doen uitgaan waarvan de strekking is dat de sinds 1 juni 2005 door [eiser] beklede functie van Manager Zorg & Welzijn 2 alsnog definitief is gewaardeerd op functiegroep 55. Voorgesteld wordt om [eiser] vanaf 1 november 2006 terug te schalen naar functiegroep 60, trede 10.
- [eiser] heeft bij brief van 20 oktober 2006 laten weten het hiermee niet eens te zijn.
- Bij brief van 13 november 2006 heeft Omring aan [eiser] bevestigd dat hij werkzaam is in de functie van Manager Zorg en Welzijn (zonder nadere aanduiding), welke functie is ingedeeld in functiegroep 55. Hem zal een salarisgarantie worden gegeven ter grootte van het verschil van 1 functieschaal, hetgeen voor [eiser] neerkomt op een salariëring vanaf 1 november 2006 conform functiegroep 60, trede 10.
- Per 1 november 2006 is het salaris van [eiser] effectief verlaagd van € 3.918,87 naar € 3.700,75 bruto per maand.
- [eiser] heeft bij brief van 27 november 2006 (wederom) laten weten dat hij het met de verlaging van zijn salaris niet eens is.
- Op de reorganisatie is van toepassing het "Sociaal Plan West-Friese Zorggroep De Omring" (hierna het Sociaal Plan), met een geldingsduur van 1 september 2003 tot en met 31 december 2005.
Het geschil
[eiser] vordert:
1. te verklaren voor recht dat hij op grond van het Sociaal Plan een salarisperspectiefgarantie had, en heeft, voor de functie Manager Zorg en Welzijn 2 die hij per 1 juni 2005 is gaan vervullen;
2. te verklaren voor recht dat Omring niet gerechtigd was, en is, zijn beloning te verlagen;
3. Omring te gelasten om binnen twee weken na het te wijzen vonnis :
a. het ten onrechte ingehouden salaris, rekening houdend met tussentijdse periodieke- en CAO-verhogingen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van inhouding, althans vanaf de dagvaarding, tot de dag van algehele betaling, over te maken op zijn salarisrekening;
b. eventuele negatieve gevolgen van de salarisverlaging per 1 november 2006 voor zijn pensioenontwikkeling, ongedaan te maken; met veroordeling van Omring in de gedingkosten, eventueel vermeerderd met rente.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hem op grond van het Sociaal Plan een salarisgarantie toekomt, zoals hem ook schriftelijk is bevestigd.
Door desondanks per 1 november 2006 zijn salaris te verlagen schiet Omring tekort in de nakoming van de arbeidsovereenkomst.
[eiser] stelt daartoe dat het handelen van Omring bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen heeft opgewekt dat hij een salarisgarantie had en dat Omring zijn beloning ongemoeid zou laten, nu zij op dat punt geen enkel voorbehoud heeft gemaakt, hem niet binnen de door Omring daarvoor aan zichzelf opgelegde termijn de inschaling van de nieuwe functie bekend heeft gemaakt en hem niet kenbaar heeft gemaakt dat de nieuwe functie een niet-passende functie was (waarbij hem binnen de daarvoor gestelde termijn alsnog een passende functie moest worden aangeboden, hetgeen niet is geschied).
[eiser] acht het verder in strijd met de redelijkheid en billijkheid om, 17 maanden nadat hij zijn nieuwe functie had aanvaard, deze functie alsnog twee schalen lager te waarderen dan zijn oorspronkelijke functie en zijn nieuwe functie daarmee alsnog tot een niet-passende functie te maken.
Tenslotte stelt [eiser] dat Omring met een en ander heeft gehandeld in strijd met hetgeen van een goed werkgever mag worden verwacht.
Omring bestrijdt de juistheid van de stellingen van [eiser] en concludeert tot afwijzing van zijn vordering.
Volgens Omring geldt de salarisgarantie alleen bij herplaatsing in een passende functie en dat is volgens het Sociaal Plan een functie die één functiegroep lager is ingeschaald. Aan [eiser] kon geen gelijkwaardige of passende functie als bedoeld in het Sociaal Plan worden aangeboden.
[eiser] heeft zelf gesolliciteerd op de functie van Manager Zorg en Welzijn, waarvan in de vacature reeds was aangegeven dat deze voorlopig was ingedeeld in functiegroep 55, dus twee schalen beneden het niveau van zijn oude functie.
Een dergelijke functie geldt volgens de definities van het Sociaal Plan niet als een passende doch als een geschikte functie, waarin een medewerker alleen met zijn instemming kan worden aangesteld. In het geval van [eiser] was de aanstelling dus het gevolg van zijn eigen sollicitatieactiviteiten.
Omring concludeert dat zij het Sociaal Plan juist heeft toegepast, zij het onder de aantekening dat de redactie van paragraaf 6 daarvan wat ongelukkig is. Volgens Omring ziet dit onderdeel van het Sociaal Plan slechts op werknemers die in het kader van de reorganisatie buiten Omring, bij een nieuwe werkgever, een functie met een lager salarisniveau hebben aanvaard.
Voor de gevallen gelijk [eiser], waarin een werknemer binnen Omring een niet-passende functie aanvaard, heeft de Raad van Bestuur besloten om het Sociaal Plan analoog toe te passen in die zin dat een salarisgarantie wordt geboden ter grootte van het verschil van één functieschaal. Dit is in een memo van de manager HRM d.d. 22 september 2005 aan de hand van voorbeelden toegelicht. Een en ander is bij brief d.d. 27 december 2006 aan [eiser] kenbaar gemaakt.
De beoordeling
De kernvraag is of de door het Sociaal Plan geboden salarisgarantie onverkort geldt bij aanvaarding door [eiser] van een functie die twee schalen lager is gewaardeerd dan zijn oorspronkelijke functie.
De kantonrechter neemt ter beantwoording van die vraag het navolgende in ogenschouw.
Het Sociaal Plan
Uit de inleiding van het Sociaal Plan blijkt dat dit in de plaats is gekomen van een eerder sociaal plan, dat betrekking had op de fusie per 1 januari 2002 van een aantal zorginstellingen in West-Friesland.
Het onderhavige Sociaal Plan heeft met name betrekking op de reorganisatie voortvloeiend uit de totstandkoming van de Resultaat Verantwoordelijke Eenheden (RVE-en) en de vorming van zorgunits. Het Sociaal Plan stelt zich onder meer ten doel dat er geen rechtspositionele achteruitgang zal plaatsvinden voor het zittende personeel.
Hoofdstuk 4 van het Sociaal Plan regelt het plaatsingsbeleid en de plaatsingsprocedure.
Artikel 4.1 daarvan vermeldt, onder het kopje "Uitgangspunten plaatsingsbeleid", zonder enig voorbehoud dat de werknemer die als gevolg van de reorganisatie een andere functie aanvaardt, waaraan een lager functieniveau is verbonden, er in salaris niet op achteruit zal gaan.
Artikel 4.1.6 bepaalt dat bij een passende functie de aangeboden functie maximaal 1 functieniveau lager kan zijn.
Artikel 4.1.7 bepaalt dat bij een geschikte functie geldt dat het gaat om een functie die de werknemer bereid is te aanvaarden, waarbij het de bedoeling is dat de werknemer een passende functie krijgt aangeboden zodra deze beschikbaar komt. Deze verplichting vervalt na een periode van 2 jaar.
De kantonrechter leest hierin, noch in de andere bepalingen van hoofdstuk 4, enig onderscheid tussen een "passende" en een "geschikte" functie voor wat betreft het onvoorwaardelijk geformuleerde uitgangspunt dat een werknemer die een lagere functie aanvaardt er in salaris niet op achteruit zal gaan.
Ook overigens biedt het Sociaal Plan niet een voldoende duidelijk aanknopingspunt voor een dergelijk onderscheid.
Hoofdstuk 6 van het Sociaal Plan regelt de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen.
Het hoofdstuk kent een onderverdeling in artikelen. Ter inleiding daarvan wordt aangegeven dat de onderstaande bijzondere bepalingen van toepassing zijn bij handhaving van het dienstverband bij Omring.
Artikel 6.1 geeft vervolgens een salarisgarantieregeling voor "de werknemer die als gevolg van de fusie, reorganisatie of samenwerking bij de nieuwe werkgever een functie aanvaardt, waaraan een lager salarisniveau is verbonden dan aan haar oorspronkelijke functieschaal". De garantie behelst behoud van salaris, inclusief doorloop in de schaal tot aan het maximum van de oorspronkelijke functieschaal (met inbegrip van loonontwikkelingen krachtens de toepasselijke CAO).
Omring stelt dat deze salarisgarantie alleen geldt voor werknemers die bij een nieuwe werkgever een functie aanvaarden.
De kantonrechter onderschrijft de kanttekening van Omring dat de tekst van dit hoofdstuk wat ongelukkig is. Het hoofdstuk bedoelt immers te regelen de rechtspositie bij handhaving van het dienstverband.
De kantonrechter houdt het daarom niet voor onmogelijk dat de tekst van artikel 6.1 klakkeloos is overgenomen uit het eerdere Sociaal Plan, dat immers zag op de gevolgen van de fusie voor de medewerkers van de betrokken fusiepartners, te meer omdat in Hoofdstuk 6 een zelfstandige regeling ontbreekt voor degenen die blijven.
Het ligt het dan ook voor de hand om voor die groep artikel 6.1 analoog toe te passen, gegeven immers het onvoorwaardelijke uitgangspunt van artikel 4.1, dat de werknemer die als gevolg van de reorganisatie een andere functie aanvaardt, waaraan een lager functieniveau is verbonden, er in salaris niet op achteruit zal gaan.
De bevestiging van het plaatsingsgesprek, de plaatsingsbrief en de aanstellingsbrief
De bevestiging van het plaatsingsgesprek d.d. 29 maart 2005 refereert aan de salarisgarantie van het Sociaal Plan. Verwezen wordt ook naar hoofdstuk 6 daarvan.
De plaatsingsbrief d.d. 19 april 2005 refereert voor de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van de status van een plaatsingskandidaat aan hoofdstuk 6 van het Sociaal Plan en vermeldt dat eventuele wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden pas aan de orde zullen zijn op het moment dat [eiser] een passende functie heeft aanvaard.
De aanstellingsbrief d.d. 2 mei 2005 geeft aan dat de functie Manager Zorg & Welzijn 2 een nieuwe functie is, die in concept is beschreven en ingedeeld. De definitieve vaststelling van de functiebeschrijving en de indeling zullen rond augustus 2005 aan [eiser] worden kenbaar gemaakt. Indien binnen 2 maanden na de aanstelling (per 1 juni 2005) blijkt dat de functie voor [eiser] niet passend is, zal de status van "plaatsingskandidaat" weer op hem van toepassing zijn. Vaststaat dat aan het een noch het ander uitvoering is gegeven.
De kantonrechter is van oordeel dat geen van deze stukken, op zichzelf noch in onderling verband bezien, nopen tot de conclusie dat [eiser] er bij zijn sollicitatie als plaatsingskandidaat en bij de aanvaarding van zijn nieuwe functie, er rekening mee moest houden dat daarmee in het geding zou kunnen komen het bij art. 4.1 van het Sociaal Plan gegeven uitgangspunt, dat de werknemer die als gevolg van de reorganisatie een andere functie aanvaardt, waaraan een lager functieniveau is verbonden, er in salaris niet op achteruit zal gaan.
De omstandigheid dat de vacaturetekst aangaf dat de functie was ingedeeld in functiegroep 55 maakt dit, in het licht van het bovenoverwogene, niet anders.
De memo van de manager HRM d.d. 22 september 2005
Aanleiding voor deze memo is klaarblijkelijk een signaal vanuit een bij het Sociaal Plan betrokken vakbond, dat er (kennelijk na de speciale uitgave van de vacaturekrant van 14 september 2005), "wellicht toch nog onduidelijkheid bestaat over een aantal punten en dat er medewerkers kunnen zijn, die advies nodig hebben bij het eventueel reageren op vacatures".
Onder punt 4 van deze memo wordt onder de aandacht gebracht dat de salarisgarantie van het Sociaal Plan (slechts) is gekoppeld aan het begrip passende functie, waarvan (alleen) sprake is indien de functie maximaal 1 functieschaal lager is gewaardeerd. Een voetnoot geeft aan dat dit punt is overeengekomen met de ondernemingsraad.
Wat er ook zij van deze, niet nader geduide overeenkomst met de ondernemingsraad, mede in verhouding tot art. 3.5.6 van het Sociaal Plan, dat bepaalt dat interpretatieverschillen over de toepassing daarvan zijn voorbehouden aan de partijen bij de overeenkomst, dus aan Omring en de betrokken werknemersorganisaties: de kantonrechter vindt geen enkel stuk van eerdere datum waarin deze uitleg, die een voorwaarde verbindt aan het eerdergenoemde uitgangspunt van artikel 4.1, direct of indirect ter kennis van de werknemers, onder wie [eiser], is gebracht.
Resumé
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat bij de uitleg van een CAO-bepaling, de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst en een eventuele schriftelijke toelichting daarop (die voor zover van belang tot 22 september 2005 ontbrak), in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het dus niet aan op de bedoelingen van partijen bij het Sociaal Plan, voor zover die bedoelingen niet kenbaar zijn uit de tekst van het plan, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven uit de tekst volgt.
Gelet hierop komt de kantonrechter, het bovenstaande in aanmerking nemend, tot de slotsom dat [eiser] in zijn geval aanspraak kan maken op het bij art. 4.1 van het Sociaal Plan geformuleerde uitgangspunt dat hij als werknemer die als gevolg van de reorganisatie een andere functie heeft aanvaard, waaraan een lager functieniveau is verbonden, er in salaris niet op achteruit zal gaan, nu immers uit niets blijkt dat er in het Sociaal Plan op dat punt onderscheid wordt gemaakt tussen een "passende functie"(van maximaal 1 schaal lager) en een "geschikte"functie"(van in dit geval 2 schalen lager).
De memo d.d. 22 september 2005 doet daar, wat er verder ook van zij, niet aan af nu deze dateert van latere datum dan de acceptatie door [eiser] van zijn nieuwe functie.
In dat verband heeft voorts te gelden dat, voor zover [eiser] redelijke voorstellen van Omring, verband houdende met gewijzigde omstandigheden op het werk, enkel zou mogen afwijzen als aanvaarding ervan redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd, een dergelijke situatie zich hier niet voordoet. Van [eiser] kan immers niet worden gevergd dat hij het lagere salaris accepteert, nu het een aanzienlijke verlaging betreft en hem bovendien de salarisuitloop wordt onthouden, terwijl hij er, zoals hierboven is overwogen, op mocht vertrouwen dat hij er niet in salaris op achteruit zou gaan bij de acceptatie van zijn nieuwe functie, en het [eiser] niet is te verwijten dat zijn functie als gevolg van reorganisatie is komen te vervallen.
De kantonrechter tekent daarbij nog aan dat de sollicitatie van [eiser] allerminst het door Omring geschetste vrijwillige karakter had en niet los kan worden gezien van de reorganisatie en zijn status als plaatsingskandidaat.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vorderingen van [eiser] zullen worden toegewezen in voege als hieronder is vermeld.
Omring zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de gedingkosten.
De beslissing
De kantonrechter:
Verklaart voor recht dat [eiser] op grond van het Sociaal Plan een salarisperspectiefgarantie had, en heeft, voor de functie Manager Zorg en Welzijn, die hij per 1 juni 2005 is gaan vervullen.
Verklaart voor recht dat Omring niet gerechtigd was, en is, de beloning van [eiser] te verlagen.
Gelast en veroordeelt voor zover nodig Omring om binnen één maand na dit vonnis
a. het ten onrechte van [eiser] ingehouden salaris, rekening houdend met tussentijdse periodieke- en CAO-verhogingen, vermeerderd met de wettelijke rente, telkens vanaf de datum van inhouding tot de dag van algehele betaling, over te maken op de salarisrekening van [eiser],
b. eventuele negatieve gevolgen van de salarisverlaging per november 2006 voor de pensioenontwikkeling van [eiser] ongedaan te maken.
Veroordeelt Omring in de proceskosten, die tot heden voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 490,31 [inclusief BTW indien en voorzover door Omring verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 300,00 voor salaris van de gemachtigde van [eiser] [waarover Omring geen BTW verschuldigd is], vermeerderd met de wettelijke rente over € 490,31 vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis voor zover deze kosten niet binnen deze termijn zijn betaald, tot de dag der algehele betaling.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van de Sande, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2008.