ECLI:NL:RBALK:2007:BB6688

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
25 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
98045 / FT RK 07-246
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverzoek zonder pluraliteit

Op 11 oktober 2007 ontving de Rechtbank Alkmaar een verzoekschrift tot faillietverklaring van de schuldenares, voorheen handelend onder de naam [bedrijfsnaam], gevestigd te Alkmaar. De rechtbank overweegt dat zij bevoegd is om deze hoofdprocedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenares in Nederland ligt, conform artikel 3 lid 1 van de Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie. Tijdens het onderzoek is echter niet summierlijk gebleken dat de schuldenares in een toestand verkeert van niet kunnen betalen. De rechtbank stelt vast dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad er geen plaats is voor faillietverklaring van een schuldenaar met slechts één schuldeiser, omdat faillissement juist de verdeling van het vermogen onder meerdere schuldeisers beoogt.

Gelet op deze overwegingen wijst de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring af. De uitspraak is gedaan door rechter mr. P.H.B. Littooy en uitgesproken in raadkamer op 25 oktober 2007, in aanwezigheid van de griffier. De verzoekster, statutair gevestigd te Papendrecht en kantoor houdende te Zoeterwoude, heeft haar verzoek gebaseerd op de omstandigheid dat de schuldenares ondanks aanmaning en sommatie niet heeft voldaan aan een eerdere veroordeling tot betaling van een aanzienlijke hoofdsom met rente en kosten, uitgesproken door deze rechtbank op 10 augustus 2000.

De verzoekster heeft betoogd dat uit het niet betalen van een enkele schuld kan blijken dat de schuldenares in een toestand verkeert die het haar onmogelijk maakt om ook andere schuldeisers te voldoen. De rechtbank oordeelt echter dat de enkele omstandigheid dat de schuldenares heeft aangegeven niet tot enige betaling in staat te zijn, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van pluraliteit van schuldeisers. De rechtbank verwijst naar de conclusie van de A-G Langemeijer in HR 7 september 2001, NJ 2001, 550, en concludeert dat de schuldenares in raadkamer heeft aangevoerd dat zij al haar overige verplichtingen nakomt en nog in afwachting is van een reactie op het verzoek om een minnelijke regeling.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht, enkelvoudige kamer
rekestnummer: 98045/FT-RK 07.246
uitspraakdatum: 25 oktober 2007
Op 11 oktober 2007 is ingekomen een verzoekschrift van:
VERZOEKSTER, statutair gevestigd te Papendrecht en kantoor houdende te Zoeterwoude,
Advocaat mr. A.E.M. Bierens
procureur mr. H.R.M. Jenné,
strekkende tot faillietverklaring van :
SCHULDENARES voorheen handelend onder de naam [bedrijfsnaam] gevestigd en kantoor houdende te Alkmaar aan de [adres].
Het verzoek is behandeld in raadkamer van 25 oktober 2007.
De schuldenares is in raadkamer gehoord alwaar namens de schuldenares zijn verschenen [de heer X] en [de heer Y].
Overweegt als volgt:
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van de Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze hoofdprocedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van gerekwestreerde in Nederland ligt.
Uit het onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank niet summierlijk gebleken dat schuldenares verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Verzoekster heeft haar verzoek gebaseerd op de tussen partijen vaststaande omstandigheid, dat de schuldenares ondanks aanmaning en sommatie niet heeft voldaan aan de bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van deze rechtbank van 10 augustus 2000 uitgesproken veroordeling tot betaling van een aanzienlijke hoofdsom met rente en kosten.
Blijkens het verzoekschrift en de in raadkamer gegeven toelichting zijn aan verzoekster geen steunvorderingen bekend. Met een beroep op de parlementaire geschiedenis van de faillissementswet en enige jurisprudentie wordt betoogd, dat uit het niet betalen van een enkele schuld onder omstandigheden kan blijken dat de schuldenares in een toestand verkeert, die het haar onmogelijk maakt ook andere schuldeisers desgevraagd te voldoen.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat dit in deze zaak inderdaad het geval is, aangezien de schuldenares zou hebben laten weten niet tot enige betaling in staat te zijn.
De rechtbank stelt voorop, dat op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geen plaats is voor faillietverklaring van een schuldenaar die niet meer dan één schuldeiser heeft, nu het faillissement juist verdeling van het vermogen van de failliet onder de gezamenlijke schuldeisers beoogt.
Weliswaar kan uit de omstandigheden, waaronder het onbetaald blijven van een enkele schuld plaatsvond, worden afgeleid dat ook andere schuldeisers niet voldaan kunnen worden. Die bijzondere situatie doet zich hier echter niet voor.
De enkele omstandigheid, dat de schuldenares zou hebben laten weten niet tot enige betaling van deze schuld in staat te zijn, is immers slechts toereikend voor de slotsom dat de schuld van verzoekster onbetaald zal blijven. Met name kan uit die enkele omstandigheid, indien bewezen, niet worden afgeleid dat wel degelijk sprake is van pluraliteit. De rechtbank verwijst naar de conclusie van de A-G Langemeijer achter HR 7 september 2001, NJ 2001, 550
Daarbij komt overigens, dat de schuldenares in raadkamer heeft aangevoerd - bij gebrek aan wetenschap onbetwist door de procureur van verzoekster - dat zij al haar overige verplichtingen nakomt en ten aanzien van verzoekster nog onverminderd in afwachting is van een reactie op het gedane verzoek om tot een minnelijke regeling te komen.
Gelet op het bovenstaande zal het verzoek worden afgewezen.
B E S L I S T A L S V O L G T :
WIJST AF het gedane verzoek.
Gewezen door de rechter mr. P.H.B. Littooy en uitgesproken in raadkamer van 25 oktober 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.