ECLI:NL:RBALK:2007:BB0490

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
25 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.678762-06
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige: strafzaak tegen verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 25 april 2007 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ongeveer zeven maanden ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de elfjarige dochter van een vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het vertrouwen van het slachtoffer op grove wijze heeft geschonden, wat niet alleen een inbreuk op de lichamelijke, maar ook op de geestelijke integriteit van het slachtoffer met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, meermalen gepleegd.

De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op basis van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft in overweging genomen dat de verdachte een blanco strafblad heeft en momenteel in behandeling is bij de FPA te Heiloo. Daarom is besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, samen met een taakstraf bestaande uit een werkstraf. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder de verplichting om de behandeling bij de FPA te voltooien.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen. De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd van € 1050,00, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding, met de mogelijkheid van hechtenis bij gebreke van betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling van de verdachte in aanmerking hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14.678762-06
Datum uitspraak: 25 april 2007
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
- het tenlastegelegde zal bewezen verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, te
vervangen door 100 dagen hechtenis, een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden, geheel voorwaardelijk, met hieraan verbonden een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zijn behandeling bij de FPA te Heiloo afmaakt en dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen gesteld door of namens Reclassering Nederland;
- de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen;
- hetgeen door de verdachte en mr. M. Berbee, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
- De schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer].
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2005 tot en met 12 mei 2006 in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1994), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit – het met de voeten en/of vingers meermalen betasten en/of strelen en/of aanraken van de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en/of – het meermalen betasten en/of beetpakken van de borsten van die [slachtoffer] en/of – het meermalen zoenen van die [slachtoffer] op haar mond en/of – het meermalen beroeren van de lippen van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes,
tong en/of – het meermalen naakt in bed gaan liggen tegen die [slachtoffer] en/of (daarbij) het leggen van zijn, verdachtes penis op/tegen het blote been van die [slachtoffer];
2. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 12 mei 2006 in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1994), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het met de voeten en vingers betasten en/of aanraken van de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en
- het meermalen betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
- het zoenen van die [slachtoffer] op haar mond en
- het beroeren van de lippen van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, tong en
- het naakt in bed gaan liggen tegen die [slachtoffer] en daarbij het leggen van zijn, verdachtes, penis op het blote been van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
5. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
6. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN.
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer zeven maanden ontuchtige handelingen gepleegd met de elfjarige dochter van een vriendin. Verdachte heeft het door het slachtoffer in hem gestelde vertrouwen op een zeer grove wijze geschonden. Hierdoor is niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke, maar ook op de geestelijke integriteit van het slachtoffer.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister, gedateerd 01 maart 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 16 januari 2007 van E. Olieberg als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, inhoudende onder meer:
Betrokkene zegt al 25 jaar pedoseksuele gevoelens te hebben. Betrokkene zegt zich weinig te kunnen herinneren, maar dat hetgeen aangeefster vertelt wel waar zal zijn.
Het volgen van een groepstherapie lijkt geïndiceerd als gedragsinterventie om zicht te krijgen op de wijze waarop betrokkene zichzelf in een delictsituatie bracht. Cliënt heeft zich gemeld bij de FPA en stelt zich open voor behandeling. Gezien de poging van cliënt om erachter te komen hoe hij met zijn pedoseksuele gevoelens moet omgaan, lijkt voltooiing van de behandeling bij de FPA noodzakelijk.
Zonder behandeling/handvaten om zijn gedrag te veranderen lijkt ( de rechtbank leest: de kans op) recidive hoog. Betrokkene kan ondersteuning gebruiken en motivatie gebruiken om niet te recidiveren.
Advies
Indien de ernst van de strafbare feiten dit rechtvaardigt adviseren wij de Rechtbank cliënt een werkstraf op te leggen, gelet op de sociale omstandigheden van betrokkene (behoud werk). Tevens adviseren wij hem een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact. Met een vermelding in het vonnis, ook als dit inhoudt een behandeling bij de FPA (…) zolang de instelling dat nodig acht.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
De rechtbank is van oordeel dat tevens een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
Bij de bepaling van de duur en de vorm van die vrijheidsstraf, de daaraan verbonden proeftijd en die taakstraf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf. De rechtbank houdt echter rekening met het blanco strafblad van verdachte. Tevens acht de rechtbank het van belang dat verdachte behandeling bij de FPA afmaakt. De rechtbank zal daarom de gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm opleggen. Teneinde de kans op recidive te verkleinen zal de rechtbank bijzondere voorwaarden verbinden aan deze voorwaardelijk opgelegde straf en voorts een langere dan de gebruikelijke proeftijd bepalen. Bij het bepalen van de duur van de proeftijd heeft de rechtbank meegewogen dat de behandeling bij de FPA te Heiloo nog ongeveer twee tot twee en een half jaar in beslag zal nemen. De rechtbank acht het van belang dat ook na afloop van deze behandeling de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf nog gedurende enige tijd blijft doorlopen.
De rechtbank zal een lagere dan de geëiste werkstaf opleggen. Gelet op het tijdsbeslag van de behandeling bij de FPA te Heiloo, welke verdachte thans reeds ondergaat en nog zal ondergaan en mede gelet op het feit dat verdachte een full-time baan heeft, acht de rechtbank een lagere dan de geëiste werkstaf gepast. Omdat de rechtbank echter ook de ernst van het feit tot uitdrukking wil brengen zal de rechtbank, gelet op deze lagere werkstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen welke hoger is dan de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf.
7. BENADEELDE PARTIJ
De benadeelde partij [slachtoffer], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1050,00 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Ter terechtzitting heeft mr. G.A.M. van Dijk namens de benadeelde partij de vordering toegelicht, en daarbij verklaard dat de materiële schade € 50,00 en de immateriële schade thans € 1000,00 bedraagt.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 1050,00 kan de vordering, nu de verdediging het bedrag niet heeft betwist, tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
8. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22b, 36f, 57, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
10. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van
140 (honderdveertig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 70 dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zo ver die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van 2 uren voor elke dag
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Stelt daarbij de proeftijd ten aanzien van deze algemene voorwaarde vast op vier jaren.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zijn behandeling bij de FPA te Heiloo, waaronder de
groepstherapie voor de plegers van zedendelicten met minderjarigen, zal voltooien.
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde
zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze
instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk
oordeelt.
Stelt daarbij de proeftijd ten aanzien van deze bijzondere voorwaarden vast op drie jaren.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1050,00 (duizendvijftig euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 1050,00 (duizendvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mr. F.A. Egter van Wissekerke en mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Postma, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2007.
mr. Dondorp is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen