ECLI:NL:RBALK:2007:BA4843

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
24 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
878 FA RK 06-426
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van kinderalimentatie en draagkrachtvergelijking tussen ouders na beëindiging van samenwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 24 januari 2007 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind. De vrouw verzocht om een bijdrage van € 250,-- per maand, terwijl de man de behoefte op € 245,-- per maand stelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behoefte van het kind moet worden bepaald aan de hand van het netto gezinsinkomen ten tijde van de samenwoning van partijen, waarbij rekening is gehouden met de financiële situatie van beide ouders.

De rechtbank heeft een draagkrachtvergelijking gemaakt tussen de vrouw en de man. De vrouw heeft een draagkrachtruimte van € 503,-- per maand, terwijl de man een draagkrachtruimte van € 180,-- per maand heeft. Gelet op deze berekeningen heeft de rechtbank bepaald dat de man een bijdrage van € 89,-- per maand moet betalen, met terugwerkende kracht vanaf 10 mei 2006, de datum waarop het verzoekschrift is ingediend.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrouw niet in de proceskosten van de man hoeft te worden veroordeeld, omdat zij het verzoekschrift heeft ingediend om de alimentatiebijdrage vast te stellen, en de man eerder zonder overleg de hoogte van de bijdrage had aangepast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man de bijdrage moet betalen, ook als er nog een hoger beroep aanhangig is.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige draagkrachtvergelijking en de noodzaak om de behoefte van het kind vast te stellen op basis van de financiële situatie van beide ouders, vooral in gevallen waar ouders niet in gezinsverband hebben samengewoond.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
GD
zaak- en rekestnummer: 87899 / FA RK 06-426
datum: 24 januari 2007
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
VERZOEKSTER,
wonende te Heerhugowaard,
verzoekende partij,
procureur: mr. G.A.M. van Dijk,
tegen:
GEREKWESTREERDE,
wonende te Rotterdam,
gerekwestreerde,
procureur: mr. H.R.M. Jenné.
advocaat: mr. M. Huisman te Rotterdam.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 10 mei 2006 een verzoekschrift van de vrouw ingekomen waarin wordt verzocht ten laste van de man een bijdrage vast te stellen in de kosten van verzorging en opvoeding van euro 250,-- per maand met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag en ingangsdatum ten behoeve van het minderjarige kind, geboren op datum in de gemeente Alkmaar.
De man heeft daarop een verweerschrift ingediend, strekkende tot afwijzing van het verzoek. Tevens is verzocht om de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
De procureur van de vrouw heeft op 22 november 2006 nadere gegevens in het geding gebracht.
Voorts heeft de procureur van de man op 30 november 2006 nadere gegevens in het geding gebracht.
De vrouw heeft vervolgens een nader verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 december 2006, alwaar zijn verschenen, de vrouw, bijgestaan door mr. Van Dijk, voornoemd, en de man, bijgestaan door mr. Huisman, voornoemd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De vrouw heeft als grond voor het verzoek aangevoerd dat zij behoefte heeft aan een bijdrage.
De man heeft de hoogte van de behoefte van de minderjarige aan een bijdrage weersproken. en zich op het standpunt gesteld dat de behoefte kan worden gesteld op euro 245,-- per maand
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De vrouw heeft de behoefte van de minderjarige gesteld op euro 250,-- per maand. De man heeft zich op het standpunt gesteld dat de behoefte kan worden gesteld op euro 245,-- per maand in het geval het zou gaan om één minderjarig kind. Thans is de man van mening dat rekening gehouden moet worden met drie minderjarige kinderen, nu hij met zijn nieuwe partner twee kinderen heeft gekregen.
De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van de man geen stand houdt, nu het gaat om de behoefte van een kind en niet de draagkracht van de man. De behoefte van een kind wordt bepaald aan de hand van het netto gezinsinkomen ten tijde van de samenwoning van partijen. In het onderhavige geval (partijen hebben nimmer met het kind samengewoond) wordt de behoefte van het kind vastgesteld door het netto inkomen van de man te vermeerderen met dat deel van het inkomen van de vrouw dat de kosten van haar huishouding, dat wil zeggen het draagkrachtloos inkomen van de vrouw, overschrijdt. Bij het berekenen van het besteedbaar inkomen van de man is rekening gehouden met het feit dat de man kinderen heeft met zijn nieuwe partner. Het netto besteedbaar inkomen van de man wordt gesteld op euro 2.279,-- per maand. Het deel van het inkomen van de vrouw wordt gesteld op euro 372,-- netto per maand. Blijkens de toepasselijke tabel eigen aandeel kosten van kinderen kan de behoefte van de minderjarige bij een dergelijk gezinsinkomen op een hoger bedrag worden vastgesteld, dan de door beide partijen opgevoerde behoefte. De rechtbank zal derhalve uitgaan van een behoefte van euro 250,-- per maand.
Gelet op het inkomen van partijen en het standpunt van de man zal de rechtbank een draagkrachtvergelijking tussen partijen maken.
Ter berekening van de draagkracht van de vrouw zal de rechtbank rekening houden met de volgende feiten en omstandigheden:
De vrouw heeft blijkens de jaaropgave 2005 een inkomen uit arbeid van euro 21.509,-- per jaar. Zij woont samen met het minderjarige kind van partijen. De rechtbank zal echter uitgaan van de bijstandsnorm voor een alleenstaande, aangezien de rechtbank een draagkrachtvergelijking gaat maken.
De vrouw betaalt een huur van euro 437,-- per maand. Daarnaast ontvangt de vrouw een huurtoeslag van euro 212,-- per maand. Naast de algemene heffingskorting en de arbeidskorting heeft de vrouw recht op de alleenstaande ouder korting en de aanvullende alleenstaande ouderkorting.
De zorgverzekering van de vrouw bedraagt in totaal euro 218,-- per maand.
Op grond van het vorenstaande heeft de vrouw een draagkrachtruimte van euro 503,-- per maand.
Ter berekening van de draagkracht van de man zal de rechtbank rekening houden met de volgende feiten en omstandigheden:
Blijkens de door de man overgelegde jaaropgave 2005 heeft de man een inkomen van
euro 38.697,--.
De man woont samen met zijn nieuwe partner en hun twee minderjarige kinderen. De partner van de man kan in haar eigen levensonderhoud voorzien. De rechtbank zal, nu het hier gaat om een draagkrachtvergelijking, bij de vaststelling van de draagkracht van de man rekenen met het gemiddelde van de alleenstaande en de alleenstaande ouder norm, te weten euro 966,-- per maand.
De partner van de man heeft een woning gekocht. De totale maandlast van de hypotheek bedraagt euro 1.005,51, zijnde euro 85,51 aan aflossing en euro 920,-- aan rente. De man betaalt de helft van de totale woonlasten, zijnde euro 503,-- per maand.
De man heeft naast de algemene heffingskorting en de arbeidskorting recht op de combinatiekorting.
Voorts zal de rechtbank rekening houden met een forfaitair bedrag overige eigenaarslasten van euro 48,-- per maand. De rechtbank zal tevens rekening houden met een premie zorgverzekering van in totaal euro 273,-- per maand.
De vrouw stelt de omgangskosten op euro 70,-- per maand. De man heeft zich op het standpunt gesteld dat de omgangskosten euro 161,75 per maand bedragen. Gelet op de door partijen overeengekomen omgangsregeling kunnen de verblijfskosten worden vastgesteld op euro 30,-- per maand. De reiskosten kunnen, gelet op het feit dat de afstand tussen de woning van de man en de minderjarige 113 kilometer bedraagt, worden vastgesteld op euro 120,-- per maand. De omgangskosten kunnen derhalve op euro 150,-- per maand worden vastgesteld.
De man heeft een schuld opgevoerd bij de ABN AMRO bank van euro 1.170,--. De man heeft gesteld dat hij euro 100,-- per maand aflost op deze schuld. De rechtbank zal geen rekening houden met de aflossing op deze schuld, nu uit de door de man overgelegde stukken niet is gebleken wanneer de man deze lening is aangegaan. Bovendien staat de lening op naam van de man.
De man heeft voorts een schuld opgevoerd van thans euro 32.500,-- bij de Interbank. De rechtbank zal met deze schuld en de maandelijkse aflossing daarop van euro 250,-- per maand rekening houden, nu de man deze schuld is aangegaan tijdens de samenwoning van partijen. Voorts zal de rechtbank rekening houden met een aflossing op een schuld bij ComfortCard van euro 60,-- per maand, nu de man deze lening is aangegaan tijdens de samenwoning van partijen en de man feitelijk aflost op deze schulden. De rechtbank zal tevens rekening houden met een aflossing op een schuld aan de IB groep van euro 45,-- per maand, nu de vrouw hiermee akkoord gaat.
De rechtbank zal voorts geen rekening houden met een aflossing op een schuld bij PrimeLine van euro 75,-- per maand, nu de man, gelet op de overgelegde gegevens, ook na de samenleving van partijen bedragen heeft opgenomen van deze rekening.
Op grond van het vorenstaande heeft de man een draagkrachtruimte van euro 180,-- per maand.
Gelet op een evenredige verdeling tussen partijen dient de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding te voldoen van euro 89,-- per maand.
De rechtbank zal de bijdrage met terugwerkende kracht vaststellen, zoals door de vrouw is verzocht, nu de man vanaf dat moment kennis heeft genomen van het verzoek van de vrouw dat zij een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de betrokken minderjarige ten laste van de man verlangt. Echter, gelet op het feit dat de bijdragen als de onderhavige plegen te worden verteerd in de maand waarin ze zijn uitgekeerd, van de vrouw in redelijkheid niet gevergd kan worden dat zij hetgeen de man mogelijk na datum van wijziging heeft betaald, zal terugbetalen.
De rechtbank ziet geen aanleiding de vrouw te veroordelen in de proceskosten, zoals door de man is verzocht. De vrouw heeft immers een verzoekschrift ingediend om tot vaststelling van de alimentatiebijdrage te komen, aangezien de man een aantal malen de hoogte van de bijdrage zonder overleg heeft aangepast.
DE BESLISSING
De rechtbank :
Bepaalt dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarige telkens, voor zover het de nog niet vervallen termijnen betreft, bij vooruitbetaling zal betalen euro 89,-- per maand, te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van deze minderjarige kan of zal worden verleend, een en ander met ingang van 10 mei 2006, in die zin dat voor zover sedert 10 mei 2006 tot nu toe méér is betaald en/of op de man is verhaald de rechtbank de bijdrage voor die periode vaststelt op hetgeen door de man is betaald en/of op hem is verhaald.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, lid van gemelde kamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2007 in tegenwoordigheid van G.S. Doornbosch.
U kunt tegen deze beschikking in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt de beschikking al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.