4.1 Het door Intermaris gevoerde verweer dat de VVE niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat de meeste gebreken die worden vermeld in het rapport van Lengkeek betrekking hebben op de individuele appartementen, slaagt niet.
4.2 Door de VVE is (mede namens de individuele bewoners) aan Lengkeek opdracht verstrekt om een onderzoek in te stellen naar de oorzaak van de geconstateerde gebreken en een beoordeling te geven over de mogelijke wijze van herstel. In de contacten met Lengkeek behartigt de VVE zowel haar eigen belangen, als de belangen van haar leden. Thans verzoekt Lengkeek in het kader van die opdracht inzage van bepaalde stukken bij de VVE, welke stukken Lengkeek nodig heeft voor de nadere beoordeling van de reeds geconstateerde gebreken. Nu de huidige procedure duidelijk een uitvloeisel is van het verstrekken van genoemde opdracht aan Lengkeek door de VVE moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook de onderhavige zaak worden beschouwd als het instellen van een collectieve actie door de VVE als bedoeld in artikel 3:305a BW. Om die reden kan de VVE in haar vordering worden ontvangen. Ten overvloede wordt Intermaris erop gewezen dat zij er alleen maar bij gebaat is dat een collectieve actie wordt ingesteld door de VVE, aangezien zij zich in het andere geval geconfronteerd zou zien met vele afzonderlijke klagers omtrent de geconstateerde gebreken.
4.3 Ten aanzien van het verweer van Intermaris dat de VVE geen rechtmatig belang heeft bij het opvragen van de stukken omdat zijzelf geen contractuele relatie met Intermaris heeft, wordt geoordeeld dat uit het hiervoor overwogene reeds volgt dat het hier gaat om een collectieve actie waarbij de VVE de individuele leden, met wie Intermaris wel een contractuele relatie heeft, vertegenwoordigt. Derhalve moet geoordeeld worden dat de VVE wel degelijk een rechtmatig belang bij de door haar opgevraagde stukken heeft.
4.4 Ten aanzien van het standpunt van Intermaris dat de vordering van de VVE te onbepaald is nu deze verder strekt dan de door haar expliciet genoemde stukken en dat Intermaris op die grond niet gehouden kan worden tot het verstrekken van de stukken wordt het volgende overwogen. Ter zitting heeft de VVE in haar gewijzigde vordering specifiek aangegeven welke stukken zij (namens Lengkeek) wenst te ontvangen, teneinde Lengkeek in de gelegenheid te stellen een eindrapportage op te stellen. Bovendien heeft zij verklaard dat zij er van uitgaat dat indien Intermaris de expliciet genoemde stukken aan de VVE heeft verstrekt, zij hiermee aan het gevorderde zal hebben voldaan.Voorts heeft de VVE bij monde van haar voorzitter desgevraagd toegezegd dat, de gevraagde stukken, waaronder het bestek, uitsluitend gebruikt zullen worden in het kader van een nadere onderzoek van Lengkeek met betrekking tot de reeds geconstateerde en in het rapport van bevindingen van Lengkeek vermelde gebreken. Gelet op deze toezegging is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet geoordeeld kan worden dat de vordering van de VVE te onbepaald is zodat er sprake is van een 'fishing expedition' door de VVE. De vordering van de VVE is derhalve in die zin toewijsbaar dat (kopieën van) de expliciet genoemde stukken moeten worden verstrekt. De voorzieningenrechter wijst er in dit verband ook op dat Intermaris op 12 maart 2007 reeds aan de VVE heeft toegezegd om bepaalde stukken aan de VVE te doen toekomen. Aan deze afspraak heeft Intermaris nog altijd niet geheel voldaan en naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient zij die stukken sowieso nog aan de VVE te doen toekomen. Daarbij dient de VVE wel de eventuele kosten die dit met zich mee zal brengt, voorlopig voor haar rekening te nemen, gelet ook op het bepaalde in artikel 843a lid 1 Rv.
4.5 Ten aanzien van het verweer van Intermaris dat er sprake is van een gewichtige reden op grond waarvan zij de stukken niet behoeft te verschaffen, wordt het volgende overwogen. Door Intermaris is niet gesteld, noch is anderszins gebleken dat door het verstrekken van de gevraagde stukken haar belangen worden geschaad, zodat aan dit beroep van Intermaris voorbij gegaan zal worden.
4.6 Ten aanzien van het standpunt van Intermaris dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd omdat de stukken vaak ook bij Bouw en Woningtoezicht of de gemeente zijn in te zien, wordt het volgende overwogen. Intermaris heeft de koop-/aanneemovereenkomsten gesloten met de individuele eigenaars van de appartementen in de Residentie. Bij of kort na de oplevering van deze appartementen zijn door diverse eigenaars (vaak gelijksoortige) gebreken geconstateerd aan de appartementen en aan de gemeenschappelijke ruimten. Omdat de eigenaars en/of de VVE in onderling overleg met Intermaris niet tot een voor de eigenaars acceptabele oplossing van de problemen konden komen, hebben de eigenaars bij monde van de VVE Lengkeek opdracht gegeven de gebreken te beoordelen. Thans heeft Lengkeek in haar tussenrapportage gevraagd om overlegging van bepaalde stukken teneinde onderzoek te kunnen doen naar de oorzaak van de gebreken en naar de mogelijke herstelmethoden. Door de VVE zijn deze stukken vervolgens opgevraagd bij de wederpartij, zijnde Intermaris. Geoordeeld moet worden dat Intermaris er zelf ook belang bij heeft dat er duidelijkheid ontstaat omtrent de oorzaak van bepaalde geconstateerde gebreken, zodat het ook voor haar duidelijk wordt of er aansprakelijkheid voor het ontstaan van de gebreken bestaat en zo ja bij wie deze ligt, dit met name met het oog op toepasselijkheid van de onder artikel 10 in de koop-/aanneemovereenkomsten opgenomen garantieregeling dan wel met het oog op eventueel te maken herstelkosten. Gelet op deze situatie, waarbij beide partijen ieder een eigen belang bij duidelijkheid hebben, acht de voorzieningenrechter het in strijd met hetgeen maatschappelijk betamelijk is indien Intermaris zich thans als het ware 'verschuilt' achter de mededeling dat bepaalde stukken openbaar zijn en derhalve ook langs andere weg door de VVE verkrijgbaar c.q. inzichtelijk zijn, zodat een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd. Op deze manier wordt immers de procedure om tot een oplossing te geraken onnodig bemoeilijkt. Om die reden zal aan dit verweer van Intermaris voorbij gegaan worden.
4.7 Tot slot heeft Intermaris zich op het standpunt gesteld dat zij niet gehouden is bewijs tegen zichzelf aan te leveren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ziet deze bepaling meer op een regeling voor de situatie dat er sprake is van een 'fishing expedition' waarbij een partij zoveel mogelijk stukken opvraagt om op die manier het bewijs tegen de ander te verkrijgen. Zoals hierboven reeds is overwogen, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de onderhavige zaak geen sprake van een dergelijke 'fishing expedition'. De gebreken waar het hier om gaat zijn inmiddels allemaal bekend bij Intermaris en zij heeft ook in reactie op de tussenrapportage van Lengkeek aangegeven welke gebreken volgens haar wel en welke niet voor herstel aanmerking komen, omdat ze buiten de garantieregeling vallen. Thans dient Lengkeek, in het kader van de afronding van de aan haar verstrekte opdracht, te beschikken over de stukken waarvan door de VVE aan Intermaris afgifte is gevraagd. Niet valt uit te sluiten dat Intermaris door het verschaffen van de gevraagde stukken aan de VVE op enigerlei wijze inderdaad bewijs tegen zichzelf aanlevert en dat de stukken door de VVE zullen worden gebruikt in de problematiek omtrent de gebreken. Dit zal vaak het gevolg zijn van het uitleveren van stukken ingevolge artikel 843a Rv. Dit brengt echter niet zonder mee dat Intermaris hierdoor dusdanig in haar belangen geschaad wordt dat geoordeeld moet worden dat van haar niet verlangd kan worden om deze stukken aan haar wederpartij te overhandigen. Om die reden slaagt ook dit verweer niet.
4.8 Concluderend kan worden geoordeeld dat Intermaris, al dan niet in overleg met Lengkeek, (kopieën of de digitale versie van) de gevraagde stukken dient af te geven aan de VVE, onder vergoeding door de VVE van de eventuele (onderbouwde) kosten die hiermee gemoeid zullen zijn.
4.9 De gevorderde dwangsom is eveneens toewijsbaar met dien verstande dat er aanleiding bestaat de dwangsom te matigen en te maximeren.
4.10 Intermaris zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.