Parketnummer : 14.810031-07
Datum uitspraak: 15 mei 2007
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
[Verdachte],
geboren te Alkmaar op[geboortedatum] 1987,
gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Zuyder Bos te Heerhugowaard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 01 mei 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
- het tenlastegelegde bewezen zal verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot 48 maanden gevangenisstraf met aftrek van de dagen die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering Nederland, ook indien deze aanwijzingen inhouden dat de verdachte dient deel te nemen aan trainingen;
- de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] hoofdelijk zal toewijzen met, ten aanzien van de gevorderde materiële schade, hieraan verbonden de schadevergoedingsmaatregel;
- de vordering van benadeelde partij Pearle Opticiens hoofdelijk zal toewijzen met hieraan verbonden de schadevergoedingsmaatregel;
- hetgeen door de verdachte en mr. Cuvelier, raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 13 januari 2007 in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Lelystad en/of in meerdere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) verdachte en/of een of meer van diens mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] gekneveld en/of (vervolgens) in de kofferbak van een auto gestopt en/of (daarna) met die auto is/zijn gaan rijden en/of (nadat die [slachtoffer] uit die auto was gehaald) die [slachtoffer] hebben/heeft vastgebonden aan een trap, althans straatmeubilair;
hij op of omstreeks 13 januari 2007 te Alkmaar en/of te Broek op Langedijk en/of te Lelystad en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een pinpas en/of een auto en/of 2 mobiele telefoons en/of een of meer sleutel(s) en/of autokentekenpapieren en/of een rijbewijs en/of een geldbedrag van 190 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of een of meerdere ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder andere) hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] hebben/heeft geslagen en/of een
prikkende en/of irriterende (vloei)stof in de ogen van die [slachtoffer] hebben/heeft gespoten;
B.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas en/of een auto en/of 2 mobiele telefoons en/of een of meer sleutel(s) en/of autokentekenpapieren en/of een rijbewijs en/of een geldbedrag van 190 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of een of meerdere ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder andere) hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] hebben/heeft geslagen en/of een prikkende en/of irriterende (vloei)stof in de ogen van die [slachtoffer] hebben/heeft gespoten;
hij op of omstreeks 13 januari 2007 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 400 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of de Postbank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (zijnde een wederrechtelijk verkregen pinpas);
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2007 tot en met 16 januari 2007 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening van/uit aan een pand aan de [adres] bevestigde lockers en/of kluizen heeft weggenomen 34 brillenglazen en/of 25 brilmonturen en/of 5 paar contactlenzen en/of 2 veiligheidsbrillen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Pearle Opticiens, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft
begaan, met dien verstande, dat
hij op 13 januari 2007 in meerdere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en/of diens mededaders met dat opzet die [slachtoffer] gekneveld en vervolgens in de kofferbak van een auto gestopt en zijn daarna met die auto gaan rijden en hebben nadat die [slachtoffer] uit die auto was gehaald die [slachtoffer] vastgebonden aan een trap;
hij op 13 januari 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
een pinpas en 2 mobiele telefoons en sleutels en een rijbewijs en andere goederen, toebehorende aan [slachtoffer], en
een auto, toebehorende aan een ander dan verdachte en zijn mededader,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat
verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer] hebben geslagen en een prikkende vloeistof in de ogen van die [slachtoffer] hebben gespoten;
3.
hij op 13 januari 2007 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft
weggenomen een geldbedrag van 400 Euro, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (zijnde een wederrechtelijk verkregen pinpas);
hij in de periode van 15 januari 2007 tot en met 16 januari 2007 te Alkmaar tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit aan een pand aan de [adres] bevestigde kluizen heeft weggenomen 34 brillenglazen en 25 brilmonturen en 5 paar contactlenzen en 2 veiligheidsbrillen, toebehorende aan Pearle Opticiens, waarbij zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw namens verdachte aangevoerd dat bij het voorbereidend onderzoek vormen onherstelbaar zijn verzuimd, hetgeen op voet van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering in de strafmaat moet worden gecompenseerd. Daartoe heeft de raadsvrouw met betrekking tot de aanhouding van verdachte op 17 januari 2007 het volgende gesteld.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2007 valt op te maken dat verbalisanten aan verdachte en zijn vrienden hebben gevraagd zich te identificeren. Daarvoor bestond volgens de raadvrouw op dat moment geen aanleiding. Vervolgens is aan verdachte gevraagd om de kofferbak te openen, waarbij in het proces-verbaal wordt opgemerkt dat verdachte ambtshalve bekend stond als regelmatig betrokken bij vermogensdelicten. Gelet op deze opmerking hadden verbalisanten voorafgaande aan hun vraag om de kofferbak te openen aan verdachte de cautie moeten geven, aldus de raadsvrouw. Eerst nadat de kofferbak is geopend, is aan verdachte de cautie gegeven.
De rechtbank overweegt als volgt.
De omstandigheden genoemd in het proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2007
(p. 167), te weten - samengevat - dat de verbalisanten de auto, met daarin drie personen, op 17 januari 2007 om 01.50 uur langzaam zagen rijden door een straat, terwijl ze de dag er vóór dezelfde auto - met eveneens drie personen erin - omstreeks 23.10 uur hadden zien rijden, stilstaan waarbij iemand binnen korte tijd uitstapte en weer instapte aan de achterzijde van een winkelcentrum, voldoende aanleiding vormden om aan de inzittenden van de auto hun legitimatie te vragen. De opmerking van verbalisant M.H. Bos, dat hem “ambtshalve bekend is dat de verdachte [naam verdachte] vaker is genoemd bij inbraken”, is gelet op de overige inhoud van proces-verbaal niet zonder meer begrijpelijk. In de gegeven omstandigheden echter mocht aan verdachte in het kader van de artikelen 2 en 8 van de Politiewet gevraagd worden om in de kofferbak van zijn auto te kijken. Hierop heeft verdachte gereageerd door zelf de achterklep van de auto te openen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, aldus handelend, aan verbalisanten toestemming heeft verleend tot het plegen van een onderzoek in de kofferbak. Reeds hierom moet het verweer dat verdachte voorafgaande aan het openen van de kofferbak ten onrechte niet de cautie is gegeven, worden verworpen (Hoge Raad 3 april 2007, LJN AZ6680). Nu nog geen sprake was van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit behoefden de verbalisanten voor het uitoefenen van voornoemde bevoegdheden niet eerst de cautie te geven.
Ten aanzien van het onder vier tenlaste gelegde feit, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken, nu geen sprake is van medeplegen, maar van medeplichtigheid aan de diefstal, hetgeen niet ten laste is gelegd .
De rechtbank overweegt dienaangaande dat de bewijsmiddelen voldoende aanknopingspunten bevatten voor de conclusie dat de verdachte als medepleger van het onder vier tenlaste gelegde feit kan worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen de verklaring van de verdachte dat hij zag dat de mededaders zijn breekijzer uit zijn auto hadden gepakt en dat zij daarmee naar de kluisjes liepen. Tevens is van belang de verklaring van de verdachte dat hij wist dat de mededaders de kluisjes wilden openbreken en dat - zo blijkt uit zijn overige gedragingen - hij zich daarvan op geen enkele wijze heeft gedistantieerd. De gestolen spullen zijn met (stilzwijgende) instemming van verdachte in de achterbak van de auto van verdachte gedeponeerd, waarna verdachte met zijn mededaders is weggereden.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van diens vrijheid beroven en beroofd houden
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt begaan door twee verenigde personen
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal, waarbij de schuldigen het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, terwijl het feit wordt begaan door twee verenigde personen
Ten aanzien van feit 4:
Diefstal, waarbij de schuldigen zich de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, terwijl het feit wordt begaan door meer verenigde personen
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte liep in de nacht van 13 januari 2007 met een vriend over straat en zag een man in een auto zitten. Het leek de verdachte en zijn vriend leuk om in die auto te rijden. Terwijl de beide vrienden (teneinde herkenning te voorkomen) door bivakmutsen waren gemaskerd, werd de man door verdachte en zijn vriend uit de auto gehaald en met vastgebonden armen en benen in de achterbak van zijn eigen auto gelegd. Verdachte reed vervolgens als bestuurder in de auto toen zijn vriend, die op de bijrijderplaats zat, de pinpas van de man zag liggen. Verdachte en zijn vriend kwamen tot het besluit om geld te pinnen en belden de pleegbroer van verdachte voor assistentie. Om de pincode te achterhalen, hebben de verdachte en zijn vriend de auto aan de kant gezet en hebben zij de man tegen het lichaam geslagen en met pepperspray in het gezicht gespoten. Ondertussen voegde de pleegbroer van verdachte zich bij het tweetal. Verdachte en zijn vriend gingen vervolgens pinnen en kwamen terug met 400 euro. De drie personen reden daarop met de nog immer vastgebonden man in de achterbak naar een parkeerterrein waar de man uit de achterbak van de auto werd gehaald. Daar werd hij, midden in de winter zonder jas en schoenen, gekneveld aan een trap achtergelaten. De drie mannen zijn vervolgens weggegaan met de auto en hebben, na het verlaten van die auto, enkele goederen uit de auto meegenomen. Uiteindelijk heeft de ontvoering van midden in de nacht tot in de vroege ochtend meerdere uren geduurd.
Verdachte heeft, zo bleek onder meer uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke [slachtoffer]verklaring, door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijke bewegingsvrijheid van het [slachtoffer]. Daarnaast is het [slachtoffer] veel angst aangejaagd en kan niet worden uitgesloten dat het [slachtoffer] hiervan ook op langere termijn psychologische schade zal ondervinden als gevolg van hetgeen hem is aangedaan. Voorts is in aanmerking genomen dat een feit als ontvoering tot gevolg kan hebben dat ook bij anderen dan het [slachtoffer] een gevoel van angst en onveiligheid ontstaat. Een en ander rekent de rechtbank verdachte dan ook in ernstige mate aan.
Daarnaast is gebleken dat de verdachte zich slechts enkele dagen na het plegen van de onder één tot en met drie tenlaste gelegde feiten wederom schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, te weten een diefstal met braak in vereniging met anderen. Hierbij is aanzienlijke schade toegebracht aan een onderneming. De verdachte en zijn mededaders hebben hiermee laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 25 januari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van geweldsdelicten tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld en terzake vermogensdelicten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 26 april 2007 van M. Dozeman als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland, inhoudende
–voor zover van belang– onder meer:
Hij is gemotiveerd om na zijn detentie een drugsvrij bestaan op te bouwen. Hij verblijft op een Verslaafden Begeleidingsafdeling. Ook volgt hij een Leefstijltraining, verzorgd door de Brijder. Sprake van gemiddeld recidiverisico. Aangezien detentie hem zwaar valt, zal hem dat misschien weerhouden van het overtreden van de wet. Het stoppen of controleren van zijn softdruggebruik is essentieel. Een cognitieve vaardigheden training is voor verdachte geïndiceerd. Een verplicht reclasseringscontact is geïndiceerd en verdachte heeft aangegeven bereid te zijn hieraan zijn medewerking te verlenen. Verdachte is geestelijk en lichamelijk in staat een werkstraf uit te voeren. Hij heeft geen inkomen, waardoor een geldboete of schadevergoedingsmaatregel mogelijk door zijn ouders zal moeten worden betaald. Van een voorwaardelijke sanctie zal een preventief effect uitgaan.
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 24 april 2007 van R.M.W. Blenman, inhoudende – voor zover van belang – onder meer:
Verdachte maakte een normale intelligente indruk waarbij onderzoeker niet de indruk had dat er sprake is van (ernstige) psychopathologie in de vorm van een psychose of depressie. Verdachte komt afhankelijk en erg beïnvloedbaar over. Voorts is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens door afhankelijke en antisociale grondhouding. Zijn cannabisgebruik is excessief waardoor hij sociaal-emotioneel onvolgroeid imponeert. Wanneer verdachte persisteert in zijn middelengebruik, is recidive mogelijk. Onderzochte lijkt slechts licht verminderd toerekeningsvatbaar. Behandeling is geïndiceerd, eventueel met een behandeling als bijzondere voorwaarde. Tevens lijkt een verplicht contact met de reclassering noodzakelijk.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf op haar plaats is.
Bij de bepaling van de duur en de vorm van die vrijheidsstraf heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte zich ten aanzien van alle tenlastegelegde en bewezen verklaarde feiten zeer lichtzinnig heeft gedragen. Voor de verdachte waren meerdere momenten aanwezig waarbij hij had kunnen besluiten om zich terug te trekken en zijn handelingen te stoppen. Dit heeft hij niet gedaan. Verdachte en zijn vrienden hebben voor wat betreft het eerste feit het [slachtoffer] midden in de winter, zonder jas en schoenen, buiten en in hulpeloze toestand achtergelaten. Het is niet aan de wil van de verdachte te danken dat het [slachtoffer] het gebeurde heeft overleefd. Voorts heeft verdachte enkele dagen na de ingrijpende gebeurtenissen van 13 januari 2007 wederom een strafbaar feit begaan.
De rechtbank zal deze vrijheidsstraf deels in voorwaardelijke vorm opleggen, met hieraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, gericht op het tegengaan van recidive. Gelet op de ernst van het feit enerzijds en de leeftijd van verdachte anderzijds, zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaren bepalen.
De benadeelde partij [slachtoffer], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 5.432, 44 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn daar andere daders bij betrokken -, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.972,44 kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen (5 keer psycholoog € 87,50 + 1 keer psycholoog € 90 = 527,50 minus vergoeding ziektekostenverzekeraar € 250 = € 277,50 , sloten € 149,94 , geld € 400 (het gepinde bedrag), kleding € 485 , diversen € 160 , immateriële schade
€ 2500).
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader(s) aan de benadeelde partij is voldaan.
De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De benadeelde partij Pearle Opticiens, heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 973,18 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn daar andere daders bij betrokken -, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader(s) aan de benadeelde partij is voldaan.
9. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de [slachtoffer]s naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 282, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 36 maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook indien deze aanwijzingen inhouden dat verdachte dient deel te nemen aan de trainingen Cognitieve vaardigheden en/of Arbeidsvaardigheden.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (gemachtigde: [naam gemachtigde], [adres gemachtigde]) toe tot een bedrag van € 3.972,44 .
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.972,44 (drieduizend negenhonderdtweeënzeventig euro en vierenveertig eurocent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 3.972,44 (drieduizend negenhonderdtweeënzeventig euro en vierenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Wijst de vordering voor het overige af.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij Pearle Opticiens, [adres] Alkmaar.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 973,18 (negenhonderddrieënzeventig euro en achttien eurocent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer], genaamd Pearle Opticiens te betalen een som geld ten bedrage van € 973,18 (negenhonderddrieënzeventig euro en achttien eurocent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. G.W.A. Lamsvelt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.W. Lambregts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 mei 2007.