ECLI:NL:RBALK:2007:BA7137

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
8 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/634
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling bij intrekking verzoek om een voorlopige voorziening

Op 8 mei 2007 heeft de Rechtbank Alkmaar uitspraak gedaan in de zaak tussen de vennootschap onder firma Garagebedrijf [naam firma] V.O.F. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een beroep tegen een besluit van de gemeente Den Helder, waarbij vrijstelling werd verleend voor de aanpassing van het wegprofiel van de Schoolweg tot een 30-kilometerzone. Verzoekster heeft op 19 maart 2007 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 24 april 2007 heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling van verweerder. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en de relevante wetgeving, met name artikel 8:84 en artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, in overweging genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestuursorgaan niet aan de indiener van het verzoekschrift was tegemoetgekomen, omdat de gemachtigde van verweerder had verklaard dat de reconstructie van de Schoolstraat zou worden uitgesteld totdat op het bezwaar van verzoekster was beslist. Hierdoor was de voorzieningenrechter niet bevoegd om het bestuursorgaan in de kosten te veroordelen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen en de uitspraak is definitief, zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 07/634 WRO
Uitspraak van de voorzieningenrechter
in de zaak van:
de vennootschap onder firma Garagebedrijf [naam firma] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
waarvan de vennoten zijn:
[vennoot a],
[vennoot b],
[vennoot c],
verzoekster,
gemachtigde W.A. Herweijer,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder,
verweerder.
Aan het geding heeft als partij deelgenomen de gemeente Den Helder.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 2 februari 2007 heeft verweerder aan de gemeente Den Helder vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 22 van de voorschriften behorende bij het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Julianadorp 1989” verleend voor de aanpassing van het wegprofiel ten behoeve van de reconstructie van de Schoolweg tot een 30-kilometerzone.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 19 maart 2007 beroep ingesteld. Daarnaast heeft zij bij deze brief de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld ter zitting van 24 april 2007. Namens verzoekster is daar verschenen [vennoot a], bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder is verschenen J.H. Moraal.
Ter zitting heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Motivering
1. Ingevolge artikel 8:84, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, in geval van intrekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 oktober 2005, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN AU5109, dient bij de overeenkomstige toepassing van artikel 8:75a van de Awb in een voorlopige voorzieningprocedure de vraag of sprake is van “geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen” in de eerste plaats te worden gerelateerd aan het specifieke doel van die procedure, te weten het voorkomen van onevenredig nadeel hangende de bezwaar- of beroepsprocedure. Aldus wordt “geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen” in de zin van dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit voorlopig opschort dan wel de gevraagde voorlopige maatregel verricht ter voorkoming van onevenredig nadeel.
3. Verzoekster heeft haar verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken, omdat de gemachtige van verweerder ter zitting heeft verklaard dat met de reconstructie van de Schoolstraat zal worden gewacht totdat op het door verzoekster ingediende bezwaar, dat is gericht tegen het door verweerder genomen verkeersbesluit van 16 november 2006, is beslist.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat de gemachtigde van verweerder deze verklaring heeft afgegeven namens degene aan wie de vrijstelling is verleend. Dit betekent dat niet het bestuursorgaan aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen. Daaruit vloeit voort dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om met toepassing van artikel 8:75a van de Awb het bestuursorgaan in de kosten te veroordelen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2007 door mr. drs. C.M. van Wechem,
voor¬zieningen¬rechter, in tegen¬woordig¬heid van mr. E.J.W. Verhaagh, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.