ECLI:NL:RBALK:2007:AZ8078

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
90247/FA RK 06-774
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het ouderlijk gezag aan de moeder na echtscheiding en gebrek aan contact met de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 7 februari 2007 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de moeder om het eenhoofdig gezag over de minderjarige kinderen toe te wijzen. De moeder verzocht primair om belast te worden met het gezag, aangezien er sinds de echtscheiding in 2002 geen contact meer is tussen de vader en de kinderen. De vader, die volgens het GBA-uittreksel in Amsterdam woont, wordt vermoed in Suriname te verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de artikelen 1:253r, 1:253g en 1:246 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn, omdat de vader niet actief betrokken is bij de opvoeding van de kinderen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 22 januari 2007, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar procureur, mr. P.J.M. Fens. De vader was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank overwoog dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder alleen met het gezag wordt belast, gezien de omstandigheden na de echtscheiding. De rechtbank wees het primaire verzoek van de moeder toe en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

De rechtbank concludeerde dat de vader zijn verantwoordelijkheden als ouder niet nakomt en dat de kinderen zich door hem in de steek gelaten voelen. De moeder heeft aangegeven dat zij problemen ondervindt bij het gezamenlijk gezag, vooral bij het verkrijgen van toestemming voor een paspoort voor de oudste minderjarige. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de feitelijke situatie te formaliseren, zodat de moeder de benodigde beslissingen kan nemen voor de opvoeding en verzorging van de kinderen. De beschikking werd gegeven door mr. A.S. Friedberg, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
zaak- en rekestnummer: 90247 / FA RK 06-774
datum: 7 februari 2007
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[verzoekster/de moeder],
wonende te Hoorn,
verzoekende partij,
procureur: mr. P.J.M. Fens,
tegen:
[gerekwestreerde/de vader],
wonende te Amsterdam,
gerekwestreerde.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 8 september 2006 het verzoekschrift van de moeder ingekomen waarin primair wordt verzocht de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen [naam oudste kind + geboorteplaats en -datum], en [naam tweede kind + geboorteplaats en -datum]. Subsidiair wordt verzocht vervangende toestemming te verlenen tot afgifte van een reisdocument ten behoeve van de voornoemde minderjarigen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2007, in aanwezigheid van de moeder, bijgestaan door mr. Fens. De vader is -alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen- niet ter zitting verschenen.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
Uit het huwelijk van partijen, dat op 3 december 2001 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 12 juli 2001 in de registers van de Burgerlijke Stand, zijn de thans nog minderjarige kinderen van partijen geboren. Ingevolge artikel 251 lid 2 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) hebben de ouders na de ontbinding van het huwelijk het gezamenlijk gezag over voornoemde minderjarigen behouden, zoals ook overwogen is in voornoemde beschikking.
De moeder voert als grond aan voor het primaire verzoek, dat de omstandigheden na het geven van voornoemde beschikking zijn gewijzigd. Zij stelt hiertoe dat de vader sinds de echtscheiding zijn eigen leven leidt, en er vanaf 2002 geen contact meer is tussen de kinderen en hun vader. De kinderen voelen zich door hun vader in de steek gelaten en ervaren het gebrek aan contact en omgang met hun vader als traumatisch. De oudste minderjarige voert dientengevolge op school de geslachtsnaam van de moeder.
Daarnaast stelt de moeder last te ondervinden bij de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Zij heeft in februari 2006 de benodigde toestemming voor de afgifte van een paspoort ten behoeve van de oudste minderjarige niet kunnen verkrijgen, aangezien zij bij gebreke van enig contact niet weet waar de vader woont of verblijft. Daardoor heeft de oudste minderjarige vorig jaar niet kunnen deelnemen aan een (school)reis naar Tsjechië. Vorenstaande voert de moeder tevens als grond voor het subsidiaire verzoek aan.
Op grond van de stukken en hetgeen de moeder ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, acht de rechtbank het in het belang van de betrokken minderjarigen dat de moeder alleen met het ouderlijk gezag zal worden bekleedt. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt:
Ingevolge artikel 3 lid 1 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dienen bij maatregelen met betrekking tot kinderen de belangen van het kind als uitgangspunt voor de daartoe te nemen beslissing. Volgens artikel 18 van voornoemd verdrag heeft de minderjarige er recht op dat beide ouders gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor zijn opvoeding en ontwikkeling dragen. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat de vader op geen enkele wijze uitvoering geeft aan zijn ouderschap, en niet te verwachten is dat hier binnen afzienbare tijd verandering in zal komen. De vader is na de echtscheiding vertrokken uit zijn toenmalige woonplaats Hoorn. Vlak na de echtscheiding is enkele keren contact geweest tussen de vader en de kinderen. Sindsdien hebben de kinderen en de moeder noch met de vader, noch met zijn familieleden enig contact gehad. Ook financieel draagt de vader op geen enkele wijze bij aan de verzorging en opvoeding van zijn kinderen.
Uit het GBA-uittreksel van de vader blijkt dat de vader zich op 23 januari 2003 gevestigd heeft in Amsterdam, waarbij onbekend is waar hij daarvoor gewoond of verbleven heeft. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat de vader mogelijk in Suriname woont of verblijft. Aangezien de aangetekende oproeping voor de zitting niet is afgehaald, en de vader na verzending van de oproeping per gewone post verzonden naar het op het GBA-uittreksel vermelde adres niet ter zitting verschenen is, acht de rechtbank het vermoeden van de moeder aannemelijk. Dientengevolge kan de vrouw niet alle beslissingen nemen die nodig zijn in het kader van de opvoeding en verzorging van de minderjarigen, nu zij hem op geen enkele mogelijkheid kan bereiken, wanneer toestemming of medewerking noodzakelijk is.
Nu hij zich blijkbaar niet heeft uitgeschreven bij de gemeente Amsterdam, en hij zodoende officieel nog een bekende verblijfplaats heeft, kan de vader op grond van artikel 253q van boek 1 BW jo artikel 253r niet als onbevoegd tot het gezag op grond van artikel 246 van boek 1 van het BW aangemerkt worden, zodat de moeder niet op grond van het vorenstaande alleen het gezag over de kinderen kan uitoefenen.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit het door de moeder verhandelde ter zitting blijkt, dat de minderjarige kinderen van partijen zich door hun vader in de steek gelaten voelen, hetgeen zich uit in het dragen van de geslachtsnaam van de moeder. De formalisering van de feitelijke situatie, waarin de vader op geen enkele wijze recht doet aan het belang van zijn kinderen, acht de rechtbank dan ook een tegemoetkoming aan hun belang.
Nu het primaire verzoek zal worden toegewezen, vervalt het belang van het subsidiaire verzoek, zodat dit punt thans geen bespreking meer behoeft.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Bepaalt dat thans de moeder zal worden belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarigen [naam oudste kind + geboorteplaats en -datum], en [naam tweede kind + geboorteplaats en -datum].
Verklaart deze beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Friedberg, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag, 7 februari 2007, in tegenwoordigheid van M. Broek, griffier.