ECLI:NL:RBALK:2008:BD0500

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
10 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96186
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing gebruiksvergoeding echtelijke woning tijdens het huwelijk

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar, is op 10 april 2008 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De rechtbank had eerder op 24 januari 2008 de echtscheiding uitgesproken, maar de verzoeken van de vrouw om een gebruiksvergoeding voor de echtelijke woning en een uitkering in haar levensonderhoud waren aangehouden. De vrouw had haar verzoek tot levensonderhoud verhoogd tot € 823,38 per maand, vermeerderd met vakantiegeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 maart 2008 waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten.

De rechtbank overwoog dat de vrouw recht had op een uitkering in haar levensonderhoud van € 58,- per maand tot de leveringsdatum van de voormalige echtelijke woning en € 81,- per maand vanaf die datum. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw om een gebruiksvergoeding voor de echtelijke woning af, omdat tijdens het huwelijk geen vergoeding kon worden opgelegd. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 1:165 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een echtgenoot die een woning bewoont die aan de andere echtgenoot toebehoort, gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking een redelijke vergoeding kan vragen.

De rechtbank concludeerde dat de man een redelijke vergoeding moest betalen voor de periode van 8 februari 2008 tot de leveringsdatum van de woning op 1 maart 2008. De rechtbank stelde de vergoeding vast op de zakelijke maandlasten van de woning, die de man feitelijk voor zijn rekening nam, en wees het verzoek van de vrouw om een hogere vergoeding af. De vrouw had een bijstandsuitkering en de man had een WAO-uitkering en een aanvullende lening afgesloten voor zijn nieuwe woning. De rechtbank hield rekening met de financiële situatie van beide partijen bij het vaststellen van de uitkeringen.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
TJB
zaak- en rekestnummer: 96186 / ES RK 07-749
datum: 10 april 2008
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[naam verzoeker/verweerder],
wonende te [woonplaats],
verzoekende, tevens verwerende partij,
procureur mr. M. van der Weide,
tegen:
[naam verweerster/verzoekster],
aanvankelijk rechtens wonende te [woonplaats],
met ingang van 16 februari 2008 wonende op een geheim adres,
verwerende, tevens verzoekende partij,
procureur mr. C.P.M. Engels.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
In deze zaak is een eerdere beschikking gegeven op 24 januari 2008, waarbij onder meer reeds de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. De behandeling van de zelfstandige verzoeken van de vrouw met betrekking tot een vergoeding van de man voor het gebruik van de echtelijke woning en een uitkering in haar levensonderhoud is aangehouden.
De vrouw heeft bij brief van mr. Engels d.d. 20 februari 2008 stukken in het geding gebracht en tevens haar zelfstandige verzoek tot een uitkering in haar levensonderhoud verhoogd tot [euro] 823,38 per maand, vermeerderd met vakantiegeld.
De man heeft bij brief van zijn procureur van 22 februari 2008 nadere stukken overgelegd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 maart 2008, alwaar zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Van der Weide, en mr. Engels namens de vrouw.
Na de mondelinge behandeling heeft de man aanvullende stukken overgelegd, waarop de vrouw nog heeft gereageerd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De rechtbank neemt over hetgeen is overwogen in de beschikking van 24 januari 2008 en overweegt ten aanzien van het zelfstandige verzoeken van de vrouw als volgt.
Partijen waren in gemeenschap van goederen gehuwd. De voormalige echtelijke woning was gemeenschappelijk eigendom van partijen. De vrouw heeft voorafgaand aan de echtscheiding de echtelijke woning verlaten. Het huwelijk tussen partijen is ontbonden door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 8 februari 2008. Door de beëindiging van het huwelijk wordt tevens de gemeenschap ontbonden en wordt de boedel vatbaar voor scheiding en deling. Zolang deze niet heeft plaatsgevonden, blijft de mede-eigendom bestaan en blijft het recht op gebruik en genot van de voormalige echtelijke woning van ieder van partijen bestaan. Ingevolge artikel 1:165 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank bepalen dat, als een echtgenoot ten tijde van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking een woning bewoont die uitsluitend of mede aan de andere echtgenoot toebehoort, hij jegens de andere echtgenoot bevoegd is de bewoning gedurende zes maanden na de inschrijving tegen een redelijke vergoeding voort te zetten.
Uit het voorgaande volgt dat gedurende het bestaan van het huwelijk geen vergoeding kan worden opgelegd.
De rechtbank kan niet aanknopen bij de regeling van de gemeenschap van goederen in het algemeen uit boek 3 van het BW, nu de regels met betrekking tot het familierecht uit boek 1 van het BW daarop als lex specialis voorrang hebben.
De man zal derhalve een redelijke vergoeding dienen te betalen over de periode van 8 februari 2008 tot de leveringsdatum van het huis, te weten 1 maart jl.
Partijen zijn het erover eens dat de man over bruto-inkomsten van [euro] 23.633,- per jaar, oftewel [euro] 1.969,42 bruto per maand, beschikt.
De rechtbank is van oordeel dat, daarop gelet, de door de vrouw verzochte vergoeding van [euro] 1.005,43 per maand niet redelijk is te achten. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het onderhavige geval aanleiding de vergoeding vast te stellen op het bedrag van de zakelijke maandlasten van de woning, die de man ook feitelijk voor zijn rekening heeft genomen,
[euro] 176,- per maand aan hypotheeklasten en een op [euro] 95,- per maand te stellen bedrag aan eigenaarslasten. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw op dit punt derhalve afwijzen.
Wat betreft de door de vrouw verzochte uitkering in haar levensonderhoud van [euro] 58,- per maand tot de leveringsdatum van de voormalige echtelijke woning en een bijdrage vanaf de leveringsdatum van [euro] 823,38 per maand, te vermeerderen met vakantiegeld, wordt uitgegaan van de volgende relevante feiten en omstandigheden.
De vrouw had tot de verkoop en levering van de echtelijke woning een bijstandsuitkering. Vanaf 1 maart jl. zal zij, alvorens opnieuw voor een bijstandsuitkering in aanmerking te komen, moeten leven van haar aandeel van de overwaarde, [euro] 125,000-, te verhogen met een nog tussen partijen na aftrek van kosten te verdelen restbedrag van [euro] 12.000,-.
De vrouw betaalt [euro] 385,59 per maand aan kale huur voor een seniorenwoning. Daarnaast betaalt zij servicekosten van [euro] 144,- per maand.
Haar premie ziektekostenverzekering bedraagt [euro] 456,69 per kwartaal. Hiervan dient de zorgtoeslag waarop zij recht heeft, een door de fiscus in te houden bijdrage en de in de bijstandsnorm begrepen premie van [euro] 54,- per maand afgetrokken te worden.
De man is alleenstaand.
Hij heeft blijkens de jaaropgaven 2007 een WAO-uitkering van [euro] 20.432,- en een uitkering van de Hagee Stichting van [euro] 3.201,- bruto per jaar.
De man heeft onlangs een casco huis gekocht voor [euro] 265.000,-, waarvoor hij zijn deel van de overwaarde heeft aangewend. Hij heeft voorts een hypotheek van [euro] 155.000,- en een aanvullende lening van [euro] 30.000,- afgesloten voor de kosten van de aanleg van sanitaire voorzieningen en de stoffering van de woning. Hij betaalt [euro] 766,- per maand aan hypotheekrente voor de beide leningen. Het gebruikelijke eigenaarslastenforfait wordt op [euro] 95,- per maand gesteld. Op grond van onredelijke woonlasten wordt een bedrag van [euro] 123,- per maand afgetrokken.
Aan premie ziektekostenverzekering betaalt hij, naast de door de uitkeringsinstanties ingehouden inkomensafhankelijke premie, [euro] 156,- per maand, te vermeerderen met een eigen risico van [euro] 13,- per maand.. Hiervan dienen de zorgtoeslag van [euro] 43,- en de in de bijstand hiervoor begrepen kosten van [euro] 54,- te worden afgetrokken.
Tot 1 januari 2008 heeft hij ook de premie ziektekostenverzekering van de vrouw voldaan.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank navolgende uitkeringen in het levensonderhoud van de vrouw in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
DE BESLISSING
De rechtbank :
Bepaalt dat de man aan de vrouw betaalt als uitkering in haar levensonderhoud met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, 8 februari 2008, tot 1 maart 2008 een bedrag [euro] 58,- en met ingang van 1 maart 2008 [euro] 81,- per maand, één en ander telkens voor zover het de nog niet verstreken termijnen betreft, bij vooruitbetaling te voldoen.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.E.C. de Wit, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van DONDERDAG 10 april 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.