ECLI:NL:RBALK:2007:BB4862

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
10 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
211212 CV EXPL 06-2184
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na niet-naleving van reisovereenkomst en geschil over algemene voorwaarden

In deze zaak heeft eiser, een particulier uit Zeist, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Ski France Vacances te Heiloo, naar aanleiding van een geschil over een reisovereenkomst. Eiser had een accommodatie in Frankrijk gehuurd voor een skivakantie van 20 februari tot 3 maart 2005, maar was ontevreden over de geleverde accommodatie. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 5.000, vermeerderd met wettelijke rente, omdat hij van mening was dat de accommodatie niet voldeed aan de verwachtingen die hij op basis van de informatie van gedaagde had. Gedaagde voerde verweer en stelde dat de algemene voorwaarden van toepassing waren, waarin een vervaltermijn van één jaar was opgenomen voor het indienen van vorderingen. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 10 januari 2007 geoordeeld dat eiser niet tijdig had geprocedeerd, omdat hij zijn vordering pas op 19 april 2006 had ingesteld, terwijl de reis op 3 maart 2005 was geëindigd. De rechter oordeelde dat gedaagde niet voldoende had aangetoond dat de algemene voorwaarden op een duidelijke manier aan eiser waren gepresenteerd, waardoor het beroep op de vervaltermijn niet kon slagen. De rechter heeft de zaak verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling, waarbij gedaagde de gelegenheid kreeg om een nadere conclusie te nemen over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 211212-06-2184 WG
Uitspraakdatum: 10 januari 2007
Vonnis in de zaak van:
[eiser] te Zeist
eiser
gemachtigde: mr. B. Koeten, werkzaam ten kantore van D.A.S. Rechtsbijstand te Amsterdam
tegen
de besloten vennootschap [gedaagde] te Heiloo
gedaagde
gemachtigde: mr. H. van Lingen, advocaat te Alkmaar.
Het procesverloop
Eiser heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 19 april 2006.
Gedaagde heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Vervolgens is gediend van repliek en dupliek.
Bij vonnis d.d. 6 september 2006 heeft de kantonrechter een comparitie gelast, die is gehouden op 1 november 2006, in aanwezigheid van eiser en directeur Ski France. Partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden (mr. D Behari verving mr. B. Koeten). Gedaagde heeft voorgaand aan de comparitie nog een drietal producties in het geding gebracht.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
1. Eiser heeft bij gedaagde een accommodatie (HC Soleil Pierre Blanche) in Frankrijk gehuurd ten behoeve van een skivakantie van 20 februari 2005 tot 3 maart 2005. De reissom bedroeg € 5.359,00, voor vijf personen waaronder een baby.
Op 20 februari 2005 is eiser met zijn reisgezelschap op genoemde bestemming aangekomen, op 22 februari 2005 is eiser met zijn reisgezelschap naar Nederland teruggekeerd.
De standpunten der partijen
2. Eiser vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde veroordeelt tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag ad € 5.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
Eiser baseert zijn vordering op het navolgende. Op 18 januari 2005 werd eiser benaderd door gedaagde, na een bezoek aan de website van gedaagde. Eiser heeft gedaagde toen verteld dat een baby met oppas mee zou gaan zodat het belangrijk was dat de hotelkamers ruim zouden zijn. De te reserveren kamers dienden ook vlakbij elkaar en bij de hotelfaciliteiten gelegen te zijn. Op basis daarvan heeft gedaagde het aanbod gedaan om te verblijven in hotel "Soleil Pierre Blanche, hetgeen eiser geaccepteerd heeft. Aldaar aangekomen kreeg eiser twee kamers aangeboden in "Cret Voland', een viezig hotel. Bovendien waren de kamers erg krap en verwijderd van de hotelfaciliteiten, zoals receptie, sauna en restaurant. Daarvoor diende eiser een behoorlijke wandeling te maken naar Soleil Pierre Blanche.
Eiser heeft zijn klachten direct gemeld bij het hotelmanagement. Ook heeft hij contact opgenomen met een medewerker van gedaagde. Echter, eiser zou eerst vanaf 26 februari 2005 terecht kunnen in Soleil Pierre Blanche. Op 21 februari 2005 heeft eiser wederom contact opgenomen met gedaagde, en aangegeven dat hij bij het uitblijven van acceptabele accommodatie zich genoodzaakt voelde weer huiswaarts te keren.
Eiser betwist dat algemene voorwaarden van toepassing zijn, dan wel zijn deze op grond van art. 6:233 sub a e.v. BW vernietigbaar. Voor zover gedaagde zich beroept op een vervalbeding, had zij eiser op het bestaan daarvan dienen te wijzen, temeer daar zij wist dat eiser niet beschikte over de algemene voorwaarden.
3. Gedaagde voert verweer tegen de vorderingen, en concludeert tot afwijzing daarvan.
Met eiser is een reisovereenkomst gesloten in de zin van art. 7:500 e.v. BW. Volgens gedaagde zijn haar algemene voorwaarden van toepassing aangezien zowel de website als de reisgids daarnaar verwijzen.
Op grond van art. 17 lid 3 van de algemene voorwaarden, is tussen partijen bindend advies overeengekomen. In art. 17 lid 4 algemene voorwaarden is een vervaltermijn van één jaar overeengekomen. Indien als uitgangspunt moet worden genomen de einddatum van de reis, 3 maart 2005 dan is het dagvaarden op 19 april 2006 ruim te laat. Daarbij komt nog dat eiser voorzien was van een gemachtigde, en in correspondentie verwezen is naar de algemene voorwaarden. Het vorderingsrecht van eiser is derhalve vervallen.
Op grond van het recht dient de overeenkomst te worden uitgevoerd overeenkomstig de verwachtingen die eiser redelijkerwijs mocht hebben. In dit geval heeft eiser via internet zijn keuze gemaakt voor het twee sterren hotel Soleil Pierre Blanche, dat op de website als volgt is omschreven:
Dit is een eenvoudig hotel, gelegen in het grote complex Le Brelin, is abosoluut niet het mooiste gebouw maar het ligt wel op het zonnigste plekje van het dorp. Het is vanwege een aantal grotere kamers (4p) zeer geschikt voor gezinnen.
Tussen partijen is besproken dat een baby met oppas zou verblijven op de kamer, en over de mogelijkheid tot het opwarmen van een fles melk. Bij de receptie bestond die mogelijkheid.
Nadat eiser zich beklaagd had, is getracht een oplossing te bieden. Er is voor de eerste week een extra kamer aangeboden in het gedeelte van het hotel bij de receptie. Daarna zouden allen in dat gedeelte kunnen verblijven. Het is overigens onjuist dat eiser in een ander hotel zou zijn ondergebracht. Verder is eiser de suggestie gedaan om op kosten van gedaagde een flessenverwarmer te kopen. Dit alles heeft eiser niet tevreden kunnen stemmen.
Volgens gedaagde heeft eiser, gelet op de hem verstrekte informatie, er niet zomaar op mogen rekenen dat hij zou verblijven in de directe nabijheid van de receptie en/of alle andere voorzieningen. Dat is niet expliciet afgesproken, nog daargelaten dat gedaagde eiser die mogelijkheid als alternatief heeft aangeboden, zie hiervoor. Door eiser is derhalve niet aangetoond dat hetgeen aan hem is geleverd niet zou voldoen aan de gerechtvaardigde verwachtingen. Tenslotte heeft eiser ook niet voldaan aan zijn eigen schadebeperkingsverplichtingen c.q. meldingsplicht.
Ter zake de hoogte van de schade voert gedaagde aan dat eiser twee nachten gebruik heeft gemaakt van de accommodatie en gebruik heeft gemaakt van de skipassen.
De beoordeling
4. Eerst dient het meest verstrekkende verweer van gedaagde, inhoudende dat eiser op grond van de AV binnen een termijn van een jaar na afloop van de reis zijn vorderingsrecht had moeten instellen bij de rechter, te worden beoordeeld. Indien dit verweer slaagt, dan dient eiser niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, en kan een verdere inhoudelijke beoordeling achterwege blijven.
5. In de dagvaarding neemt eiser de stelling in dat gedaagde hem benaderd heeft, omdat "gesignaleerd" zou zijn dat hij de website van gedaagde had bezocht. Bij repliek stelt eiser voorts dat het aanbod van gedaagde geheel los stond van de website (zie repliek), zodat het op de weg lag van gedaagde hem de algemene voorwaarden toe te sturen met de reisbescheiden. Ter comparitie is gebleken dat de feitelijke gang van zaken anders lag. Eiser heeft eerst de website van gedaagde bezocht en daar zelf zijn interesse voor de accomodatie Soleil Pierre Blanche laten blijken door het invullen van een formulier waarin hij ook zijn telefoonnummer had opgegeven. Dit blijkt uit een door gedaagde ten behoeve van de comparitie verstrekt document. Het verweer van eiser (bij repliek): Ski France Vacances heeft in het telefoongesprek niet verwezen naar de website. [eiser] had er niet op bedacht hoeven zijn, dat daar algemene voorwaarden zouden staan, is dan ook niet houdbaar.
6. Gelet op het in artikel 6:234 lid 1 onder c BW gestelde, dient echter te worden vastgesteld of gedaagde aan eiser de algemene voorwaarden op haar website op een zodanige wijze ter beschikking heeft gesteld, dat deze door hem kunnen worden opgeslagen en voor hem toegankelijk zijn ten behoeve van latere kennisneming of, indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is -hetgeen bij dit soort elektronisch rechtsverkeer vrijwel ondenkbaar is-, voor de tot standkoming van de overeenkomst aan de wederpartij heeft bekend gemaakt waar van de voorwaarden langs elektronische weg kan worden kennisgenomen, alsmede dat zij op verzoek langs elektronische weg of op andere wijze zullen worden toegezonden. In dit verband dient gedaagde, die aanvoert dat de bezoeker van haar website gewezen wordt op de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden, deze stelling nader te adstrueren in het licht van het vorenstaande. Zij krijgt daartoe de gelegenheid een nadere conclusie te nemen, waarna eiser de gelegenheid krijgt daarop te reageren.
De beslissing
De kantonrechter:
Laat gedaagde toe tot het nemen van een conclusie met het doel als hiervoor onder 6 is weergegeven.
Verwijst de zaak daartoe naar de civiele terechtzitting (rolzitting) van 7 februari 2007.
Uitstel voor het nemen van deze conclusie wordt gedaagde in beginsel niet verleend.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Friedberg, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 10 januari 2007 in het openbaar uitgesproken.