RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 06/3068 LEGGW
Uitspraak van de meervou[belanghebbende]de zaak van:
[eisers, hierna: de maatschap],
wonende respectievelijk gevestigd te Alkmaar,
eisers,
gemachtigde mr. W.A. Swildens,
de heffingsambtenaar van de gemeente Alkmaar,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Verweerder heeft bij aanslag van 16 augustus 2006 van [de maatschap] (hierna: de maatschap) € 10,80 aan leges geheven in verband met het maken van twaalf fotokopieën in het kader van een bezwaarprocedure in de bijstandszaak van [belanghebbende].
Het door de maatschap tegen deze aanslag gemaakte bezwaarschrift heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 27 september 2006 ongegrond verklaard.
Tegen de uitspraak op bezwaar hebben eisers beroep ingesteld bij brief van 12 oktober 2006.
De rechtbank heeft het beroep ter zitting van 13 september 2007 behandeld, waar eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:66, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.
1. De rechtbank dient allereerst ambtshalve na te gaan of eisers ontvankelijk zijn in hun beroep. Naar het oordeel van de rechtbank is [belanghebbende] niet-ontvankelijk in haar beroep. De aan de maatschap verzonden aanslag is geen aan [belanghebbende] opgelegde belastingaanslag en in het voorwerp van de belasting waarop de aanslag betrekking heeft zijn ook geen inkomens- of vermogensbestanddelen van haar begrepen. De verklaring ter zitting van de gemachtigde van eisers dat de kosten aan [belanghebbende] zullen worden doorberekend, maakt dat niet anders. Gelet op artikel 26a, eerste en tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) kan [belanghebbende] daarom geen beroep instellen. Het beroep is dus niet-ontvankelijk, voor zover het door haar is ingediend.
2. Het geschil is verder beperkt tot de vraag of het door verweerder in de aanslag gehanteerde legestarief van € 0,90 per bladzijde A4-formaat voor fotokopieën van stukken die worden opgevraagd in het kader van een bezwaarprocedure rechtens toelaatbaar is.
3. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar uitgelegd dat in het kader van een bezwaarprocedure in een bijstandszaak alleen de motivering (rapportage) die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt kosteloos ter beschikking wordt gesteld. De aanslag heeft betrekking op fotokopieën van de overige stukken, die veelal informatie van de bijstandsgerechtigde zelf betreft en waarover deze dus wordt geacht te kunnen beschikken. Verder heeft verweerder gesteld dat de kosten in rekening zijn gebracht op grond van de Legesverordening 2006 en dat op grond van de daarbij behorende tarieventabel terecht € 0,90 per fotokopie in rekening is gebracht. Dit bedrag per fotokopie is volgens verweerder zeker niet teveel, indien met alle directe en indirecte kosten rekening wordt gehouden. Verweerder heeft er in dit verband op gewezen dat er geen rechtstreeks verband tussen de hoogte van de leges en de omvang van de door de gemeente verrichte diensten is vereist en gesteld dat voor de totale Legesverordening geen sprake is van kostendekkendheid.
In het verweerschrift heeft verweerder nog gesteld dat de stukken waarvoor leges in rekening is gebracht niet kunnen worden gekwalificeerd als stukken zoals bedoeld in artikel 7:4, vierde lid, van de Awb, omdat deze informatie al in een andere vorm (door de werkgever van [belanghebbende]) is verstrekt. Volgens verweerder waren de handmatig door de werkgever opgegeven inkomsten te controleren door te vergelijken met de netto ontvangen inkomsten van [belanghebbende] en heeft zij bovendien tijdens de hoorzitting aangegeven over de specificaties te beschikken. Voor zover de stukken wel zijn te kwalificeren als stukken als bedoeld in artikel 7:4, vierde lid, van de Awb, heeft verweerder gesteld dat € 0,90 per fotokopie niet te hoog is. Daartoe heeft verweerder een berekening overgelegd waarin de werkelijke kosten voor het maken van een fotokopie worden becijferd op € 2,70.
4. De maatschap heeft gesteld dat een vergoeding van € 0,90 per fotokopie strijdig is met artikel 7:4, vierde lid, van de Awb, waarin is bepaald dat belanghebbenden afschriften van stukken kunnen krijgen tegen vergoeding van ten hoogste de kosten. De maatschap heeft benadrukt dat de bezwaarschriftprocedure een laagdrempelige voorziening moet zijn waarbij voor de burger geen financiële drempel mag worden opgeworpen om kennis te kunnen nemen van de onderliggende stukken. Ten slotte heeft de maatschap gewezen op de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 21 december 2001, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer AD9760, waarin is geoordeeld dat een legestarief van fl. 2,00 per fotokopie niet voldeed aan de eis van artikel 7:4 van de Awb.
5.1. Ingevolge artikel 2 van de Legesverordening 2006 van de gemeente Alkmaar (hierna: de Legesverordening 2006) worden onder de naam “leges” rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Legesverordening 2006 worden de leges geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Ingevolge artikel 1.1.2, aanhef en onder 1, van de Tarieventabel 2006 behorende bij de Legesverordening 2006 (hierna: de Tarieventabel 2006) bedraagt het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor de afgifte van fotokopieën of andere gereproduceerde afschriften, zover niet elders in deze tabel genoemd, € 0,90 per bladzijde A4-formaat.
5.2. Ingevolge artikel 7:4, tweede lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste een week voor belanghebbenden ter inzage.
Ingevolge artikel 7:4, vierde lid, van de Awb kunnen belanghebbenden van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.
6. De rechtbank is van oordeel dat het in artikel 7:4, tweede en vierde lid, van de Awb gehanteerde begrip “alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken” ruim moet worden uitgelegd, mede omdat hiermee is beoogd inhoud te geven aan het beginsel van hoor en wederhoor. Blijkens de memorie van toelichting bij dit artikel (Kamerstukken II, 21 221, nr. 3) moet het bestuursorgaan rapporten, adviezen en beleidsnota’s die aan de beroepsinstantie plegen te worden toegezonden, ook reeds in de bezwaarschriftprocedure ter inzage leggen. In beginsel vallen alle stukken die een rol hebben gespeeld bij de beslissing waartegen het bezwaar zich richt onder dat begrip.
Zo blijkt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juni 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer BA8773, dat bij een bezwaarprocedure over de herziening van een bijstandsuitkering niet kan worden volstaan met het ter inzage leggen van een samenvatting van het rapport van de sociale recherche, maar dat ook de processen-verbaal van verhoor van belanghebbenden en getuigen ter inzage moeten worden gelegd. Niet ter inzage hoeven te worden gelegd openbare stukken van algemene aard die op ieder moment kunnen worden ingezien en de schriftelijke neerslag van de raadpleging door het bestuursorgaan bij interne of externe adviseurs die betrekking heeft op de positiebepaling van het bestuursorgaan ten aanzien van aan de orde zijnde rechtsvragen, zo blijkt uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 juni 1999 en 5 november 2003, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummers AA3633 respectievelijk AN7220.
7. De rechtbank stelt vast dat de fotokopieën waarvoor leges in rekening zijn gebracht de twaalf loonspecificaties van [belanghebbende] betreffen over de periode van januari tot en met december 2001. Nu deze stukken door de maatschap zijn opgevraagd in het kader van een bezwaarprocedure die gaat over de herziening van het recht op bijstand van [belanghebbende] als gevolg van verzwegen inkomsten over de periode van 1 januari 2001 tot
1 januari 2003, is de rechtbank van oordeel dat de loonspecificaties moeten worden aangemerkt als op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 7:4, tweede en vierde lid, van de Awb. Dit betekent dat de maatschap, die als indiener van het bezwaarschrift als belanghebbende moet worden aangemerkt, van deze stukken een afschrift kon verkrijgen tegen een vergoeding van ten hoogste de kosten.
Overigens ziet de rechtbank niet in waarom de loonspecificaties over 2001 volgens verweerder niet kunnen worden gekwalificeerd als stukken zoals bedoeld in artikel 7:4, vierde lid, van de Awb. Verweerder heeft namelijk wel loonspecificaties van [belanghebbende] over 2002 (gratis) aan de maatschap toegezonden. Verder speelt de omstandigheid dat de stukken (mogelijk) al in een andere vorm zijn verstrekt en dat [belanghebbende] (mogelijk) zelf over de loonspecificaties beschikte, geen rol bij de vraag of de gemachtigde tegen vergoeding een afschrift van die stukken kan verkrijgen.
8. Gelet op het voorgaande kon de maatschap van de loonspecificaties over 2001 tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen. Uit het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 27 augustus 2002, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ Nummer AE8932, volgt dat voor het verstrekken van fotokopieën van stukken als bedoeld in artikel 7:4, vierde lid, van de Awb uitsluitend de kosten van het vervaardigen van fotokopieën, afschriften etc. in enge zin door middel van het heffen van leges in rekening mogen worden gebracht. Het gaat in deze bepaling immers uitdrukkelijk om fotokopieën en afschriften van reeds (kosteloos) ter inzage gelegde stukken. Tot de kosten die in rekening mogen worden gebracht behoren onder meer wel de arbeidskosten van het fotokopiëren zelf, maar niet de kosten van het opzoeken en weer opbergen van de desbetreffende originelen. Het kosteloos ter inzage leggen, zoals de wet dat in deze gevallen voorschrijft, impliceert immers eventuele opzoek- en opbergwerkzaamheden en de daaraan te besteden tijd.
9. Uit de door verweerder overgelegde kostenberekening per fotokopie blijkt dat het in artikel 1.1.2., aanhef en onder 1, van de Tarieventabel 2006 opgenomen tarief grotendeels zijn rechtvaardiging vindt in de personeelskosten voor het opzoeken en weer opbergen van de originelen. De directe kopieermachine- en papierkosten bedragen slechts € 0,0276 per fotokopie. Dat de kosten in enge zin voor het maken van een fotokopie veel lager zijn dan € 0,90 per bladzijde A4, blijkt ook uit het in artikel 2.1.4. van de Tarieventabel 2006 opgenomen tarief van € 0,13 per bladzijde voor het verstrekken van openbare stukken als rapporten en bestemmingsplannen.
10. Nu in het in artikel 1.1.2., aanhef en onder 1, van de Tarieventabel 2006 opgenomen tarief ook de personeelskosten voor het opzoeken en weer opbergen van de desbetreffende originelen zijn verdisconteerd is die tariefstelling voor dit geval, waarin het uitsluitend gaat om fotokopieën van stukken die op grond van wettelijke bepalingen kosteloos ter inzage moesten worden gelegd, in strijd met artikel 7:4, vierde lid, van de Awb. Dit artikel van de Tarieventabel 2006 moet daarom voor dit geval als onverbindend buiten toepassing worden gelaten. Nu de Tarieventabel 2006 geen tarieven bevat voor gevallen als deze, kan de legesheffing niet in stand blijven.
11. Het beroep is dus gegrond, voor zover het is ingesteld door de maatschap. De uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd. Nu een nieuwe uitspraak op bezwaar niets anders kan inhouden dan herroeping van de opgelegde aanslag van 16 augustus 2006, zal de rechtbank die uitspraak met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf doen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
12. Er is geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. De rechtbank overweegt daartoe dat het beroep, voor zover dat is ingesteld door [belanghebbende], niet-ontvankelijk wordt verklaard. Verder is de maatschap van rechtsbijstand voorzien door één van de eigen maten, zodat er geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover het is ingediend door
[belanghebbende];
- verklaart het beroep gegrond, voor zover het is ingediend door [de maatschap];
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van verweerder van 27 september 2006;
- herroept de aanslag van verweerder van 16 augustus 2006;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de gemeente Alkmaar aan [de maatschap] het griffierecht van € 281,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2007 door mr. drs. W.P. van der Haak, voorzitter,
mr. T. Luigjes en mr. M. Kraefft, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Jacobs, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.