ECLI:NL:RBALK:2007:AZ7669
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schending van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 4 januari 2007 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (districtskantoor Amsterdam) als verweerder. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 25 november 2003, waarbij onverschuldigd betaalde uitkering volgens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) werd teruggevorderd. Eiser stelt dat hij als gevolg van de lange duur van de procedure materiële en immateriële schade heeft geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), is overschreden. De termijn is gaan lopen op 30 december 2003, de datum waarop eiser bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank concludeert dat er meer dan drie jaar verstreken zijn zonder dat verweerder tijdig op het bezwaar heeft beslist, wat leidt tot een schending van de redelijke termijn. De rechtbank heeft het besluit van 12 september 2005 van verweerder vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten. Verweerder is opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, maar uitsluitend voor zover het betreft eisers verzoek om schadevergoeding. Eiser heeft nadrukkelijk aangegeven geen verzoek om schadevergoeding te doen, waardoor de rechtbank zich niet kon uitspreken over een veroordeling tot schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 12 september 2005 gegrond verklaard. Tevens is bepaald dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het griffierecht van € 37,- aan eiser vergoedt.