ECLI:NL:RBALK:2008:BC9157

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1908
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake WOZ-waarde en de gevolgen voor de onderhandelingspositie bij verkoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 12 maart 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [plaatsnaam], en de heffingsambtenaar van de gemeente Alkmaar. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn onroerende zaken, die op 25 februari 2007 door verweerder was vastgesteld op € 129.000,00 en € 35.000,00 voor respectievelijk twee WOZ-objecten. Eiser stelde dat een hogere WOZ-waarde noodzakelijk was voor een betere onderhandelingspositie bij de verkoop van deze objecten. Verweerder had het bezwaar ongegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 februari 2008, waarbij eiser in persoon aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd was door R.J. Ligthart. De rechtbank overwoog dat de omstandigheid dat de WOZ-waarde mogelijk te laag was, niet relevant was voor de beoordeling van de onderhandelingspositie van eiser. De rechtbank concludeerde dat eiser met zijn bezwaar niet het beoogde doel kon bereiken en dat het bezwaar om die reden niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. De rechtbank vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar en verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk.

De rechtbank bepaalde tevens dat de gemeente Alkmaar het door eiser betaalde griffierecht van € 39,00 diende te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 07/1908 WOZ
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
eiser,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Alkmaar,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij beschikking gedateerd 25 februari 2007 heeft verweerder ter uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van eisers onroerende zaken aan de [adres1] en [adres2] te Alkmaar (hierna: de WOZ-objecten) voor het belastingjaar 2007 vastgesteld op € 129.000,00 respectievelijk € 35.000,00, waarbij is uitgegaan van
1 januari 2005 als waardepeildatum.
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van
22 juni 2007 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft eiser beroep ingesteld bij brief van 20 juli 2007.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 februari 2008, waar eiser in persoon is verschenen. Verweerder is, daartoe ambtshalve opgeroepen, vertegenwoordigd door
R.J. Ligthart, coördinator onroerende-zaakbelastingen bij de gemeente Alkmaar.
Motivering
1. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder het bezwaarschrift van eiser terecht ontvankelijk (en ongegrond) heeft verklaard. De rechtbank overweegt als volgt.
2. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is eiser van mening dat zijn belang bij een hogere WOZ-waarde is gelegen in zijn onderhandelingspositie bij vervreemding van de WOZ-objecten. Eiser vreest dat hij bij verkoop in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) dan wel bij verkoop van de WOZ-objecten aan een projectontwikkelaar, die vervolgens doorverkoopt aan derden, zal worden benadeeld.
3. De rechtbank is van oordeel dat - zoals zij reeds in de uitspraak met kenmerk WOZ 05/1642 ten aanzien van een eerder door eiser ingediend beroepschrift over de WOZ-waarde van het object aan de [adres2] heeft overwogen - de vastgestelde WOZ-waarde niet relevant is in het kader van de Wvg. In de Wvg zijn geen aanknopingspunten te vinden dat de WOZ-waarde bij deze prijsbepaling van belang is. In de Wvg zijn voldoende waarborgen neergelegd om te komen tot een reële prijsbepaling op de vervreemdingsdatum in geval van verkoop van de WOZ-objecten.
4. Verder kan niet worden gezegd dat de omstandigheid dat de WOZ-waarde van eisers
WOZ-objecten mogelijk te laag is, eiser in een nadelige positie heeft gebracht. Illustratief in dit verband is het bedrag (€ 310.000,00) dat BAM Vastgoed op 1 februari 2008 voor de WOZ-objecten heeft geboden. Daarbij is de vrees voor een mogelijke benadeling bij verkoop aan een projectontwikkelaar in het kader van de toetsing van de WOZ-waarde niet van belang. Het is immers aan eiser om te beslissen zijn WOZ-objecten al dan niet te verkopen.
5. Uit het voorgaande volgt dat eiser met het bezwaarschrift niet het door hem beoogde doel, te weten een hogere WOZ-waarde ten behoeve van een betere onderhandelingspositie bij verkoop, kon bereiken en dat het bezwaar wegens het ontbreken van procesbelang
niet-ontvankelijk had dienen te worden verklaard. De omstandigheid dat eiser heeft gesteld zo nodig bereid te zijn om meer belasting te betalen, maakt dit niet anders. Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd, behoeft dan ook geen bespreking.
6. Nu verweerder heeft nagelaten het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren, is het beroep gegrond. De uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd. Aangezien er naar het oordeel van de rechtbank slechts één uitkomst mogelijk is, ziet de rechtbank met het oog op een definitieve oplossing van het geschil aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door eisers bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
7. Gelet op het feit dat het beroep gegrond is, kan, anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld, niet worden gezegd dat eiser onnodig procedeert. Voor een proceskostenveroordeling ten gunste van verweerder, zoals verweerder voorstaat, is reeds hierom geen plaats.
8. Voor een proceskostenveroordeling ten gunste van eiser is evenmin aanleiding nu niet is gebleken dat eiser daarvoor in aanmerking te nemen kosten heeft gemaakt. Wel dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed, omdat het beroep gegrond is.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de gemeente Alkmaar aan eiser het door hem betaalde griffierecht van
€ 39,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 12 maart 2008 door mr. T. Luigjes voorzitter,
mr. drs. C.M. van Wechem en mr. drs. W.P. van der Haak, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.C. Jacobs, griffier.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen partijen hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.