ECLI:NL:RBALK:2007:BB1362
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Juridische positie van zorgstichting ten opzichte van pleegouders en blokkaderecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 20 juni 2007 uitspraak gedaan over de juridische positie van een zorgstichting in vergelijking met die van pleegouders, specifiek met betrekking tot het inroepen van het blokkaderecht. De stichting, in dit geval Stichting Philadelphia Zorg, had een verzoek ingediend tot ontheffing van de moeder van het gezag over haar minderjarige kind, geboren op 20 januari 1996. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de vader van de minderjarige zijn gescheiden en dat de moeder na de echtscheiding alleen belast is gebleven met het ouderlijk gezag. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de minderjarige sinds 6 augustus 2001 uit huis is geplaatst en momenteel in een woonvoorziening voor verstandelijk gehandicapten verblijft.
De rechtbank heeft de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 267 en 268 van Boek 1, in overweging genomen. Artikel 267 lid 1 bepaalt dat ontheffing van het ouderlijk gezag alleen kan worden uitgesproken op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of het openbaar ministerie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de juridische positie van pleegouders wezenlijk verschilt van die van de zorgstichting, omdat de stichting niet de mogelijkheid heeft om het blokkaderecht in te roepen. Dit betekent dat de stichting niet kan verzoeken om ontheffing van het gezag, aangezien dit verzoek alleen kan worden ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming of het openbaar ministerie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de stichting niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot ontheffing van de moeder van het ouderlijk gezag. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de rechtbank heeft benadrukt dat de zorgstichting geen wettelijke mogelijkheid heeft om een verzoek in te dienen in deze specifieke situatie.