ECLI:NL:RBALK:2007:BD0044

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
5 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
244449 - CV EXPL 07-3531
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot vergoeding van medische kosten in het buitenland door verzekeraar

In deze zaak heeft eiser, wonende te Heerhugowaard, een vordering ingesteld tegen de naamloze vennootschap N.V. Univé Verzekeringen, met betrekking tot de vergoeding van medische kosten die zijn echtgenote en kind hebben gemaakt tijdens een verblijf in Sri Lanka. Eiser vorderde een bedrag van € 2.369,23, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat Univé weigerde dekking te verlenen voor de gemaakte kosten. De vordering is ingesteld op basis van een verzekeringsovereenkomst die eiser en zijn gezinsleden hadden afgesloten bij Univé.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische behandeling van zijn gezinsleden noodzakelijk was en dat de nota's redelijk waren. Eiser heeft geen bewijs kunnen leveren van de medische noodzaak van de behandelingen, zoals een verklaring van de behandelende arts. De kantonrechter oordeelde dat het aan eiser was om aan te tonen dat hij zich aan de voorwaarden van de verzekering had gehouden, waaronder het tijdig contact opnemen met de Univé Alarmservice. Eiser heeft dit niet gedaan, wat heeft geleid tot een afwijzing van zijn vordering.

De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van Univé, vastgesteld op € 300,-- voor het salaris van de gemachtigde van Univé. Dit vonnis is op 5 december 2007 in het openbaar uitgesproken door mr. R.C. Schlingemann, kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 244449 \ CV EXPL 07-3531 (FZM)
Uitspraakdatum: 5 december 2007
Vonnis in de zaak van:
[eiser], wonende te Heerhugowaard aan de [adres]
eisende partij
verder ook te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. K. Meijer, advocaat te Alkmaar
tegen
de naamloze vennootschap N.V. Univé Verzekeringen, statutair gevestigd te Zwolle en kantoorhoudende te Alkmaar
gedaagde partij
verder ook te noemen: Univé
gemachtigde: mr. J. van Rhijn, advocaat te Alkmaar.
Het procesverloop
[eiser] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 26 juli 2007.
Univé heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Met het oog op de te houden terechtzitting heeft Univé nog een nadere productie overgelegd.
Na beraad heeft de kantonrechter bij tussenvonnis van 26 september 2007 een comparitie gelast, die is gehouden op 23 oktober 2007, alwaar zijn verschenen [eiser] in persoon en Univé bij [..]bedrijfsjurist, en [..], medewerker speciale zaken; partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden. Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
1. In 2005 waren [eiser] en zijn gezinsleden (echtgenote en kind) Ziekenfondsverzekerd bij Univé en daarnaast verzekerd op grond van de Algemene Verzekeringsvoorwaarden Aanvullende Ziekenfondsverzekering.
2. Artikel 2.15.1 van de toepasselijke algemene voorwaarden luidt, voor zover relevant:
"Verzekerden zijn bij klinische opname in een ziekenhuis, in geval van repatriëring of in het geval vervoer van een stoffelijk overschot verplicht zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de Univé Alarmservice, telefoon 0031206515111. De verzekerde heeft alleen aanspraak op vergoeding van de gedekte kosten als hij zich houdt aan de adviezen van Univé Alarmservice. De Univé Alarmservice zal zorgdragen voor de afhandeling van declaraties."
Het geschil
3. [eiser] vordert - kort gezegd - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Univé tot betaling van een bedrag ad € 2.369,23, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.045,23, primair vanaf 6 januari 2006, subsidiair vanaf 19 januari 2006, meer subsidiair vanaf 26 juli 2007, en kosten rechtens.
4. [eiser] stelt hiertoe, zakelijk samengevat, dat hij en zijn gezinsleden in de periode van 10 november 2005 tot en met 9 december 2005 naar Sri Lanka zijn geweest. Gedurende deze periode kregen zowel zijn echtgenote als zijn kind te kampen met ernstige gezondheidsklachten als gevolg waarvan beiden opgenomen zijn geweest in de medische kliniek Kamala Medical Hall voor een medische behandeling. De factuur van de opname en medische behandeling van de echtgenote van [eiser] bedraagt (omgerekend) € 1.249,58 en de factuur van de opname en medische behandeling van de zoon van [eiser] bedraagt (omgerekend) € 789,65. [eiser] heeft deze kosten eerst zelf (contant) voldaan om vervolgens na thuiskomst d.d. 6 januari 2006 in Nederland bij Univé uit hoofde van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst aanspraak te maken op vergoeding van deze kosten. Ondanks verzoeken daartoe weigert Univé dekking te verlenen voor de door [eiser] gemaakte medische (behandel)kosten en [eiser] heeft zich daarom genoodzaakt gezien zijn vordering uit handen te geven aan zijn gemachtigde. Derhalve maakt hij tevens aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten ad € 324,--.
5. Univé heeft verweer gevoerd, waarop - voor zover van belang - nader bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.
De beoordeling
6. Het ligt op de weg van [eiser] om aannemelijk te maken dat zijn echtgenote en kind ziek zijn geweest, dat zij een medisch noodzakelijke behandeling hebben ondergaan in de zin van de polisvoorwaarden (een behandeling die door de internationale wetenschap voldoende is beproefd en deugdelijk bevonden) en dat de nota's naar hun hoogte genomen redelijk zijn, hetgeen hij niet heeft gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat de door [eiser] overgelegde stukken geen althans onvoldoende bewijs vormen. Ander bewijs (bijvoorbeeld een verklaring van de arts die zijn echtgenote en zoon heeft behandeld) heeft [eiser] niet aangeboden. Integendeel, ter comparitie heeft [eiser] juist aangegeven dat dat (thans) niet meer is te leveren; de betrokkenen zijn niet meer te traceren en archiefstukken zijn onvindbaar.
7. Anders dan [eiser] heeft betoogd is dat niet in de eerste plaats te wijten aan Univé - doordat de afhandeling van de claim een jaar heeft geduurd - maar aan [eiser] zelf. Had hij zich aan de voorwaarde van artikel 2.15.1 gehouden om vooraf althans direct of in ieder geval zo snel mogelijk na de opname c.q. behandeling contact op te nemen met Univé Alarmservice en niet pas daarna en na terugkeer in Nederland, dan was een nader (lang) onderzoek niet nodig geweest. [eiser] heeft allerminst aannemelijk kunnen maken dat dat niet mogelijk was. De behandeling (van zijn echtgenote) heeft 13 dagen geduurd en niet valt in te zien waarom hij in die periode niet vanuit een andere plaats dan waar hij verbleef telefonisch of telegrafisch contact met Univé Alarmservice had kunnen opnemen. Dat [eiser] in beslag werd genomen door andere zaken (onder andere het afleveren van hulpgoederen aan getroffenen van de Tsunamiramp) betreft een persoonlijke afweging c.q. prioriteitenstelling waarvan de gevolgen voor zijn rekening en risico komen.
8. Gelet op het vorengaande dient de vordering van [eiser] te worden afgewezen.
9. [eiser] dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die tot heden voor Univé worden vastgesteld op een bedrag van € 300,-- voor salaris van de gemachtigde van Univé, waarover [eiser] geen BTW verschuldigd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Schlingemann, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 5 december 2007 in het openbaar uitgesproken.