ECLI:NL:RBALK:2007:BC2010

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
1 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
238837 - CV EXPL 07-1096
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van concurrentiebeding en matiging van contractuele boete in arbeidsovereenkomst

In deze zaak vorderde de werkgever, Algemene Handelsonderneming BO-MIJ B.V., betaling van een contractuele boete van € 28.750,00 van de ex-werknemer, die het concurrentiebeding niet nakwam. De kantonrechter had eerder het concurrentiebeding geografisch beperkt tot een straal van 20 kilometer van de vestiging van de werkgever in Alkmaar. De ex-werknemer voerde verweer en stelde dat het concurrentiebeding zijn rechtskracht had verloren na een functiewijziging. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding geldig was gebleven, maar matigde de boete tot € 5.000,00, rekening houdend met de functiezwaarte en de wederzijdse belangen van partijen. De vordering in reconventie van de ex-werknemer om het concurrentiebeding te beperken werd toegewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd. De uitspraak werd gedaan op 1 november 2007.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Den Helder
Zaaknr/rolnr.: 238837 \ CV EXPL 07-1096 WG
Uitspraakdatum: 1 november 2007
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap m.b.a. Algemene Handelsonderneming BO-MIJ B.V., statutair gezeteld te Amsterdam, kantoorhoudende te Hoorn
eisende partij in conventie / gedaagde partij in reconventie
verder ook te noemen: Bo-mij
gemachtigde: mr. J.W. Bloem, advocaat te Zaandam, gemeente Zaanstad
rolgemachtigde: J. v.d. Vlies, gerechtsdeurwaarder te Den Helder
tegen
[werknemer] te Den Helder
gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. M.H. Nicolai-Wallet, advocaat te Purmerend.
Het procesverloop
in conventie en in reconventie
Bo-mij heeft bij dagvaarding van 27 april 2007 in conventie een vordering ingesteld.
[werknemer] heeft in conventie bij antwoord verweer gevoerd en in reconventie een tegenvordering ingesteld.
Na beraad heeft de kantonrechter bij vonnis d.d. 5 juli 2007 een comparitie gelast, die is gehouden op 4 oktober 2007, in aanwezigheid van namens Bo-mij [dhr. X], bedrijfsleider, [werknemer] en de gemachtigden.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
Partijen hebben voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
in conventie en in reconventie
1. [werknemer] is per 19 januari 1998 als algemeen medewerker in dienst getreden bij Bo-mij tegen een salaris van fl. 2.737,03 bruto per maand voor een 40-urige werkweek. Op 2 maart 1999 hebben partijen de overeenkomst uitgebreid, te weten een salarisverhoging van fl. 812,97 bruto per maand voor een 45-urige werkweek.
2. De arbeidsovereenkomst tussen partijen d.d. 2 maart 1999 bevat een concurrentiebeding. Artikel 2.1 luidt:
"Het is werknemer zonder schriftelijke toestemming van werkgever verboden binnen een tijdvak van één jaar na beëindiging der dienstbetrekking bij werkgever, in dienst te treden van enige onderneming welke werkzaam is of het plan heeft werkzaam te zijn in zaken die concurrerend zijn aan de activiteiten van werkgever, of in dienst te treden van enige onderneming welke tot het cliëntenbestand van werkgever behoort of ooit heeft behoord, noch advies te geven of diensten te verlenen aan dergelijke ondernemingen, noch enigerlei direct of indirect belang in dergelijke ondernemingen te hebben, anders dan het in het bezit hebben van aandelen zoals deze op de beurs worden verhandeld en uit dien hoofde als normale investering kan worden beschouwd."
3. Artikel 2.2 van het in die arbeidsovereenkomst opgenomen boetebeding luidt:
"Iedere overtreding van het in lid 1 omschreven verbod, zal een dadelijk opeisbare straf of geldboete tot gevolg hebben tot een bedrag van f. 10.000,-- voor iedere overtreding van deze overeenkomst of f. 1.000,-- voor iedere dag waarin de overtreding plaatsvindt volgens de omschrijving van deze overeenkomst. Dit ter beoordeling van werkgever en onverminderd het recht van werkgever de naleving van deze overeenkomst en de eis tot schadevergoeding, kosten en renteverlies, door een daartoe competent rechterlijk college toegekend te krijgen, in plaats van voorgenoemde boete."
4. De arbeidsovereenkomst is op verzoek van [werknemer] per 1 januari 2007 beëindigd en per 2 januari 2007 is [werknemer] als verkoopmedewerker in dienst getreden bij Groenhart Group B.V. (hierna: Groenhart). Groenhart onderneemt dezelfde of soortgelijke activiteiten als de onderneming van Bo-mij.
5. Bij vonnis d.d. 5 april 2007 van de kantonrechter-ambtgenoot als voorzieningenrechter is het tussen partijen geldende concurrentiebeding beperkt tot een straal van 20 km te rekenen vanaf de bedrijfslocatie van Bo-mij in Alkmaar en met dien verstande dat het eveneens wordt beperkt voor de gemeente Schagen.
6. Van 2 januari tot 10 april 2007 heeft [werknemer] in het filiaal van Groenhart te Schagen gewerkt en nadien is de standplaats van [werknemer] het filiaal van Groenhart te Zwaag, gemeente Hoorn.
De geschillen
in conventie
7. Bo-mij vordert veroordeling van [werknemer] tot betaling van € 28.750,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 25.000,00 vanaf 25 april 2007 tot de dag van voldoening, kosten rechtens.
8. Bo-mij heeft -zakelijk weergegeven en onder verwijzing naar de vaststaande feiten- als grondslag van haar vordering gesteld, dat [werknemer] van 1 januari tot 10 april 2007 in het filiaal van Groenhart te Schagen werkzaam is geweest op grond waarvan [werknemer] tekort is geschoten in zijn verplichting tot nakoming van het tussen partijen geldende non-concurrentiebeding, zoals door de kantonrechter als voorzieningenrechter is vastgesteld. Op grond van het bepaalde in artikel 2.2 van de arbeidsovereenkomst is [werknemer] aan Bo-mij een boete verschuldigd, welke boete Bo-mij heeft gematigd tot een bedrag € 25.000,00, welk bedrag Bo-mij thans, naast buitengerechtelijke kosten en rente, vordert.
in reconventie
9. Primair vordert [werknemer] voor recht te verklaren dat het concurrentiebeding niet van toepassing is.
Subsidiair vordert [werknemer] dat het concurrentiebeding wordt beperkt tot een straal van 20 kilometer van de vestiging van Bo-mij te Alkmaar (adres: Koelmalaan 320), met bepaling dat de gemeente Schagen, althans de vestiging van Groenhart te Schagen (adres: Wittepaal 18) daar buiten valt en
meer subsidiair:
- de (eenmalige en doorlopende) boete op nihil te stellen dan wel te matigen tot een zodanig bedrag als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
- Bo-mij te veroordelen aan [werknemer] voor de periode van 2 januari tot 10 april 2007 een vergoeding te betalen in de zin van artikel 7:653 lid 4 BW van € 6.022,94 netto, dan wel een bedrag zodanig bedrag als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren.
Voorts vordert [werknemer] Bo-mij te veroordelen in de kosten van het geding, zowel in conventie als in reconventie.
10. Als verweer tegen de vordering van Bo-mij en als grondslag voor zijn tegeneis heeft [werknemer] het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd.
[werknemer] stelt voorop dat het tussen partijen geldende concurrentiebeding zijn rechtskracht heeft verloren omdat hij in november 2004 de functie van filiaalhouder (een leidinggevende functie) in Alkmaar is gaan bekleden. Nu Bo-mij na deze functiewijziging geen nieuw concurrentiebeding met [werknemer] is overeengekomen, is het concurrentiebeding niet meer van toepassing en is hij daarom ook geen boete verschuldigd, aldus [werknemer].
Voor het geval het concurrentiebeding nog wel van toepassing is stelt [werknemer] zich op het standpunt, dat dit geheel of gedeeltelijk vernietigd dient te worden omdat hij, in verhouding met het door Bo-mij te beschermen bedrijfsbelang, hierdoor onbillijk zou worden benadeeld. [werknemer] heeft daartoe onder andere het volgende gesteld:
- hij loopt hierdoor het risico zijn baan te verliezen nu hij een dienstverband voor bepaalde tijd (6 maanden) heeft;
- Bo-mij past de CAO niet toe, waardoor hij structureel te weinig inkomsten heeft ontvangen en de overwerkvergoeding van Bo-mij is daardoor ongunstiger en Groenhart hanteert de CAO wel met betrekking tot de overwerkvergoeding;
- de arbeidsvoorwaarden zijn bij Groenhart aanzienlijk beter dan bij [werknemer];
- Bo-mij handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat op werknemers met dezelfde en/of soortgelijke functies een concurrentiebeding met een geheel andere inhoud van toepassing is;
- hij heeft sinds zijn uitdiensttreding bij Bo-mij geen enkele klant en/of relaties van Bo-mij benaderd en zal dat gedurende een jaar ook niet doen en hij houdt zich aan het met Bo-mij overeengekomen geheimhoudingsbeding.
Met betrekking tot de gevorderde boete stelt [werknemer] zich primair op het standpunt dat hij die niet verschuldigd is omdat volgens hem het overeengekomen concurrentiebeding zijn rechtskracht heeft verloren. Subsidiair stelt hij dat hij er van uit ging dat Schagen buiten de 20 km grens (zoals aangegeven in de concurrentiebedingen van andere medewerkers van Bo-mij) viel. Nadat hij op 10 april 2007 kennis had genomen van het vonnis in kort geding is hij niet meer werkzaam in het filiaal te Schagen.
Voorts betwist hij (de hoogte van) de door Bo-mij gemaakte buitengerechtelijke incassokosten nu hij slechts een tweetal aanmaningen heeft ontvangen.
Nu de tegeneis voortvloeit uit het verweer in conventie en de vorderingen in nauw verband tot elkaar staan, worden deze hierna gezamenlijk behandeld.
De beoordeling van de geschillen
In conventie en in reconventie
11. Volgens [werknemer] heeft zijn functie als filiaalleider in vergelijking met zijn vorige functie als verkoper de volgende veranderingen meegebracht:
- het instrueren, begeleiden en coachen van verkopers;
- het controleren en paraferen van offerteaanvragen van verkopers;
- het overrulen van beslissingen van verkopers;
- het zijn van aanspreekpunt in betreffend filiaal voor klanten, personeelsleden en directie;
- het opstellen en naleven van het werkrooster;
- het beperken van het aantal overuren;
- het autoriseren van verlofaanvragen van verkopers.
Veronderstellenderwijs aannemende dat deze opsomming juist is en wijst op een feitelijke invulling van de functie van filiaalleider (hetgeen door Bo-mij is betwist), is daarmee, ook al is ontegenzeggelijk sprake van een uitbreiding van verantwoordelijkheid, taken en bevoegdheden, nog niet gezegd dat het concurrentiebeding dusdanig veel zwaarder op [werknemer] is gaan drukken, dat het opnieuw had moeten worden overeengekomen. [werknemer] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat hij als filiaalleider extra belemmeringen ondervindt of heeft ondervonden. Integendeel: zijn huidige functie bij Groenhart is verkoper en gesteld noch gebleken is dat hij een soortgelijke leidinggevende functie heeft geambieerd als hij stelt bij Bo-mij te hebben bekleed, laat staan door het concurrentiebeding daarvan is weerhouden. De slotsom is dan ook dat het concurrentiebeding geldig is gebleven.
12. Aldus komt aan de orde de vraag of er gronden zijn tot matiging van dat beding en zo ja, in welke mate. Nu het beding geen beperking kent in tijd of afstand, is daarvoor zeker reden, de wederzijdse belangen van partijen in aanmerking nemend. Ook Bo-mij erkent dit wel, getuige het feit dat zij zich bij het kort geding vonnis heeft neergelegd en in de bodemprocedure slechts (een deel van) de verbeurde boete vordert over uitsluitend de periode dat [werknemer] in Schagen werkzaam is geweest (tot 10 april 2007). De kantonrechter leidt daaruit af dat Bo-mij tegen de concurrerende werkzaamheden in Zwaag geen bezwaar heeft. Tussen partijen is met name in geschil of werkzaamheden in Schagen al of niet geoorloofd waren. De voorzieningenrechter heeft aansluiting gezocht bij de geografische beperking waarvan het met minstens twee andere werknemers van Bo-mij overeengekomen concurrentiebeding is voorzien, te weten 20 kilometer te rekenen vanaf de vestiging van Bo-mij in Alkmaar en heeft geoordeeld dat het gelijkheidsbeginsel ertoe leidt dat deze zelfde beperking ook ten aanzien van [werknemer] dient te gelden. De kantonrechter sluit zich bij dit oordeel aan. De door Bo-mij aangevoerde feiten en omstandigheden betreffende de verschillen in de respectieve functies en omstandigheden waaronder de betreffende arbeidsovereenkomsten zijn gesloten zijn in elk geval van onvoldoende gewicht om tot een minder verregaande beperking van het concurrentiebeding te komen. De kantonrechter tekent daarbij nog aan dat de nadruk die Bo-mij legt op de zwaarte van de functie van [werknemer] (verkoper) in vergelijking met die van zijn voormalige collega's (respectievelijk assistent-verkoper en algemeen medewerker) zich niet goed verdraagt met het bagatelliseren van diens functie ten opzichte van die van filiaalleider. Hoe dat ook zij, de voorzieningenrechter heeft de beperking expliciet toegepast op de gemeente Schagen. Wat betreft (de werkzaamheden in) de vestiging van Groenhart in Schagen was deze toevoeging strikt genomen overbodig, omdat die vestiging, zo blijkt bij nauwkeurige nameting op de kaart, hemelsbreed 18,35 km verwijderd is van die van de vestiging van Bo-mij in Alkmaar. Dat [werknemer] meende dat zulks anders was, komt voor zijn risico. De kantonrechter ziet geen aanleiding om het beding verder te beperken dan voor genoemde collega's.
13. Vast staat dat [werknemer] in de periode van 2 januari 2007 tot 10 april 2007 in dienst is geweest van Groenhart en evenzeer staat vast dat dit een onderneming is die concurrerend is met die van Bo-mij. Daarmee is sprake van overtreding van het beding en het doet niet ter zake of [werknemer] gedurende zekere tijd al of niet directe contacten heeft gehad met klanten. Ook op andere wijze kan hij immers zijn nieuwe werkgever laten profiteren van de bij Bo-mij opgedane kennis en ervaring.
14. De contractuele boete is, gelet op de functiezwaarte, de wederzijdse belangen van partijen en de hoogte van het salaris van [werknemer] onredelijk hoog en de kantonrechter zal deze dan ook over de litigieuze periode matigen tot een bedrag van totaal € 5.000,00. Voor toekenning van een vergoeding als bedoeld in art. 7:653 lid 4 BW acht de kantonrechter geen redelijke grond aanwezig. Het is niet aannemelijk geworden dat [werknemer] op onredelijke wijze en in belangrijke mate is belemmerd in zijn mogelijkheden om na (zijn vrijwillige) uitdiensttreding bij Bo-mij elders (bijvoorbeeld bij een onderneming die buiten een straal van 20 kilometer van die van Bo-mij is verwijderd) een werkkring te vinden, zoals ook mogelijk is gebleken na 10 april 2007. Toekenning van een dergelijke vergoeding zou in dit geval bovendien het ongewenste effect hebben dat het sanctionele karakter van de boete voor een groot deel ongedaan zou worden gemaakt, waardoor het concurrentiebeding in feite grotendeels een dode letter zou zijn.
15. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering in conventie toewijsbaar is tot een bedrag van € 5.000,00. De buitengerechtelijke (incasso)kosten worden afgewezen nu niet aannemelijk is gemaakt dat daadwerkelijke incassobemoeiingen hebben plaatsgevonden die buiten de voorbereiding van dit geding vallen. De wettelijke rente is wel toewijsbaar.
16. De vordering in reconventie is toewijsbaar aldus, dat voor recht zal worden verklaard dat het concurrentiebeding wordt beperkt tot een straal van 20 kilometer vanaf de vestiging van Bo-mij te Alkmaar (adres: Koelmalaan 320) en de eenmalige boete voor zover verbeurd over de periode 2 januari 2007 tot 10 april 2007 op € 5.000,00 zal worden gesteld.
17. De uitslag van deze procedure, waarin partijen in conventie en in reconventie deels in het ongelijk zijn gesteld, brengt mee dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
Veroordeelt [werknemer] om aan Bo-mij tegen kwijting te betalen € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 april 2007 tot de dag van betaling.
in reconventie
Verklaart voor recht dat het concurrentiebeding wordt beperkt tot een straal van 20 kilometer vanaf de vestiging van Bo-mij te Alkmaar (adres: Koelmalaan 320).
Stelt de boete voor zover verbeurd over de periode 2 januari 2007 tot 10 april 2007 vast op € 5.000,00.
in conventie en in reconventie
Compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Schlingemann, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 1 november 2007 in het openbaar uitgesproken.