ECLI:NL:RBALK:2007:BB4613
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag van beveiligingsambtenaar wegens overtreding van de Opiumwet en de WGv
In deze zaak gaat het om een beveiligingsambtenaar van het Marinebeveiligingskorps die zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van de Opiumwet en de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (WGv). De eiser, die sinds 1985 als burgerambtenaar bij Defensie werkzaam was, werd op 11 april 2005 aangehouden na een doorzoeking van zijn woning, waar harddrugs en andere verboden middelen werden aangetroffen. Na zijn vrijlating werd hij geschorst en kreeg hij op 19 april 2005 het voornemen tot disciplinair ontslag wegens plichtsverzuim. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 augustus 2007, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.H. Prins, en de minister van Justitie werd vertegenwoordigd door mr. A.E.P. van Zandbergen.
De rechtbank oordeelde dat de eiser, gezien zijn functie als beveiligingsambtenaar, zich had moeten onthouden van drugsgebruik en -bezit. De rechtbank stelde vast dat het plichtsverzuim van de eiser ernstig was, gezien de aard van de overtredingen en de vertrouwensfunctie die hij vervulde. De rechtbank concludeerde dat de minister van Justitie op goede gronden het ontslag had kunnen opleggen, omdat het functioneren van de eiser als beveiligingsbeambte niet meer mogelijk was na de bewezen overtredingen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde het besluit van de minister om hem te ontslaan.
De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en betrouwbaarheid voor defensiepersoneel, vooral in vertrouwensfuncties zoals die van beveiligingsambtenaar. De rechtbank wees erop dat de eiser, door zijn gedrag, niet alleen zijn eigen integriteit had ondermijnd, maar ook het vertrouwen in het beveiligingskorps van de Koninklijke Marine had geschaad. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van 3 juli 2006 ongegrond en bevestigde de disciplinaire straf van ontslag.