ECLI:NL:RBALK:2007:BB1895

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
14 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
222324 CV EXPL 06-4735
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige zorgpremies en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Groene Land PWZ Achmea Zorgverzekeringen N.V., rechtsopvolgster van de onderlinge waarborgmaatschappij Groene Land PWZ Zorgverzekeraar U.A., een vordering ingesteld tegen een gedaagde die als verplicht verzekerde was aangemeld. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 293,93, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, wegens achterstallige zorgpremies over de periode tot januari 2006. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelde dat hij niets verschuldigd was, omdat hij sinds januari 2006 verzekerd was bij een andere zorgverzekeraar. De eiseres heeft echter aangetoond dat de vordering betrekking had op een periode waarin de gedaagde bij haar verzekerd was en dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de verschuldigde premies.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoende had betwist dat hij verzekerd was bij de eiseres gedurende de relevante periode. De gedaagde deed ook een beroep op persoonlijke omstandigheden, maar de rechtbank oordeelde dat een betalingsregeling niet bij vonnis kon worden opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld, maar dat er geen salarispunt voor de dagvaarding kon worden toegekend, omdat de eiseres niet had voldaan aan de vereisten van de artikelen 21 en 85 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten vastgesteld. Het vonnis is op 14 februari 2007 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 222.324 / 06-4735 (H.K.)
Uitspraakdatum: 14 februari 2007
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap GROENE LAND PWZ ACHMEA ZORGVERZE-KERINGEN N.V., zijnde de rechtsopvolgster onder algemene titel van de onderlinge waarborgmaatschappij Groene Land PWZ Zorgverzekeraar U.A., handelende onder de naam PWZ Achmea, kantoorhoudende te Amsterdam (statutair gevestigd te Utrecht)
e i s e r e s
gemachtigde: mevr. P. de Ruijter, gerechtsdeurwaarder te Hoorn
tegen
[gedaagde], wonende te Heerhugowaard aan [adres]
g e d a a g d e
in persoon procederend.
1. Het procesverloop
Eiseres heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 19 september 2006.
Gedaagde heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Vervolgens is door eiseres gediend van repliek, tevens houdende akte aanvulling grondslag.
Hierna heeft gedaagde gediend van conclusie van dupliek.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
2. De vaststaande feiten
Gedaagde heeft zich bij eiseres aangemeld als verplicht verzekerde, zoals bedoeld in de voor 1 januari 2006 bestgaande Ziekenfondswet. Eiseres heeft gedaagde als verplicht verzekerde bij het ziekenfonds ingeschreven.
Op 1 januari 1989 is de Wet van 15 december 1988 houdende invoering van een gedeeltelijke nominale premie in de ziekenfondsverzekering in werking getreden. Ten gevolge van deze wet is vanaf 1 januari 1989 iedere ziekenfondsverzekerde een nominale premie ziekenfondsverzekering verschuldigd, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen.
3. Het geschil
3.1 Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagde tot betaling van een bedrag ad € 293,93, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2006 en kosten rechtens.
3.2 Eiseres stelt hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende.
Gedaagde is met betaling van de verschuldigde nominale premie, aanvullende premie en tandartspremie over de periode tot januari 2006 in gebreke gebleven; met betrekking tot die twee laatste posten heeft eiseres de grondslag van haar vordering bij repliek aangevuld. Op grond hiervan heeft eiseres opeisbaar van gedaagde te vorderen een bedrag van € 249,80.
Omdat gedaagde ondanks aanmaning niet tot betaling van dit bedrag is overgegaan, heeft eiseres haar vordering uit handen moeten geven aan haar gemachtigde. Daarom vordert eiseres naast voormelde hoofdsom tevens een bedrag van € 44,03 aan buitengerechtelijke kosten, inclusief btw.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd op welk verweer - voor zover van belang - bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 Bij conclusie van antwoord (en ook bij conclusie van dupliek) stelt gedaagde dat hij niets verschuldigd is, omdat hij sedert januari 2006 is verzekerd bij Agis Zorgverzekering.
De onderhavige vordering van eiseres betreft echter achterstallige betaling over de periode tot 1 januari 2006 en gesteld noch gebleken is dat gedaagde toen niet verzekerd zou zijn geweest bij eiseres.
De vordering is daarom als niet (voldoende) betwist toewijsbaar.
4.2 Gedaagde doet voorts een beroep op persoonlijke omstandigheden.
Voor een eventuele betalingsregeling dient hij zich in verbinding te stellen met (de gemachtigde van) eiseres, omdat een dergelijke regeling niet dwingend bij vonnis kan worden opgelegd.
4.3 Gedaagde dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld, met dien verstande dat géén salarispunt voor de dagvaarding zal worden toegekend, nu eiseres niet voldaan heeft aan het vereiste van art. 21 en 85 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (eiseres heeft niet reeds bij dagvaarding alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aangevoerd en niet alle van belang zijnde bijlagen bij dagvaarding overgelegd).
5. De beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen kwijting te betalen een bedrag van € 293,83, te vermeerderen met de wettelijke over € 249,80 vanaf 19 juli 2006 tot de dag van betaling.
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten, die tot heden voor eiseres worden vastgesteld op een bedrag van € 238,13 [inclusief BTW indien en voorzover door gedaagde verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 60,-- voor salaris van de gemachtigde van eiseres [waarover gedaagde geen BTW verschuldigd is].
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Schlingemann, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op woensdag 14 februari 2007 in het openbaar uitgesproken.