ECLI:NL:RBALK:2007:BA6912

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
22 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14/810516-06
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door brandstichting met spiritus tijdens ruzie

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 22 mei 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 26 november 2006 in Zuid-Scharwoude tijdens een ruzie met het slachtoffer, na het gebruik van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol, brandspiritus over het slachtoffer heeft gegooid en deze vervolgens heeft ontstoken met een aansteker. Dit leidde tot ernstige brandwonden bij het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, maar dat er geen sprake was van voorbedachten rade. De verdachte heeft verklaard dat zij in een vlaag van woede handelde, zonder de intentie om het slachtoffer te doden of ernstig te verwonden. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, gezien haar psychische toestand en alcoholmisbruik. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank heeft een gedeeltelijk voorwaardelijke straf van 18 maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van rechtsvervolging voor het primair tenlastegelegde, omdat dit geen strafbaar feit opleverde. De zaak benadrukt de ernst van geweld in relaties en de impact van alcoholmisbruik op gedragingen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14/810516-06
Datum uitspraak: 22 mei 2007
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
thans gedetineerd in P.I.V. HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 en 15 mei 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
a. verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde zal ontslaan van rechtsvervolging en het subsidiair tenlastegelegde zal bewezen verklaren;
b. de verdachte terzake het subsidiair tenlastegelegde zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van drie jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende die proeftijd zich zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering Nederland
- hetgeen door de verdachte en mr. P.M. Breukink, raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 26 november 2006 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), een fles gevuld met (brand)spiritus, althans enige (licht) ontvlambare (brand)stof, heeft gepakt en geopend en, vervolgens, die (brand)spiritus, althans (brand)stof, althans de inhoud van die fles, heeft gestort en/of gegooid en/of gesprenkeld over/tegen/op het gezicht en/of het hoofd en/of het (geklede) (boven)lichaam van die [slachtoffer] en,
vervolgens, een aansteker heeft gepakt en ontstoken in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer], waardoor de (brand)spiritus, althans die (brand)stof, althans de inhoud van die fles en/of die [slachtoffer] is ontstoken en/of is ontvlamd en/of in brand is gevlogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 26 november 2006 te Zuid-Scharwoude, in de gemeente Langedijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten ernstige brandwonden/verbrandingen van de huid van het (boven)lichaam en/of het hoofd), heeft toegebracht, door opzettelijk (brand)spiritus, althans enige (licht) onvlambare (brand)stof, over het gezicht en/of het hoofd en/of het (geklede) (boven)lichaam van die [slachtoffer] te storten en/of te gooien en/of te sprenkelen en/of (vervolgens) een aansteker te pakken en deze te ontsteken in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer], waardoor de (brand)spiritus, althans die (brand)stof en/of die [slachtoffer] is ontstoken en/of is ontvlamd en/of in brand is gevlogen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VOORVRAGEN
1.Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank stelt vast dat de op 19 januari 2007 en op 6 februari 2007 aan verdachte uitgereikte dagvaardingen geldig zijn.
2.Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank verklaart zichzelf bevoegd tot kennisneming van de zaak.
3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie
In het dossier bevinden zich twee dagvaardingen. Op de dagvaarding die volgens de akte van uitreiking op 19 januari 2007 aan verdachte is uitgereikt staat niet vermeld dat het een voorlopige dagvaarding betreft als bedoeld in artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Op de dagvaarding die volgens de akte van betekening op 6 februari 2007 aan verdachte is betekend, met afstand van de termijn door verdachte, staat vermeld dat het een voorlopige dagvaarding betreft als bedoeld in genoemd artikel. Uit niets blijkt echter dat met het uitreiken van deze dagvaarding de vorige is ingetrokken.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat zij zich verzet tegen een intrekking ter terechtzitting van de eerste dagvaarding.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat zij tan aanzien van de op 6 februari 2007 uitgereikte dagvaarding niet ontvankelijk is en dat op 12 februari 2007 door een andere kamer van deze rechtbank al is beslist dat het onderzoek ter terechtzitting plaats vindt op grond van de dagvaarding die volgens de akte van betekening op 19 januari 2007 aan verdachte is betekend.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding het volgende.
In het algemeen moet worden aangenomen dat een dagvaarding het rechtsgeding een aanvang doet nemen op het moment dat deze van de officier van justitie uitgaat ter betekening aan de verdachte. Dit brengt mee dat de officier van justitie niet opnieuw een dagvaarding kan doen uitgaan zolang de rechter nog niet onherroepelijk op de eerste heeft beslist. Verdachte zou door de tweede dagvaarding voor hetzelfde feit voor de tweede keer worden vervolgd. In het onderhavige geval is de op 19 januari 2007 betekende dagvaarding als eerste uitgegaan en niet door het uitbrengen van de tweede dagvaarding ingetrokken. Dit heeft tot gevolg dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging van verdachte, voor zover deze vervolging is gebaseerd op de op 6 februari 2007 aan verdachte betekende dagvaarding.
De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie voor het overige - op basis van de op 19 januari 2007 aan verdachte betekende dagvaardig - ontvankelijk is in de vervolging.
4. Aanwezigheid van redenen tot schorsing van de vervolging
Uit het onderzoek op de terechtzitting zijn de rechtbank geen gronden gebleken die
moeten leiden tot schorsing van de vervolging
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1.
zij op 26 november 2006 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een fles gevuld met brandspiritus heeft gepakt en geopend en, vervolgens, die brandspiritus heeft gegooid tegen het gezicht en het hoofd en het geklede bovenlichaam van die [slachtoffer] en een aansteker heeft ontstoken in de directe nabijheid van die [slachtoffer], waardoor de brandspiritus is ontvlamd , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
alsmede subsidiair, omdat het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op 26 november 2006 te Zuid-Scharwoude, in de gemeente Langedijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten ernstige verbrandingen van de huid van het bovenlichaam en het hoofd), heeft toegebracht, door opzettelijk brandspiritus over het gezicht en het hoofd en het geklede bovenlichaam van die [slachtoffer] te gooien en een aansteker te ontsteken in de directe nabijheid van die [slachtoffer], waardoor de brandspiritus is ontvlamd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. NADERE BEWIJSMOTIVERING
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
Verdachte heeft op 26 november 2006 tegen politieambtenaren het volgende verklaard met betrekking tot het tenlastegelegde :
Gisteravond, 25 november 2006, ben ik naar [slachtoffer]toe gegaan.
Toen ik bij [slachtoffer]thuis was heb ik rode wijn gedronken. Ik denk dat ik 2 flessen wijn heb leeggedronken.
Ik zag dat [slachtoffer]weer cola-rum en port dronk. Op een gegeven wilde ik naar bed toe omdat ik gewoon teveel wijn op had, echter [slachtoffer]wilde nog niet naar bed en wilde naar muziek luisteren. [slachtoffer]heeft naast de woonkamer een ruimte voor zijn muziek. Ik hoorde dat het geluid van de muziek erg hard stond. Ik heb gevraagd of de muziek uit kon. Hij deed dat niet. Ik wilde naar bed toe maar hij wilde de muziek niet uitzetten. Daar kregen wij ruzie over. Omdat [slachtoffer]niet naar mij luisterde, heb ik de stekker van de stereo uit het stopcontact getrokken. Ik zag dat [slachtoffer]de stekker er echter weer in stopte. Ik haalde de stekker er weer uit en hij deed hem er weer in. Dit herhaalde zich zo een paar keer. Ik werd hierdoor zo kwaad.
Ik heb toen een fles spiritus gepakt die in de muziekruimte stond. Ik heb de spiritus over [slachtoffer]heen gegooid. [slachtoffer]stond toen naast mij. Ik had in mijn hand een aansteker en heb deze aangedaan. Ik ontstak de aansteker iets van zijn lichaam vandaan, tussen mijn en zijn lichaam in. Onmiddellijk ontstond er een ontploffing en ik zag dat [slachtoffer]in brand stond. Ikzelf voelde hitte op mijn linkeronderarm. [slachtoffer]droeg een donkerblauwe joggingbroek met daarop een wit T-shirt met korte mouwen.
Ik zag na de ontploffing dat [slachtoffer]helemaal in brand stond, vooral de voorkant van zijn lichaam. Ik bedoel daarmee zijn gezicht en borst tot aan de heuphoogte.
Ik probeerde [slachtoffer]nog te helpen. Ik heb geprobeerd de vlammen te doven op zijn lichaam door met mijn handen op zijn lichaam te slaan. De vlammen zijn in de muziekruimte gedoofd. Samen met [slachtoffer]ben ik snel naar de badkamer gelopen. De vlammen waren toen al uit. In de badkamer zag ik dat [slachtoffer]de douchekop pakte en hiermee zijn hoofd en bovenlichaam nat maakte. Hierna kleedde [slachtoffer]zich in de badkamer uit.
Ik zag dat [slachtoffer]brandwonden had op zijn bovenlichaam. Ik zag namelijk dat er stukken vel weg waren. Ik hoorde [slachtoffer]zeggen dat hij naar bed wilde. Ik zag dat [slachtoffer]ook op bed in de slaapkamer ging liggen. Ik bemerkte aan [slachtoffer]dat het liggen op bed te pijnlijk was. [slachtoffer]en ik zijn toen weer naar beneden gegaan en ik heb het ligbad met lauw water vol laten lopen. [slachtoffer]ging toen in bad liggen. Ik heb toen met mijn mobiele telefoon 112 gebeld. In heb gemeld in de Engelse taal dat mijn man in brand stond. Dit omdat ik beter Engels spreek dan Nederlands en omdat ik in paniek was.
U vraagt mij waarom in die muziekkamer die fles spiritus stond.
Ik weet dat niet, die stond daar gewoon. Ik weet dat spiritus brandbaar is.
U vraagt mij waarom ik de aansteker heb ontstoken nadat [slachtoffer]door mij was overgegoten met de spiritus. Ik heb de aansteker ontstoken omdat ik boos was. [slachtoffer]luisterde niet naar mij om de muziek uit te doen. Zowel [slachtoffer]als ik had veel te veel gedronken. Ik heb de aansteker ontstoken maar waarom weet ik eigenlijk niet. Ik was gewoon buiten mijzelf van woede. Ik wilde [slachtoffer]niet dood hebben of verwonden.
Verdachte heeft op 26 november 2006 tegen politieambtenaren het volgende verklaard met betrekking tot het tenlastegelegde :
Ik heb mijn hele leven wel alcohol gebruikt. Ik gebruik niet elke dag alcohol maar wel veel. Als ik alcohol drink dan weet ik vaak niet meer wat ik heb gedaan. De aanleiding om te gaan drinken is mijn verleden en alles wat ik vroeger heb meegemaakt. Als ik dan alcohol heb gedronken dan komt alles van vroeger weer naar boven en dan word ik heel boos en kwaad.
[slachtoffer]heeft mij op deze zaterdag, 25 november 2006, gebeld. Wij spraken met elkaar af voor
deze avond. Ik ben ongeveer om 18.00 uur naar [slachtoffer]toegegaan. [slachtoffer]had al veel gedronken toen ik aan kwam. Bijna een hele fles port en een halve fles rum. We hebben gezeten. [slachtoffer]houdt niet van TV kijken wel van harde muziek. Ik wilde graag een film kijken maar [slachtoffer]zei het is mijn huis dus ik doe wat ik wil.
Ik zelf heb deze avond 2 flessen wijn gedronken. [slachtoffer]heeft in mijn bijzijn de rest van de port en de rum opgedronken hij heeft ook nog wijn met mij gedronken we hebben deze flessen samen opgedronken. Verder heeft hij ook nog bier gedronken ik weet niet precies hoeveel.
Ik voelde me dronken, daarom wilde ik ook naar boven om te slapen.
We begonnen mondeling ruzie te maken, waar dit over ging weet ik niet meer. Toen ik het gevoel had dat het erger werd ging ik naar boven om te slapen. Ik ben toen naar beneden gegaan en heb aan [slachtoffer]gevraagd of de muziek zachter mocht. [slachtoffer]lachte mij toen uit. Ik heb de stekker van de muziekinstallatie er toen uit getrokken. [slachtoffer]deed de stekker er weer in en ik trok hem er weer uit en hij deed hem er weer in en ik trok de stekker er weer uit. Dit ging een aantal keer over en weer. Toen kwam bij mij die boosheid op en wat ik verder nog weet is dat er toen vuur was. We bevonden ons tijdens de ruzie in de muziekkamer.
Ik heb een fles gepakt en ik heb gezwaaid me die fles en in eens zag ik overal vuur. Ik weet het ook niet, ik kreeg een black-out. Ik weet alleen dat ik een fles met spiritus gepakt heb. Die fles stond in de muziekkamer op de tafel. In het begin van de avond toen ik bij [slachtoffer]kwam stond deze fles al in de muziekkamer. Ik weet dat spiritus brandbaar is. [slachtoffer]stond in de muziekkamer op ongeveer 30 à 40 cm tegenover mij.
Ik denk dat ik recht voor mij de spiritus over zijn gezicht en zijn bovenlichaam heb gegooid. Ik had helemaal niet de intentie om [slachtoffer]te doden of te verwonden want als ik dat gewild had dan had ik de deur dicht gedaan en was ik weggelopen. Toen heb ik een aansteker gepakt en toen heb ik de aansteker aangedaan en toen was het een grote explosie van vuur. Ik heb de aansteker niet tegen zijn lichaam aangedaan. Ik hield de aansteker tussen ons in en het was een grote ontploffing.
Op 11 december 2006 heeft [slachtoffer] tegen politieambtenaren het volgende verklaard met betrekking tot het tenlastegelegde
Ik doe aangifte van poging doodslag, cq poging moord, zware mishandeling al dan niet met voor bedachte rade en verklaar u het volgend. In de nacht van zaterdag 25 november 2006 op zondag 26 november 2006 ben ik in brand gestoken door mijn vriendin [verdachte].
[verdachte]kwam op 25 november 2006 omstreeks 18.00 uur bij mij. Ik was toen alleen in mijn woning.
We waren lekker aan het dansen, roken en drinken. We hadden eigenlijk ook helemaal geen ruzie of zo.
Ineens voelde ik dat er wat over mijn hoofd werd gegoten. Ik rook dat het spiritus was. Ik heb mijn ogen dicht gedaan, omdat ik niet wilde dat die spiritus in mijn ogen kwam. Ik vroeg [verdachte], wat doe je nou? Voor ik antwoord kreeg stond ik ineens in de fik. Ik heb hierna mijn shirt over mijn hoofd gedaan en ben naar de badkamer gelopen. Ik ben onder de douche gaan zitten en heb mezelf besproeid met water.
Ik bevond me in de studeerkamer toen [verdachte]spiritus over mij gooide. Ik stond daar te dansen. [verdachte]stond tegenover mij.
Ik voelde ineens iets stromen over een deel van mijn hoofd en zo over mijn voorhoofd. Ik rook gelijk dat het spiritus was en heb mijn ogen hierop dicht gedaan. Ik wilde aan [verdachte]dus vragen wat ze deed en op dat moment hoorde ik een geluid dat iets in de brand vloog, Ik deed toen mijn ogen open en zag op en om mij heen allemaal blauwe rook. Ik had toen dus wel door dat ik in de fik stond. Ik probeerde gelijk om mijn blouse uit te doen. Dat lukte om die over mijn hoofd te trekken, alleen hij bleef steken op mijn armen, daar heb ik nu dus ook een derdegraads verbranding, Ik ben hierop naar de badkamer gesneld en heb mijzelf daar onder de douche gezet
Er stond een fles spiritus waar wij aan het dansen waren. Die stond daar omdat ik die die middag had gebruikt bij het schoonmaken van de cd’s. Die fles stond gezien de danspositie van mij en [verdachte]binnen handbereik van [verdachte]. [Verdachte]stond op een afstand van 30 à 40 centimeter toen zij de spiritus over mij heen gooide.
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 8 mei 2007 afgelegd, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Wat [slachtoffer]zegt is waar. Ik heb hem gedwongen om in bad te gaan na het gebeurde. De door mij bij de politie afgelegde verklaringen kloppen.
Die avond wilde ik naar bed. De muziek stond daarvoor te luid. Ik trok de stekker eruit. Hij begon te schreeuwen en te schelden. De fles met spiritus stond op tafel toen ik binnenkwam. Ik pakte de fles. Ik was heel boos. Hij liet me niet slapen. Hij deed de muziek niet zachter. Op dat moment kon ik niet helder denken door de drank. Ik pakte de fles en goot de inhoud over hem heen. Ik had een aansteker in mijn hand. We stonden dicht bij elkaar. Ik stak de aansteker aan en een ontploffing volgde. Toen heb ik hem naar de badkamer geduwd en onder de douche gezet. Toen ik in paniek raakte probeerde ik de vlammen te doven. Dat lukte niet. In de kamer probeer ik met mijn handen de vlammen te doven. In de badkamer brandde hij al niet meer. Toen hij op bed lag had hij het erg koud en had hij veel pijn. Er moest een dokter komen. Ik heb hem toen onder de douche gezet en 112 gebeld. Ik heb hem geholpen zijn kleren uit te trekken.
De verklaring van de getuige [slachtoffer] op de terechtzitting van 8 mei 2007 afgelegd, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik heb de muziek graag hard. Het is een keer voorgekomen dat [verdachte]zei dat ze wilde slapen. Toen trok zij de stekker eruit, ik stopte de stekker er weer in, dat ging een paar keer zo heen en weer. Ik weet niet meer of dat op 25 november 2006 was. Ik weet dat ik in brand werd gestoken. De rest weet ik niet goed meer. Het overgieten met spiritus en het aansteken gebeurde direct na elkaar. Ik herinner me dat ik in bed gelegen heb en op verzoek van [verdachte]naar de doucheruimte ben gegaan. Zij zei dat ik onder de douche moest gaan staan en belde ondertussen zelf de ambulance. Ze had mij ook dood kunnen laten gaan door mij te laten waar ik was en de deur achter zich dicht te trekken.
Het gaat nu prima. De verwondingen genezen goed. Ik heb nergens last van. Het ziet er bijzonder goed uit. Sinds 1 april 2007 werk ik weer. Eerst ben ik uit mijzelf onder de douche gegaan en daarna op bed. Vervolgens ben ik op aanraden van [verdachte]in bad gegaan. Even later ben ik door ambulancepersoneel weer uit bad gehaald.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat verdachte, na gebruik van alcoholhoudende drank, in een vlaag van woede brandspiritus heeft gegooid tegen en over [slachtoffer] en de spiritus heeft laten ontvlammen, waardoor de huid van genoemde [slachtoffer] op diverse plaatsen – ernstig – is verbrand. De rechtbank acht niet bewezen dat deze daad van verdachte werd voorafgegaan door kalm beraad en rustig overleg, omdat daarvoor geen aanwijzingen te vinden zijn in het dossier.
De verdachte heeft door deze handeling zich willens en wetens zich blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer], die zelf ook onder invloed van alcohol verkeerde, als gevolg daarvan zo ernstig zou verbranden, dat hij daardoor zou overlijden. De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat verdachte opzettelijk, zij het in voorwaardelijke vorm, heeft getracht [slachtoffer] van het leven te beroven.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
Uit een in het strafdossier aanwezige geneeskundige verklaring blijkt dat de opname diagnose als volgt luidde: 25% brandwonden waarvan 5 % 3e graads.
De rechtbank acht ook bewezen dat het hiervoor onder primair beschreven handelen van verdachte het hiervoor omschreven letsel tengevolge heeft gehad. De verdachte heeft door haar handeling zich willens en wetens zich blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] als gevolg van die verbrandingen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen bekomen.
5. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
De rechtbank overweegt met betrekking tot de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde feit het volgende:
Uit de hiervoor aangehaalde verklaringen van [slachtoffer] en van verdachte kan worden opgemaakt dat verdachte, nadat de spiritus op de huid en de kleding van [slachtoffer] in brand was gevlogen, [slachtoffer] heeft begeleid naar de douche en hem in bad heeft doen plaatsnemen en daarna het alarmnummer 112 heeft gebeld om hulp, een en ander kennelijk om de mogelijke gevolgen van haar handelen te beperken en te voorkomen dat [slachtoffer] zou overlijden. Dit betekent dat verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat sprake was van het voltooide misdrijf van doodslag.
Hieruit volgt dat het misdrijf van doodslag niet is voltooid – mede - tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.
Het primair bewezen verklaarde levert geen strafbaar feit op, zodat de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde overeenkomstig het gestelde in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder subisidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Zware mishandeling
STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAF.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft, kennelijk na gebruik van een – grote – hoeveelheid alcohol, tijdens een ruzie met [slachtoffer] spiritus – waarvan het haar bekend was dat dit een zeer brandbare stof is – tegen en over die [slachtoffer] gegooid en vervolgens heeft verdachte de spiritus met behulp van een aansteker doen ontvlammen. Door dit handelen van verdachte heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, met name ernstige brandwonden op diverse plaatsen op zijn lichaam, bekomen. De lichamelijke integriteit van [slachtoffer] is in zeer ernstige mate geschonden. Hij zal waarschijnlijk voor de rest van zijn leven lichamelijke sporen van verdachtes handelen met zich meedragen.
De rechtbank betrekt ook bij de beoordeling van de ernst van het bewezen verklaarde feit dat de gevolgen voor verdachte, mede door zijn eigen inzet voor herstel, minder ernstig zijn dan verwacht mocht worden. Blijkens zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring vordert het herstel van genoemde [slachtoffer] boven verwachting.
Ook acht de rechtbank van belang de omstandigheid dat het bewezen verklaarde feit zich heeft afgespeeld in een relatie waarbinnen drankmisbruik aan de orde was, alsmede de omstandigheid dat het slachtoffer een aantal malen te kennen heeft gegeven dat hij niet gelooft in boos opzet van de kant van verdachte.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister gedateerd 27 november 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van enig misdrijf tot straf is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 4 mei 2007 van E.R. Jap-A-Joe als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Centrum Maliebaan.
Dit rapport houdt onder meer in als advies:
Rapporteur geeft uw college in overweging bij bewezen verklaring van het tenlastegelegde en bij de vonniswijzing rekening te houden met een voorwaardelijk strafdeel en bijzondere voorwaarde waarbij bepaald wordt dat:
- Betrokkene zich zal moeten houden aan een verplicht reclasseringscontact, alsmede de aanwijzingen te volgen die in verband daarmee door de reclassering van Centrum Maliebaan worden gegeven.
- Evenzo als deze aanwijzingen inhouden dat betrokkene zich onder behandeling en begeleiding zal moeten stellen van de Dubbel-Diagnose kliniek van Jellinek te Amsterdam of in een andere soortgelijke dubbele diagnosekliniek.
- het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport gedateerd 26 april 2007, van R.L. Noll.
Dit rapport houdt als conclusie en advies het volgende in:
Er is bij onderzocht sprake van een Borderline persoonlijkheidsstoornis en tevens het langer bestaande misbruik van alcohol, ook in combinatie met canabis en/of cocaïne. Er is een oorzakelijk verband tussen die psychische stoornis en het gepleegde feit. Onderzochte, die onder invloed was van alcohol, kreeg in een reactie op het gedrag van het slachtoffer, een impulsieve woedeuitbarsting die passend is bij bovengenoemde stoornis.
Onderzochte heeft door de beschreven stoornissen slechts in beperkte mate inzicht kunnen hebben in de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde, waardoor zij haar wil onvoldoende heeft kunnen bepalen. Onderzochte kan m.b.t. het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd worden.
Op korte termijn zal het recidief-risico niet aanzienlijk zijn daar de ernst van de woedeuitbarstingen (als onderdeel van de stoornissen) van onderzochte situationeel/relationeel bepaald worden. Het recidief-risico op de lange termijn hoeft niet groter te worden indien onderzochte adequate behandeling volgt, waarvoor onderzochte motivatie toont.
Behandeling van de persoonlijkheidsstoornis en de co-morbide verslaving, waarvoor onderzochte ook gemotiveerd is, is geïndiceerd. De behandeling zal met een klinische opname gestart moeten worden, die vermoedelijk maanden gaat duren, en voortgezet met een ambulant traject. Een spoedig begin van de behandeling is dan ook aangewezen.
Rapporteur adviseert derhalve betrokkene een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling als in een dubbele diagnose kliniek van de Jellinek te Amsterdam of in een andere soortgelijke dubbele diagnosekliniek en een verplicht reclasseringscontact.
Met de conclusie en het advies in dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 4 april 2007, van D. Breuker.
Dit rapport houdt als conclusie en advies onder meer het volgende in:
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van cannabisafhankelijkheid, misbruik van alcohol en cocaïne. Er is tevens sprake van een gebrekkige ontwikkeling door de aanwezigheid van een (high level) borderline persoonlijkheidsstoornis en afhankelijke trekken.
De gebrekkige ontwikkeling en het alcoholmisbruik waren aanwezig tijdens het plegen van het tenlastegelegde feit, indien bewezen.
Deze ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzen c.q. haar gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.
a. Vanuit de aanwezigheid van de gebrekkige ontwikkeling heeft betrokkene minder zicht op haar gedrag, denken en voelen. Ze is sneller geneigd om impulsieve en ondoordachte beslissingen te nemen en kan vooral onder invloed van alcohol reageren met hoogoplopende emoties en verbale agressie. Dit heeft in geval van betrokkene vooral in het aangaan van relaties met anderen (mannen en vrouwen) negatieve consequenties opgeleverd. Daarnaast is betrokkene mede vanuit haar persoonlijkheidsproblematiek niet goed in staat om een stabiel en gestructureerd leven te leiden. Ze heeft altijd wisselende en weinig stabiele relaties gehad. Daarnaast heeft betrokkene een onduidelijke(geen) verblijfstatus en woont ze tijdelijk in bij een vriend. Het zelfbeeld en zelfgevoel hebben zich onvoldoende kunnen ontwikkelen zodat er in sociale interacties geen adequate balans is tussen autonomie en intimiteit. Hoewel contacten snel worden gelegd is het moeilijk deze emotioneel te verdiepen. Betrokkene is onderliggend krenkbaar en vanuit een instabiel zelfgevoel gemakkelijk beïnvloedbaar en sterk afhankelijk van anderen, ondanks de aanwezigheid van ook een redelijk vermogen tot aanpassing en sociale vaardigheden. Frustraties en negatieve affecten worden langdurig geloochend, maar kunnen wel plotseling doorbreken onder invloed van stresserende omstandigheden, leidend tot bijvoorbeeld agressieve uitbarstingen. Betrokkene is daarnaast op jonge leeftijd begonnen met het drinken van alcohol om haar emoties te kunnen hanteren. Het drinken van alcohol dienst als vorm van afleiding en zelfmedicatie, maar versterkt tegelijkertijd ook de onderliggende agressieproblematiek. Dit vergroot de kans op impulsief, onverantwoordelijk en acting-outgedrag.
b. In aanzienlijke mate reageerde betrokkene vanuit de bovengenoemde persoonlijkheidsproblematiek, onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol, met tegen de achtergrond de al langere tijd aanwezige relationele problemen en heftige escalaties met hoogoplopende spanningen en druk.
c. Geadviseerd wordt om betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Zonder behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek en het alcoholprobleem zal de kans op herhaling van een soortgelijke gevaarlijke acting-out niet op korte termijn aanwezig zijn, maar kan in geval van relatieproblemen en/of oplopende stress in combinatie met het drinken van veel alcohol en eventueel gebruik van drugs, niet worden uitgesloten. Betrokkene had in het afgelopen jaar meermalen confrontaties, ook met andere mensen dan het slachtoffer, die haar achteraf aanspraken op woede-uitbarstingen en grensoverschrijdend gedrag, waar betrokkene zelf geen herinneringen aan had, doordat ze te veel had gedronken.
Het is onduidelijk hoe de relatie met haar vriend (tevens slachtoffer) zich verder gaat ontwikkelen. Het voortzetten van de relatie kan gezien worden als een risicofactor voor gevaarlijke acting-out. Daarnaast is haar onzekere status en relatie met het thuisfront een onstabiele en daarmee risicofactor.
Geadviseerd wordt om betrokkene een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde het opleggen van een klinische behandeling als in een dubbele diagnosekliniek van de Jellinek in Amsterdam of in een soortgelijke dubbele diagnosekliniek zoals bijvoorbeeld in Heiloo. De klinische opname, in eerste instantie, is van belang voor het slagen van een behandeling, vanwege de instabiele leefomstandigheden en het ontbreken van een woning. Na een klinische periode en voldoende stabilisering van de problematiek, zou betrokkene onder begeleiding van de reclassering begeleid kunnen worden in een nazorgtraject naar een eigen woning en werk.
Met de conclusie en het advies in dit rapport kan de rechtbank zich eveneens verenigen.
De rechtbank beschouwt de verdachte daarom als verminderd toerekeningsvatbaar.
- een schrijven, gedateerd 15 mei 2007 van E.R. Jap-A-Joe als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Centrum Maliebaan.
Dit schrijven houdt onder meer het volgende in:
Terzake bericht ik u thans, dat [verdachte] door de DD Kliniek te Heiloo, geschikt is bevonden voor opname en klinische behandeling. Bijgaand doe ik u ter informatie een kopie van de bevestigingsbrief toekomen.
Zoals reeds eerder bij brief van 14 mei jl werd gesteld zal de klinische opnameduur 6 à 7 maanden zijn.
- een schrijven, gedateerd 15 mei 2007 van GGZ Noord-Kennemerland gericht aan E.R. Jap-A-Joe als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Centrum Maliebaan.
Dit schrijven houdt onder meer het volgende in:
Hierbij bevestigen wij dat [verdachte] op dinsdag 15 mei 2007 een intakegesprek heeft gehad op de Dubbele Diagnose Kliniek van de GGZ Noord-Kennemerland, circuit langdurige zorg De Dijk.
Tijdens de intake bleek [verdachte]geïndiceerd voor opname op de Dubbele Diagnose Kliniek. [verdachte]kan, in overleg, op 15 of 16 mei 2007 opgenomen worden.
Uit de bovenstaande rapporten van de gedragsdeskundigen blijkt dat, ter voorkoming van recidive, behandeling van verdachte noodzakelijk is waarbij met name aanvankelijk de behandeling in een klinische setting zal moeten plaatsvinden.
Verdachte heeft ook ter terechtzitting blijk gegeven van de bij haar aanwezige motivatie om met een behandeling van de bij haar aanwezige problematiek te beginnen. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in de bij verdachte aanwezige persoonlijkheidsstoornis en haar instabiele leefomstandigheden een obstakel voor een ambulante behandeling. De rechtbank acht het, om recidive te voorkomen, van belang dat zo snel mogelijk een aanvang kan worden gemaakt met de behandeling van de bij haar aanwezige Borderline- en alcoholproblematiek.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te noemen duur recht doet zowel aan de ernst van het feit en als rekening houdt met de bijzondere omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte.
In een daarbij te bepalen proeftijd zal de verdachte een door de rechtbank hierna te bepalen bijzondere voorwaarde dienen na te leven.
Het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf is beduidend lager dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie op zichzelf passend in relatie tot de ernst van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank geeft echter, op grond van de hiervoor weergegeven omstandigheden en adviezen, voorrang aan een behandeling van de verdachte in een gesloten setting voor langere duur.
8. BESLISSING OMTRENT IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
1. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:Grijs
NOKIA
2 1.00 STK Telefoontoestel
NOKIA
3 1.00 STK Paspoort K1:Groen
Braziliaan CL 873484
4 1.00 STK Verblijfsvergunning Kl:Blauw
NLD [nummer]
5 1.00 PR Schoeisel Kl:Wit/Rose
NIKE
6 1.00 STK Sok Kl:Wit
7. 1.00 STK Broek Kl:Blauw
REPLAY Spijker
8 1.00 STK Trui Kl:Wit/Rose
NEW ROADS Fleece
9 1.00 STK Jas K1:Wit
10 1.00 STK Aansteker Kl:Geel
TOKAI
11 1.00 FLS Spiritus Kl:Blauw
RIO
12 1.00 FLS Drank
COMMANDER Rum
13 1.00 PR Schoeisel Kl:Zwart
14 1.00 STK Trainingsbroek
15 1.00 STK Laken
16 1.00 STK Kleding
restant shirt/short
17 1.00 STK Hout Kl:Bruin
Drempel
18 1.00 STK Telefoontoestel Kl:Zwart
NOKIA 6101
dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
10. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging op basis van de op 6 februari 2007 onder hetzelfde parketnummer ter zake van hetzelfde feitencomplex uitgebrachte dagvaarding.
Verklaart bewezen, dat de verdachte zowel het primair als het subsidiair het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Stelt vast dat het onder primair bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Verstaat dat het subsidiair bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Veroordeelt de verdachte voor het onder subsidiair bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 12 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Centrum Maliebaan te Utrecht, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
- de veroordeelde zich in de inrichting Dubbele Diagnose Kliniek van de GGZ Noord-Kennemerland te Heiloo zal laten opnemen om daar te worden verpleegd gedurende een periode van 8 (acht) maanden of zoveel korter als degene die met de verpleging is belast verantwoord acht.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
1. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:Grijs
NOKIA
2 1.00 STK Telefoontoestel
NOKIA
3 1.00 STK Paspoort K1:Groen
Braziliaan CL 873484
4 1.00 STK Verblijfsvergunning Kl:Blauw
NLD 70000618
5 1.00 PR Schoeisel Kl:Wit/Rose
NIKE
6 1.00 STK Sok Kl:Wit
7 1.00 STK Broek Kl:Blauw
REPLAY Spijker
8 1.00 STK Trui Kl:Wit/Rose
NEW ROADS Fleece
9 1.00 STK Jas K1:Wit
10 1.00 STK Aansteker Kl:Geel
TOKAI
11 1.00 FLS Spiritus Kl:Blauw
RIO
12 1.00 FLS Drank
COMMANDER Rum
13 1.00 PR Schoeisel Kl:Zwart
14 1.00 STK Trainingsbroek
15 1.00 STK Laken
16 1.00 STK Kleding
restant shirt/short
17 1.00 STK Hout Kl:Bruin
Drempel
18 1.00 STK Telefoontoestel Kl:Zwart
NOKIA 6101
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. de Greeve, voorzitter,
mr. G.W.A. Lamsvelt en mr. J.A.H.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2007.
De mrs. Lamsvelt en Janssen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.