ECLI:NL:RBALK:2008:BC5715

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
4 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810338-07
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met levensgevaar voor aanwezige personen en TBS met voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 4 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 augustus 2007 in de gemeente Andijk opzettelijk brand heeft gesticht in een woning. De verdachte, geboren in 1968 en gedetineerd in P.I.V. HvB Nieuwersluis, werd beschuldigd van het veroorzaken van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de aanwezige personen in de woning, waaronder haar man en twee kinderen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 12 maanden en de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden heeft geëist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat er sprake was van een labiele geestelijke toestand, wat heeft bijgedragen aan haar gedrag. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een tweede tenlastelegging, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen dat zij met voorbedachten rade handelde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijke brandstichting, met levensgevaar voor anderen als gevolg. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte in overweging genomen en heeft besloten tot het opleggen van een gevangenisstraf van 12 maanden, met daarnaast de maatregel van TBS met voorwaarden. De voorwaarden omvatten onder andere dat de verdachte zich zal houden aan de regels van de reclassering en zich zal laten behandelen voor haar psychische problemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen handdoek moet worden teruggegeven aan de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Locatie Alkmaar
Parketnummer : 14.810338-07
Datum uitspraak : 4 maart 2008
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
gedetineerd in P.I.V. HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 februari 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
? het onder 1 tenlastegelegde zal bewezen verklaren en de verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde;
? de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest en de maatregel TBS met voorwaarden zal opleggen;
? de teruggave van het beslag aan de rechthebbende zal bevelen;
- hetgeen door mr. N. van der Kruk, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
zij op of omstreeks 13 augustus 2007 in de gemeente Andijk opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan [adres 1] terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of voor de inboedel van die woning en/of voor de aangrenzende woningen en/of voor de inboedel van die aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar voor de toen in die woning aanwezige personen (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of voor de toen in die aangrenzende woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
zij op of omstreeks 13 augustus 2007 in de gemeente Andijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), brand heeft gesticht in een woning aan [adres 1] door een brandbare vloeistof en/of een brandversnellend middel (motorbenzine) op de vloerbedekking van de overloop van die woning te sprenkelen en/of te doen belanden en/of die vloeistof en/of dat middel aan te steken en/of daar vuur bij en/of mee in aanraking te brengen en/of een of meer gaspit(ten) heeft opengedraaid/opengezet (in de keuken) van die woning, waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
Overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2. is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
zij op 13 augustus 2007 in de gemeente Andijk opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan [adres 1] terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en voor de inboedel van die woning en voor de aangrenzende woningen en voor de inboedel van die aangrenzende woningen en levensgevaar voor de toen in die woning aanwezige personen (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]) en voor de toen in die aangrenzende woningen aanwezige personen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAF EN MAATREGEL
De rechtbank heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft brand gesticht in de woning waar haar man en twee kinderen op dat moment lagen te slapen. Als gevolg van de brand is er naast levensgevaar voor hen, ook gevaar voor de bewoners van naastgelegen woningen ontstaan. Ondanks het feit dat de echtgenoot van verdachte de brand in een vroegtijdig stadium heeft ontdekt en heeft kunnen doven heeft deze daad heeft zeer ingrijpende emotionele schade voor de man en kinderen en de verdere directe omgeving van verdachte tot gevolg. Brandstichting, met alle gevaren van dien voor mensen en goederen, is een zeer ernstig feit dat in de regel tot grote onrust in de samenleving leidt.
Uit de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat de labiele toestand van verdachte en de diverse privé problemen in belangrijke mate verdachte er toe hebben gebracht om de brand te stichten.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 augustus 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte pro justitia rapport gedateerd 10 november 2007, van drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog en psychotherapeut.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is lijdende aan ziekelijke stoornissen en een gebrekkige ontwikkeling van de
geestvermogens. Er is sprake van partner-relatieproblematiek en een somatoforme stoornis
NAO bij een onderliggende persoonlijkheidsstoornis NAO met schizoïde- en theatrale
trekken. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren genoemde stoornissen en
gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig.
Er was sprake van langdurige relationele stress en persoonlijkheidsproblematiek die geworteld
is in het belaste verleden van betrokkene. Betrokkene kan negatieve gevoelens niet hanteren,
is vervreemd van haar gevoelswereld, onttrekt zich aan het sociale verkeer en is in haar
denken verward waarbij zij op een theatrale manier haar klachten uitvergroot en affectieve
klachten en dissociatieve klachten zeer waarschijnlijk simuleert of overdrijft.
Het tenlastegelegde onder punt 1 is vermoedelijk onder invloed van verwardheid en
vervreemding gebeurd. Zij is op grond van haar stoornissen en persoonlijkheidspathologie
verminderd toerekeningsvatbaar te houden.
Op grond van de persoonlijkheidsproblematiek ervaart betrokkene haar gedrag niet geheel als
vreemd en zal zij om die reden niet gauw op eigen initiatief besluiten tot gedragsverandering.
Daarmee blijft de predispositie voor gevaarzettend gedrag aanwezig.
Betrokkene heeft een pathologische relatie met haar partner en er is voor de nabije toekomst
geen perspectief voor betrokkene, indien zij in vrijheid zou worden gesteld, om op
zelfstandige wijze vorm en inhoud te geven aan haar leven.
Tezamen leiden genoemde factoren tot een ongewijzigd voortbestaan van het huidige gedrag
van betrokkene en dus tot een groot recidive risico.
De onderzoeker adviseert de rechtbank om betrokkene binnen het kader van een TBS met
voorwaarden te verplichten tot een behandeling die aanvankelijk residentieel dient te zijn en
gericht is op de persoonlijkheidsproblematiek en relationele problematiek van betrokkene.
Betrokkene wordt ingeschat een voldoende besef te hebben van de betekenis van deze
maatregel en zal om die reden zich zeer waarschijnlijk aan de voorwaarde houden.
- het over de verdachte uitgebrachte pro justitia rapport gedateerd 12 november 2007
van drs. I. Matthaei, psychiater. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met theatrale
-afhankelijke- en borderline trekken, terwijl uit het onderzoek van de mederapporteur eveneens schizoïde trekken naar voren zijn gekomen. Mogelijk lijdt zij eveneens aan een ongedifferentieerde somatoforme stoornis en een dysthyme stoornis. Eveneens kan niet geheel worden uitgesloten dat er ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, sprake is geweest van een kortdurende bewustzijnsvernauwing, hoewel uit het psychologisch onderzoek naar voren komt dat betrokkene dergelijke klachten mogelijk simuleert. Als laatste, maar zeker niet als minder belangrijk, kan het partner-relatie probleem worden genoemd.
Alle met zekerheid genoemde stoornissen zijn ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, indien bewezen, aanwezig geweest. De bewustzijnsvernauwing of zelfs dissociatie die mogelijk na brand is ontstaan, is vooral passend bij de theatrale trekken van de persoonlijkheidsstoornis. Deze psychische conditie ontstaat onder invloed van stress, is van tijdelijke aard en kan een verklaring zijn voor de ontbrekende herinnering aan het opendraaien van de gaspitten van het fornuis, indien betrokkene dit heeft gedaan.
De bij betrokkene bestaande zeer complexe problematiek is verweven met de ernstige relatieproblematiek. Mede door haar onvermogen dat uit de vastgestelde stoornissen voortvloeit, is zij niet in staat geweest de relatieproblemen op te lossen. Jarenlang heeft er een labiel evenwicht in de huwelijksrelatie bestaan. Naar haar zeggen heeft betrokkene voorafgaand aan het ten laste gelegde, indien bewezen, midden in de nacht besloten zich naar aanleiding van de binnen de relatie toenemende problemen te suïcideren.
[..]
Zoals beschreven kan betrokkene met betrekking tot dit gedrag ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen, licht verminderd c.q. verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
Samenvattend kan worden gesteld dat, zoals uit het ten laste gelegde is gebleken, betrokkene met name als gevolg van de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis en al dan niet in een dissociatieve toestand zeer gevaarlijk gedrag kan vertonen als er sprake is van toenemende stress. Zeker indien betrokkene besluit haar huwelijk voort te zetten, kan worden verwacht dat er opnieuw grote spanningen zullen optreden. Het is dan niet uitgesloten dat het strafbare gedrag zich herhaalt.
[..]
Het voorgaande in overweging nemend kan worden gesteld dat het recidiverisico groot is als een behandeling voor de bij betrokkene aanwezige stoornissen uitblijft.
[..]
Gezien de ernst van de stoornissen en de mede daaruit voortvloeiende relatieproblematiek, het verband tussen het ten laste gelegde, indien bewezen, en deze stoornissen en problematiek, en de kans op herhaling van — soortgelijk — strafbaar gedrag wordt tot het opleggen van de maatregel Tbs geadviseerd. Omdat betrokkene ten tijde van het onderhavige onderzoek zeer gemotiveerd is voor een, naar mening van onderzoeker noodzakelijke klinische, behandeling heeft vanuit gedragsdeskundige visie de maatregel Tbs met voorwaarden de voorkeur. Indien
de op te leggen strafmaat dit toelaat en de reclassering binnen het kader van deze voorwaarden een begeleidingsplan kan en wil opstellen, wordt dan ook geadviseerd de maatregel Tbs met voorwaarden op te leggen. [..]
Met de conclusies van deze rapporten kan de rechtbank zich verenigen.
- het over de verdachte uitgebrachte Maatregelrapport gedateerd 6 februari 2008 van P.C. Olie als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
Het bewezenverklaarde betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de hiervoor weergegeven adviezen van de deskundigen –met name met betrekking tot de ernst van de stoornissen en het gevaar dat verdachte zonder behandeling opnieuw tot een dergelijk feit zal komen- komt de rechtbank tot het oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Naar aanleiding van de adviezen van voornoemde rapporteurs tot het opleggen van de maatregel TBS met voorwaarden heeft verdachte een intakegesprek met de FPA te Heiloo gevoerd. De FPA in Heiloo heeft aangegeven dat verdachte is geaccepteerd ol aldaar te worden opgenomen en dat men mogelijkheid ziet haar te behandelen en te begeleiden, terwijl de reclassering bereid is het toezicht op zich te nemen. In voornoemd maatregelrapport wordt de rechtbank geadviseerd verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen. Ter terechtzitting van 19 februari 2008 heeft de heer Olie een en ander bevestigd.
De rechtbank is, met voornoemde deskundigen, de officier van de justitie en de raadsman van oordeel, dat gelet op de persoon van de verdachte en haar problematiek voorwaarden dienen te worden gesteld bestreffende het gedrag van de terbeschikkingsgestelde. Verdachte is blijkens de rapportage van de reclassering gemotiveerd een intensieve behandeling te volgen en zich aan de hierna in het dictum vermelde voorwaarden te houden, hetgeen ter terechtzitting van 19 februari 2008 door de heer Olie is bevestigd.
Naast de oplegging van de TBS met voorwaarden moet naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, een gevangenisstraf van na te melden duur worden opgelegd.
8. BESLISSING OMTRENT IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De rechtbank is van oordeel, dat de inbeslaggenomen handdoek dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende [slachtoffer 1].
Ten aanzien van de inbeslaggenomen servet met afscheidswoorden neemt de rechtbank, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, geen beslissing, nu deze naar het oordeel van de rechtbank onderdeel uitmaakt van het dossier.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 57(oud) en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
10. BESLISSING
De rechtbank:
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
? Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) maanden.
? Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
? Gelast voorts dat verdachte terbeschikking wordt gesteld, onder de volgende voorwaarden:
- dat verdachte geen strafbare feiten zal plegen;
- dat verdachte zich zal houden aan de standaardregels van de reclassering (zoals vermeld in voornoemd maatregelrapport) en dat zij zich begeleidbaar en bemiddelbaar opstelt en zich gedraagt naar de aanwijzingen haar te geven door de reclassering;
- dat verdachte zich zal laten opnemen ter behandeling, zich begeleidbaar opstelt en zich gedraagt naar de aanwijzingen die haar door de behandelaars en/of begeleiders van de FPA GGZ Noord-Holland Noord of een nader aan te wijzen afdeling, instelling of vervolgvoorziening worden gegeven en zich conformeert aan het door hen opgestelde behandelingsplan;
- dat verdachte eventuele medicatie accepteert;
- dat verdachte op de FPA GGZ Noord-¬Holland Noord te Heiloo zal wonen zolang die instelling en de reclassering dit noodzakelijk vinden en voorts haar medewerking zal verlenen wanneer in het kader van haar behandeling de behandelaars en/of begeleiders het wenselijk vinden dat [verdachte] wordt overgeplaatst naar een nader aan te wijzen afdeling of instelling of vervolgvoorziening, ook als dit inhoudt Exodus (woonvoorziening voor ex-gedetineerden);
- dat verdachte haar medewerking verleent aan drugscontroles;
- dat verdachte een dagbesteding zal hebben via voorzieningen van de FPA GGZ Noord-Holland Noord of een nader aan te wijzen afdeling, instelling of vervolgvoorziening;
- dat verdachte zich houdt aan het afgesproken vrijhedenbeleid;
- dat verdachte inzicht geeft in haar financiën aan de behandelaars en/of begeleiders van FPA GGZ Noord-Holland Noord of een nader aan te wijzen afdeling, instelling of vervolgvoorziening;
- dat verdachte wat betreft haar relatie met haar familie en/of kennissen en/of partner en/of kinderen aan de FPA GGZ Noord-Holland Noord of een nader aan te wijzen afdeling, instelling of vervolgvoorziening en /of reclassering openheid van zaken geeft wanneer zich daarbinnen een belangrijke of ingrijpende ontwikkeling voordoet en toestemming geeft om bij relevante personen uit haar sociaal netwerk buiten haar aanwezigheid om informatie in te winnen.
? Verstrekt aan Reclassering Nederland de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mr. S.N. Schipper en mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 maart 2008.