ECLI:NL:RBALK:2007:BB2738
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor betaling van een factuur bij schijn van volmacht
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Alkmaar op 7 juni 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de aansprakelijkheid voor een factuur. De eiser, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarder J.J. van der Voort, vorderde betaling van een bedrag van € 3.134,45, dat voortkwam uit een opdracht die was gegeven door de heer [de heer M.W.] voor de levering en plaatsing van een rolhek. De heer [de heer M.W.] handelde daarbij naar eigen zeggen namens de onderneming [Xx], waarvan [gedaagde] de eigenaar was. De eiser stelde dat hij mocht vertrouwen op de bevoegdheid van [de heer M.W.] om de opdracht te geven, terwijl [gedaagde] betwistte dat zij op de hoogte was van deze overeenkomst en dat zij toestemming had gegeven.
De kantonrechter oordeelde dat het niet relevant was of [de heer M.W.] de schijn van bevoegdheid had opgewekt, maar of [gedaagde] dat had gedaan door haar verklaringen of gedragingen. De rechter concludeerde dat [eiser] onvoldoende feiten had aangedragen die erop wezen dat [gedaagde] de opdracht had bekrachtigd. De kantonrechter benadrukte dat de affectieve relatie tussen [gedaagde] en [de heer M.W.] geen zakelijke basis bood voor het vertrouwen dat [eiser] had gesteld. Bovendien had [gedaagde] geen protest aangetekend tegen de opdracht, maar dit betekende niet dat zij instemde met de overeenkomst.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten, die voor [gedaagde] op nihil werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van het verifiëren van volmachten in zakelijke transacties, vooral bij aanzienlijke bedragen, en dat de verantwoordelijkheid voor de toereikendheid van een volmacht bij de feitelijke opdrachtgever ligt.