ECLI:NL:RBALK:2007:BB9140

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07 / 937
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op basis van peildatum en huishouden

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 16 november 2007 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, wonende te Amsterdam, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de weigering van kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2007 voor haar zoon, geboren op 21 december 1992. De Sociale Verzekeringsbank had op 9 maart 2007 kinderbijslag toegekend met ingang van het tweede kwartaal van 2007, maar had de aanvraag voor het eerste kwartaal afgewezen omdat het kind op de peildatum, 1 januari 2007 om 0.00 uur, nog bij zijn vader verbleef en dus niet tot het huishouden van eiseres behoorde.

De rechtbank overwoog dat de regelgeving van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) bepaalt dat voor het vaststellen van het recht op kinderbijslag alleen de kinderen in aanmerking komen die op de eerste dag van het kwartaal aan de voorwaarden voldoen. Eiseres had aangevoerd dat zij haar zoon vanaf 1 januari 2007 verzorgde, maar de rechtbank stelde vast dat het kind op de peildatum nog bij zijn vader verbleef. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin werd bevestigd dat de situatie om 0.00 uur op de peildatum bepalend is voor de toekenning van kinderbijslag.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in belangrijke mate had bijgedragen aan de verzorging van haar zoon in het eerste kwartaal van 2007, en dat de kinderbijslag terecht aan de vader was toegekend. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 07/937 AKW
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[naam],
wonende te Amsterdam,
eiseres,
tegen
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 9 maart 2007 heeft verweerder aan eiseres met ingang van het tweede kwartaal van 2007 kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toegekend ten behoeve van [naam (kind)], geboren op 21 december 1992.
Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 11 april 2007 ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder de toekenning van de kinderbijslag met ingang van het tweede kwartaal van 2007 gehandhaafd en geweigerd aan eiseres de kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2007 toe te kennen. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij brief van 20 april 2007.
De zaak is op 8 oktober 2007 ter zitting behandeld. Eiseres is niet verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. [naam].
Motivering
1. In geschil is of verweerder terecht en op goede gronden aan eiseres over het eerste kwartaal van 2007 kinderbijslag heeft geweigerd voor haar zoon [[naam (kind)].
2. Voor de beoordeling hiervan is met name de volgende regelgeving van belang.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de AKW heeft de verzekerde overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht op kinderbijslag voor een eigen kind, een aangehuwd kind en een pleegkind dat jonger is dan 16 jaar en tot zijn huishouden behoort, of jonger is dan 18 jaar en door hem in belangrijke mate wordt onderhouden.
Ingevolge artikel 11, tweede lid, van de AKW, voor zover hier van belang, worden voor het vaststellen van het aantal kinderen, waarvoor over een kalenderkwartaal recht op kinderbijslag bestaat, slechts in aanmerking genomen de kinderen te wier aanzien aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7 is voldaan op de eerste dag van dat kwartaal.
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit van 11 april 2007 en de overige gedingstukken op het standpunt gesteld dat eiseres geen aanspraak maakt op kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2007, omdat [[naam (kind)] niet tot haar huishouden behoorde op de eerste dag van dat kwartaal. Daarbij is volgens verweerder de situatie zoals die was op de peildatum om 0.00 uur beslissend. Verweerder heeft in dit verband gewezen op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 3 maart 1995, AB 1995, 458. Volgens de door eiseres verstrekte informatie verbleef [[naam (kind)] op 1 januari 2007 tot 10.00 uur bij zijn vader. Hierdoor is niet meer van belang of eiseres [[naam (kind)] in belangrijke mate heeft onderhouden gedurende het eerste kwartaal van 2007. Verweerder heeft erop gewezen dat niet kan worden afgeweken van de dwingende bepalingen zoals neergelegd in artikel 11, tweede lid, van de AKW. Daarom is volgens verweerder de kinderbijslag terecht met ingang van het tweede kwartaal van 2007 aan eiseres toegekend.
4. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij wel recht heeft op kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2007, omdat zij [[naam (kind)] vanaf 1 januari 2007 heeft verzorgd. Zij heeft erop gewezen dat de vader van [[naam (kind)] over dit kwartaal geen bijdrage in de kosten heeft geleverd.
5. Niet in geschil is dat [[naam (kind)] op de peildatum 1 januari 2007 om 0.00 uur bij zijn vader verbleef, tot wiens huishouden hij ook behoorde. Vervolgens is [[naam (kind)] op diezelfde datum om 10.00 uur bij eiseres gaan wonen. De rechtbank overweegt dat, hoewel de uitspraak van de CRvB van 3 maart 1995 waar verweerder naar heeft verwezen, ziet op gevallen wanneer een kind tot twee huishoudens behoort, deze uitspraak voor wat betreft het uitgangspunt dat de situatie om 0.00 uur op de peildatum bepalend is, in de situatie van eiseres overeenkomstig kan worden toegepast.
6. De rechtbank overweegt dat evenmin in geschil is dat eiseres [[naam (kind)] in het eerste kwartaal van 2007 niet in belangrijke mate heeft onderhouden. In haar beroepschrift heeft eiseres juist aangegeven niet in staat te zijn [[naam (kind)] in voldoende mate te kunnen onderhouden. Ook al zou eiseres over het eerste kwartaal van 2007 recht hebben op kinderbijslag voor [naam (kind)], dan zou deze niet aan haar worden uitbetaald, maar aan degene tot wiens huishouden het kind op de peildatum behoort. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2007 aan de vader van [naam (kind)] is toegekend en uitbetaald. Voor zover eiseres meent dat dit ten onrechte is, overweegt de rechtbank dat deze toekenning in deze zaak niet ter beoordeling voorligt.
7. Nu ten aanzien van [naam (kind)] op de peildatum niet aan alle voorwaarden, bedoeld in artikel 7 van de AKW was voldaan, oordeelt de rechtbank dat verweerder terecht en op goede gronden aan eiseres kinderbijslag heeft geweigerd over het eerste kwartaal van 2007. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling is bij deze beslissing geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 november 2007 door mr. drs. C.M. van Wechem, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.J.H. Best, griffier.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.