ECLI:NL:RBALK:2007:BA8289

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
28 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
95666 / KG ZA 07-173
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.M. Vrakking
  • H. Warnink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning door de gemeente wegens overlast veroorzaakt door de bewoner

In deze zaak heeft de gemeente Den Helder een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die zonder toestemming in een woning verblijft die eigendom is van de gemeente. De gemeente vordert ontruiming van de woning, omdat er sinds de bewoning door gedaagde overlast is ontstaan voor de omwonenden en ondernemers in de omgeving. De voorzieningenrechter heeft op 28 juni 2007 uitspraak gedaan. Gedaagde betwist de overlast te veroorzaken, maar de rechter oordeelt dat het rapport van de politie aantoont dat de overlast is toegenomen sinds gedaagde in de woning verblijft. Gedaagde is eerder aangehouden voor winkeldiefstal en er zijn meerdere klachten van omwonenden en ondernemers over overlast, waaronder drugshandel en geluidsoverlast. De gemeente heeft een sloopvergunning voor de woning en heeft gedaagde herhaaldelijk verzocht om het gebruik van de woning te staken, maar gedaagde heeft hieraan geen gevolg gegeven. De rechter oordeelt dat de gemeente een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat gedaagde inbreuk maakt op de eigendomsrechten van de gemeente. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met de mogelijkheid voor de gemeente om de ontruiming af te dwingen met de sterke arm. Gedaagden worden ook veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
FV/HV
KG nummer: 95666/KG ZA 07-173
datum: 28 juni 2007
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE DEN HELDER,
woonplaats kiezende te Amsterdam,
EISERES IN KORT GEDING,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. B.D.A. Zwart te Amsterdam,
tegen:
1.GEDAAGDE,
wonende te Den Helder,
procureur mr. M. van der Himst,
2.ZIJ DIE VERBLIJVEN IN DE GEBOUWDE ONROERENDE ZAAK STAANDE EN
GELEGEN AAN DE SPOORSTRAAT nr TE DEN HELDER,
niet verschenen,
GEDAAGDEN IN KORT GEDING.
Eiseres zal hierna ook worden genoemd "de gemeente", gedaagde sub 1 zal ook worden aangeduid als "Gedaagde".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 18 juni 2007 heeft de gemeente gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagde heeft de vordering bestreden. Van de zijde van gedaagde sub 2 is niemand verschenen.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van de gemeente de originele dagvaarding en van de zijde van Gedaagde pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2.
DE UITGANGSPUNTEN
2.1 De gemeente is eigenaar van de onroerende zaak, staande en gelegen aan de Spoorstraat nr te Den Helder (hierna: de woning). De gemeente beschikt ten aanzien van de woning over een sloopvergunning.
2.2 Gedaagde staat sinds 2004 als bewoner ingeschreven op het adres van de woning. Gedaagde heeft van de gemeente geen toestemming om in de woning te verblijven.
2.3 Op 24 juli 2006, 12 september 2006 en 24 mei 2007 is door Meester Reenders Optiek bij de gemeente schriftelijk geklaagd over overlast, verband houdend met activiteiten in en rond de woning. De brieven zijn mede geschreven namens de bewoners en ondernemers aan het einde van de Spoorstraat en de directe omgeving.
2.4 De Dekamarkt heeft schriftelijk op 18 september 2006 en 24 mei 2007 bij de gemeente geklaagd over overlast, afkomstig van de woning.
2.5 De politie heeft op 14 mei 2007 in de woning onderzoek gedaan, in verband met een winkeldiefstal. Van dit onderzoek is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.
2.6 In een rapport d.d. 23 mei 2007 heeft de politie aangegeven welke feiten omtrent de woning sinds 1 januari 2007 in haar bedrijfsprocessensysteem zijn opgenomen.
2.7 Op 31 mei 2007 heeft de politie een rapport uitgebracht ten aanzien van de woning. De inhoud van dit rapport luidt, voor zover van belang, als volgt: "Sedert 4 februari 2004 heeft de zeer actieve veelpleger D. gedaagde zijn intrek genomen in een leegstaand pand (...) gelegen aan de Spoorstraat nr te Den Helder. Vanaf deze datum is de overlast afkomstig uit dit pand en de directe omgeving behoorlijk toegenomen. (...) Uit onze politiedocumentatie blijkt dat het pand vrijwel voortdurend wordt bezocht door andere veelplegers, dan wel personen die verslaafd zijn aan harddrugs en een strafblad hebben. Personen uit dit pand zijn in de aangrenzende omgeving betrokken geweest bij autoinbraken en winkeldiefstallen. (...) Omwonenden en winkeliers klagen al langere tijd bij de gemeente en politie over de overlast. (...) In de jaren 2004 tot en met heden is de politie diverse keren ter aanhouding in het pand geweest, dan wel in verband met overlast vanuit dit pand. (...)."
2.8 Bij brief van 1 juni 2007 heeft de gemeente aan Gedaagde bericht dat hij zo spoedig mogelijk het gebruik van de woning dient te staken. Gedaagde heeft hieraan geen gevolg gegeven.
2.9 Gedaagde is meerdere keren gedetineerd geweest, laatstelijk van 25 april 2007 tot 17 juni 2007.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 De gemeente vordert, kort gezegd, veroordeling van gedaagden om de woning binnen één week na betekening van dit vonnis te ontruimen. Verder vordert de gemeente dat zij gemachtigd wordt om de ontruiming desnoods af te dwingen met behulp van de sterke arm, alsmede dat de veroordeling gedurende zes maanden na de dag waartegen ontruimd moet zijn ten uitvoer kan worden gelegd, een en ander met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
3.2 De gemeente stelt zich op het standpunt dat Gedaagde sinds februari 2004 zonder recht of titel in de woning verblijft en dat sinds medio 2006 in toenemende mate in en om de woning overlast wordt veroorzaakt. Omwonenden en winkeliers hebben herhaaldelijk geklaagd over onder meer winkeldiefstallen, berovingen van klanten, het gebruik van en de handel in (hard)drugs, heling van gestolen goederen, het lastig vallen van winkeliers en winkelend publiek en het veroorzaken van geluidsoverlast; een en ander vanuit en rondom de woning. Ondanks regelmatig politieoptreden blijft een situatie bestaan waardoor de openbare orde en veiligheid ernstig worden verstoord. Dit kan niet langer worden geaccepteerd. Daarbij komt nog dat politie en brandweer recent hebben geconstateerd dat er sprake is van (verhoogd) brandgevaar. Bovendien is volgens de politie de woning bouwvallig en gevaarlijk voor de volksgezondheid. Gedaagde staat als hoofdbewoner ingeschreven op het adres van de woning. Omdat de gemeente niet zeker weet of er naast Gedaagde ook anderen zijn die in de woning verblijven, heeft zij zekerheidshalve ook gedaagde sub 2 gedagvaard. De gemeente hoeft deze onrechtmatige inbreuk op haar eigendomsrechten door gedaagden niet te dulden, hetgeen tevens meebrengt dat de gemeente een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, alles aldus de gemeente.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd op gronden die, voor zover voor de beslissing van belang, hierna aan de orde zullen komen.
3.4 Gedaagde sub 2 is niet verschenen en heeft derhalve geen verweer gevoerd.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Ten aanzien van de vordering tegen Gedaagde geldt het volgende. Als meest verstrekkende verweer voert Gedaagde aan dat de gemeente geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Dit verweer faalt. De gemeente stelt dat Gedaagde inbreuk maakt op haar eigendomsrechten. Dit brengt mee dat de vordering naar haar aard spoedeisend is.
4.2 Met betrekking tot voormelde vermeende inbreuk op de eigendomsrechten van de gemeente wordt het volgende overwogen. Voorop staat dat Gedaagde sinds 2004 zonder recht of titel in de woning verblijft. Niet gebleken is dat Gedaagde op enig moment toestemming van de gemeente heeft gekregen om in die woning te verblijven. Het enkele feit dat Gedaagde zich kon en kennelijk mocht inschrijven op het adres van de woning, is onvoldoende om toestemming van de gemeente te kunnen aannemen. Daarom maakt Gedaagde met zijn verblijf inbreuk op de eigendomsrechten van de gemeente en handelt hij onrechtmatig jegens haar.
4.3 De gemeente stelt dat zij, hoewel Gedaagde sinds februari 2004 in de woning verblijft, thans belang heeft bij ontruiming van de woning, omdat er in toenemende mate sprake is van overlast. Gedaagde ontkent niet dat er sprake is van overlast, maar bestrijdt dat hij de veroorzaker van die overlast is. Volgens Gedaagde is er vooral sprake van overlast als hij - doorgaans wegens detentie - niet in de woning verblijft. Dit betoog faalt. In het rapport van de politie van 31 mei 2007 staat immers expliciet dat de overlast, afkomstig van de woning, is toegenomen sinds
4 februari 2004, de datum waarop Gedaagde zijn intrek in de woning heeft genomen. Dit is op zich zelf niet door Gedaagde weersproken. Gelet hierop is voldoende aannemelijk dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gebruik van de woning door Gedaagde en de overlast. Bovendien blijkt uit het rapport van de politie van 23 mei 2007 dat de hoofdbewoner - Gedaagde dus - op 10 maart 2007 bij de tegenover de woning gelegen supermarkt is aangehouden wegens winkeldiefstal. Hiermee wordt bevestigd dat, indien Gedaagde niet gedetineerd is maar daadwerkelijk in de woning verblijft, hij overlast veroorzaakt voor de in de straat gevestigde ondernemers.
4.4 Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat Gedaagde als (mede-)veroorzaker van de overlast moet worden aangemerkt. Mede gezien de ernst van de klachten - winkeldiefstallen, berovingen van klanten, het gebruik van en de handel in (hard)drugs, heling van gestolen goederen, het lastig vallen van winkeliers en winkelend publiek en geluidsoverlast - kan er met een voldoende mate van zekerheid van worden uitgegaan dat de vordering tot ontruiming ook in een bodemprocedure zou worden toegewezen, zodat de onderhavige vordering in kort geding tegen Gedaagde ook kan worden toegewezen. Gedaagde betoogt nog dat het op de weg van de gemeente ligt om andere woonruimte voor Gedaagde te regelen, maar dit kan aan het voorgaande niet af doen. Het is immers de eigen verantwoordelijkheid van Gedaagde om woonruimte te zoeken, niet die van de gemeente.
4.5 Ook de vordering tegen gedaagde sub 2 wordt toegewezen, nu de vordering tegen hen niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
4.6 Gedaagden worden als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding. Voor hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten is geen plaats, omdat de gemeente daartoe onvoldoende heeft gesteld.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- verleent verstek tegen gedaagde sub 2;
- veroordeelt gedaagden om het pand aan de Spoorstraat nr te Den Helder binnen één week na betekening van dit vonnis met al de hunnen en het hunne te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter algehele beschikking van de gemeente te stellen, met machtiging van de gemeente om, zo gedaagden zouden nalaten om aan deze veroordeling te voldoen de nakoming daarvan af te dwingen met behulp van de sterke arm en bepaalt dat de veroordeling tot ontruiming tot
6 maanden na de dag waartegen de ontruiming is bevolen ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de ten uitvoerlegging zich in het pand bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
- veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op euro 321,85 aan verschotten en op euro 816,- aan salaris procureur;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken door mr. H. Warnink ter openbare terechtzitting van 28 juni 2007 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.