ECLI:NL:RBALK:2007:BB0709

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
31 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810538.06
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van moord met terbeschikkingstelling en dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 31 juli 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 december 2006 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en met voorbedachten rade het leven van een slachtoffer heeft beroofd. Ondanks het verweer van de verdachte dat hij niet toerekeningsvatbaar was, heeft de rechtbank de moord bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychiatrische rapportages die aantoonden dat de verdachte leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk schizofrenie van het paranoïde type. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de nabestaande van het slachtoffer, in behandeling genomen en een schadevergoeding toegewezen van € 6.374,96. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit, gezien zijn geestelijke toestand, en heeft de maatregel van TBS gelast, met de noodzaak van verpleging van overheidswege. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de psychische toestand van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Locatie Alkmaar
Parketnummer : 14.810538.06
Datum uitspraak : 31 juli 2007
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
verblijvende in de PI Noord-Holland Noord, Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag, De Compagnie 1.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 juli 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
- het tenlastegelegde zal bewezen verklaren;
- de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging;
- de terbeschikkingstelling van verdachte zal gelasten, met bevel dat verdachte van overheidswege verpleegd zal worden;
-de vordering van de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer] bij wijze van voorschot zal toewijzen tot een bedrag van € 48.000,=, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en
mr. P.G. Wemmers, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 12 december 2006 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na
kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] meermalen met een mes in het
gezicht en/of (elders) in het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of die [slachtoffer] meermalen op haar hoofd en/of in/tegen haar gezicht en/of tegen haar
lichaam te slaan, terwijl hij (verdachte) (daarbij) een mes in zijn hand(en)
had,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 12 december 2006 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na
kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] meermalen met een mes in het
gezicht en elders in het lichaam van die [slachtoffer] te steken,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. NADERE MOTIVERING
De raadsman van verdachte heeft gesteld, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van moord aangezien er geen sprake is geweest van “kalm beraad en rustig overleg”.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit het dossier komt naar voren dat:
- verdachte meermalen heeft geroepen dat hij zijn vader, [slachtoffer] en die [R] zou vermoorden;
- hij op 7 december 2006 ten overstaan van politieambtenaren heeft aangegeven dat er “dooien zouden vallen”en dat hij zijn vader en [slachtoffer] zou vermoorden;
- hij enkele weken eerder zich in een winkel heeft laten informeren over messen en een aanbetaling heeft gedaan voor een mes van het merk Smith & Wesson, type Swat, het latere moordwapen;
- hij op 11 december 2006 het restant van de koopsom heeft voldaan en dit mes heeft opgehaald;
- uit de camerabeelden van Blokker en de Rabobank aan de Europaboulevard blijkt dat verdachte [slachtoffer] in de omgeving van haar werk heeft opgewacht en haar op de fiets heeft achtervolgd;
- hij [slachtoffer] terwijl zij op de Laan van Troyes fietst, van achteren is genaderd, naast haar is gaan fietsen en haar een klap op haar rug heeft gegeven, waarna [slachtoffer] ten val is gekomen;
- verdachte heeft vervolgens [slachtoffer] die op de grond lag, meermalen met een mes gestoken en is daartoe tot tweemaal toe teruggekomen.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat wel degelijk sprake is geweest van voorbedachten rade om [slachtoffer] om het leven te brengen.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
moord.
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank heeft kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende rapportage omtrent de persoon van de verdachte, in het bijzonder van het rapport van het Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht gedateerd 7 juni 2007, opgemaakt door A.E. Ederveen-Grochowska, psychiater en P.E. Geurkink, psycholoog.
Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
CONCLUSIE
In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concluderen de ondergetekenden dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit lijdende was aan een zodanig ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat dit feit - indien bewezen - hem niet kan worden toegerekend.
ADVIES
Betr. is een 34-jarige, op een laaggemiddeld intelligentieniveau functionerende Nederlandse man. Vanaf de jongvolwassenheid zijn bij betr. aanwijzingen voor psychotische belevingen en paranoïde ideeën. In de daaropvolgende jaren hebben psychotische symptomen zich geleidelijk aan ontwikkeld tot gesystematiseerde paranoïde wanen (‘stalkingscomplot’). Vanaf 2001 worden bij betr. periodes met een toename van positieve symptomen, desorganisatie van het gedrag en gedragsstoornissen beschreven. Omdat de symptomen van betr. alle psychische functies (denken, voelen en handelen) verstoren en hem ernstig in zijn psychosociaal functioneren belemmeren wordt voldaan aan de criteria van schizofrenie, paranoïde type volgens de DSM-IV-TR-classificatie. Daarnaast is er sprake van een chronisch patroon van cannabisgebruik dat past bij de afhankelijkheid van dit middel.
Wat betreft de factoren die met het ontstaan van schizofrenie samenhangen, kunnen bij betr., afgezien van een genetische gevoeligheid, biologische factoren (problemen bij de geboorte zoals zuurstoftekort) in combinatie met omgevingsfactoren (gevoelens van onveiligheid in de thuissituatie door strenge en veeleisende opvoedingsmethodes van vader) en cannabisgebruik (en andere drugs zoals xtc, cocaïne in het verleden) genoemd worden. Bij het aanvullend neurologisch en beeldvormend onderzoek (MRI-scan van de hersenen en een e.e.g.) werden geen aanwijzingen gevonden voor andere organische pathologie.
Het psychiatrisch toestandsbeeld dat betr., ondanks het gebruik van antipsychotische medicatie in een hoge dosering, bij het huidige onderzoek vertoont, wordt gekenmerkt door wanen die vooral betrekking hebben op zijn vader, mensen met wie betr. contact heeft gehad in het verleden en zijn buren. Het tot stand komen van de wanen en het feit dat de waanvorming bij betr. nog steeds actief is, wat blijkt uit het feit dat nieuwe personen in het waansysteem kunnen worden opgenomen, kunnen het beste verklaard worden vanuit het cognitieve model (zie het psychologisch rapportonderdeel). Volgens dit model is het ontstaan van achtervolgingswanen het gevolg van (paranoïde) misinterpretaties van sociale interacties en intenties van anderen. De neiging van betr. om plotseling ongepast, gespannen en dreigend te reageren in sociale interacties wordt meerdere malen waargenomen op de afdeling (zie het observatieverslag van de groepsleiding). De wanen, waarvan sommige betrekking hebben op de psychoseksuele identiteit van betr., roepen bij hem boze gevoelens op door hun overheersend en intrusief karakter. Betr. lijkt wel te weten dat anderen zijn uitingen als wanen bestempelen, maar zelf kan hij, zelfs jaren daarna, geen afstand nemen van zijn overtuigingen. In stressvolle situaties of onder de ervaren druk van buitenaf is hij geneigd om zijn waanideeën te volgen en zich niet meer te laten corrigeren door feiten of reacties van anderen zoals mensen uit zijn directe omgeving, de hulpverlening en politie. In het verleden heeft dit vooral geleid tot het uiten van verbale dreigementen en enkele keren tot agressieve incidenten.
Op basis van de beschikbare informatie kan de werkelijke aard van het contact tussen betr. en het slachtoffer in de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde niet volledig worden weergegeven. Hoewel betr. ontkent dat hij wist waar het slachtoffer woonde en dat hij bij haar op haar nieuwe adres op bezoek is geweest, geeft hij tegelijkertijd te kennen dat hij haar vaak in het winkelcentrum zag en op de hoogte was van haar nieuwe relatie. Op basis van het onderzoek kan vastgesteld worden dat betr. al gedurende langere tijd (jaren) waan(achtige)ideeën over het slachtoffer heeft ontwikkeld en sterk ambivalente gevoelens jegens haar koesterde.
Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat bij betr. ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van schizofrenie, paranoïde type, en dat hij toen in een psychose verkeerde. Tevens was er sprake van cannabisafhankelijkheid. De uitlokkende factoren van een terugval in een psychose waren de slechte medicatietrouw, cannabismisbruik, financiële problemen en een dreigende uithuiszetting. In de weken voorafgaand aan het tenlastegelegde uitte betr. meerdere malen paranoïd gekleurde dreigementen tegen meerdere personen. Het blijft echter onduidelijk wat de directe ‘triggers’ voor betr. waren om tot het tenlastegelegde over te gaan. Hoewel betr. in gesprekken benadrukt dat hij geen plannen had om het slachtoffer te doden, kunnen de waanachtige preoccupatie met het slachtoffer, zijn wrokgevoelens en de aankoop van een mes wijzen op het planmatige handelen onder invloed van een psychose.
De amnesie voor het ten laste gelegde feit is, volgens het onderzoek, niet gebaseerd op een organische oorzaak. Het is aannemelijk dat een psychogene factor daaraan ten grondslag ligt (zie het psychologisch rapportonderdeel). Uit het feit dat betr. zich het tenlastegelegde niet herinnert, kan echter niet direct afgeleid worden dat betr. tijdens het tenlastegelegde in een toestand van bewustzijnsverlaging handelde. Gezien het feit dat de cognitieve functies van betr. met behulp van de medicatie aan het verbeteren zijn in de detentieperiode, is het niet uitgesloten dat ook het geheugenverlies voor de periode rondom het tenlastegelegde reversibel is. Tevens kan niet worden uitgesloten dat procesbelangen een rol spelen in betr.’s verklaringen over het tenlastegelegde.
Hoewel betr.’s planningsvermogen niet duidelijk is aangetast, is zeer aannemelijk dat door de waan de realiteitstoetsing met betrekking tot personen die figureren in die waan en betr.’s vermogen om de situatie adequaat te beoordelen, volledig afwezig was. In verband hiermee achten wij betr. volledig ontoerekeningsvatbaar voor het ten laste gelegde feit, indien bewezen.
Het gevaar voor herhaling van soortgelijke delicten als het thans tenlastegelegde wordt, op basis van de aard en ernst van de beschreven pathologie, zonder behandeling groot geacht. Volgens de wetenschappelijke literatuur leiden achtervolgingswanen vaker tot ernstig gewelddadig gedrag dan andere psychotische belevingen, vooral wanneer deze een sterke emotionele lading hebben. De schizofrenie is een stoornis met een chronisch beloop en leidt van tijd tot tijd tot acute terugvallen en een verdere verslechtering van betr.’s psychosociaal functioneren. De wanen van betr. zijn, ondanks het gebruik van antipsychotische medicatie, gedurende het huidige onderzoek niet corrigeerbaar en gaan gepaard met sterke gevoelens van boosheid. De kans is daarom aanwezig dat deze in de toekomst kunnen leiden tot een herhaling van het delictgedrag, zoals ook ondersteund wordt door betr.’s score op de klinische items van de HCR-20 schaal (risicotaxatie). Daarnaast is in het onderzoek niet helemaal duidelijk geworden welke factoren er uiteindelijk toe hebben bijgedragen dat betr. zijn dreigementen heeft uitgevoerd (het tenlastegelegde pleegde, indien bewezen).
Gelet op het voorgaande adviseren wij Uw College aan betr. de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, met bevel tot verpleging van overheidswege. Voor een behandeling in een minder gedwongen kader ontbreekt bij betr. - naast voldoende inzicht in zijn problematiek - de noodzakelijke interne motivatie. De ambulante behandeling op vrijwillige basis gericht op bestrijden van de psychose is ontoereikend gebleken, mede omdat betr. zijn afspraken niet nakwam en medicatieontrouw was. Bij de behandeling zal gebruik gemaakt kunnen worden van antipsychotische medicatie en het aanbieden van heldere structuur.
Met deze conclusie en dit advies kan de rechtbank zich verenigen.
De rechtbank is van oordeel dat aan de verdachte het bewezenverklaarde wegens de ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kan worden toegerekend en dat de verdachte daarvoor moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
De rechtbank zal, gelet op de genoemde rapportage omtrent de persoon van de verdachte, de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten, nu het door de verdachte begane feit een misdrijf is, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
De rechtbank zal voorts bevelen, dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd, nu de algemene veiligheid van personen die verpleging eist, één en ander overeenkomstig het in genoemde rapportage uitgebracht advies.
8. BENADEELDE PARTIJ
De benadeelde partij [nabestaande slachtoffer], wonende te [adres en woonplaats nabestaande slachtoffer], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van
€ 71.262,84 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die € 6.374,95 betreft, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 6.374,95 te weten de volgende posten op het voegingsformulier:
post 2 – ziekenzorg € 242,00
post 4 - uitvaart / CD’s / foto € 7.153,99
post 5 - kaarten / advertentie / postzegels ` € 1.564,16
post 8 – familiebijeenkomst € 375,90
__________
€ 9.336,05
minus de anderszins vergoede schade - € 2.961,10
kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij een gedeelte niet in rechtstreeks verband tot het bewezenverklaarde te weten de opgevoerde posten 10 en 11 betreffende “de studievertraging, wonen, onderhoud en later werken van [M] en [S]” en voor het resterende deel van de vordering is deze niet van zo eenvoudige aard dat die zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
10. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast voorts de terbeschikkingstelling van de verdachte.
Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer], wonende te [adres en woonplaats nabestaande slachtoffer] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 6.374,96 (zesduizenddriehonderdvierenzeventig euro en zesennegentig eurocent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. de Klerk, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. M.E. Francke, rechters,
in tegenwoordigheid van B.M. Strijd-van den Berg, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 juli 2007.