ECLI:NL:RBALK:2007:BA6190
Rechtbank Alkmaar
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen verkeersbesluit voor gehandicaptenparkeerplaats in Midwoud
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar op 1 juni 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. L. de Man, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een verkeersbesluit van 12 december 2006, waarbij een gehandicaptenparkeerplaats werd aangewezen voor de gevel van de bergingen aan een specifiek adres in Midwoud. Verzoeker stelde dat het verkeersbesluit niet in overeenstemming was met het bestaande gebruik van de straat en dat de inrichting van de parkeerplaats niet tegemoetkwam aan de wensen van de bewoners. Het college heeft het bezwaar van verzoeker bij besluit van 13 maart 2007 niet-ontvankelijk verklaard, wat verzoeker heeft doen besluiten om beroep in te stellen en een verzoek om voorlopige voorziening te vragen.
Tijdens de zitting op 23 mei 2007 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaarschrift van verzoeker voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het college ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de argumenten van verzoeker voldoende concreet waren en dat de motivering van het bezwaar niet aan hoge eisen hoeft te voldoen. De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van het college vernietigd en de gemeente Medemblik veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 966,00. Tevens is bepaald dat de gemeente Medemblik het griffierecht van € 286,00 aan verzoeker dient te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien de aanvrager van de gehandicaptenparkeerplaats zelf ook een gehandicaptenparkeerkaart had aangevraagd.
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden hoger beroep instellen binnen zes weken na verzending van de uitspraak, met uitzondering van de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, waartegen geen hoger beroep mogelijk is.