ECLI:NL:RBALK:2007:AZ7044

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
23 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810241-06
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling en hennepteelt in georganiseerd verband

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 23 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met mededaders betrokken was bij de gijzeling van twee personen en de exploitatie van een hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op 12 december 2005 in Heerhugowaard de slachtoffers, [A.B.] en [E.V.], wederrechtelijk van hun vrijheid hebben beroofd. Dit gebeurde met geweld, waarbij gebruik werd gemaakt van een stroomstootwapen en pepperspray. De slachtoffers werden gedwongen om informatie te geven over de diefstal van hennepplanten. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een georganiseerd samenwerkingsverband, maar dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als deelnemer aan een criminele organisatie, omdat zijn betrokkenheid te kort en te incidenteel was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de deelname aan een criminele organisatie, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de gijzeling en de hennepteelt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, alsook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14.810241-06
Datum uitspraak: 23 januari 2006
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2006 en de terechtzitting van 12 december 2006 en 9 januari 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank verdachte terzake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en mr. J.S. Dallinga, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 september 2006 gewijzigd op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
Aan de verdachte is onder 1 primair (ZT001) ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard in een woonwagen en/of in een (bij die woonwagen behorende) schuur aan de [adres1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer perso(o)n(en), genaamd [A.B.] en/of [E.V], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [A.B.] en/of [E.V] en/of [A.B.], te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten te vertellen wie verantwoordelijk was voor de diefstal van hennepplanten en/of te bekennen dat hij/zij hennepplanten had(den) ontvreemd,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
- die [B] en/of die [V] gevraagd naar het woonwagenkamp aan de [adres1] te Heerhugowaard te komen, waarna die [B] en/of die [V] in een woonwagen aldaar is/zijn ondervraagd en/of
- die [B] en/of die [V] (vervolgens) meegenomen naar een (bij die woonwagen behorende) schuur (waarbij hij, verdachte, en/of een/of meer van zijn mededader(s) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn/hun hand(en) had/hadden en/of hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) een bivakmuts op zijn/hun hoofd had/hadden en/of hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) bij de deur van die schuur is/zijn gaan staan)en/of
- aldaar die [B] en/of die [V] enige tijd vastgehouden en/of
- aldaar die [B] en/of die [V] gesommeerd op een stoel plaats te nemen en/of
- aldaar bij die [B] en/of die [V] één of meermalen een stroomstootwapen in de nek en/of (elders) op het lichaam geplaatst en/of gedrukt en/of
- bij die [B] en/of die [V] pepperspray, althans een weerloosmakend(e) en/of irriterend(e) gas/vloeistof, in de ogen en/of (elders) in het gezicht gespoten en/of
- die [B] en/of die [V] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd geplaatst en/of (enige tijd) geplaatst gehouden en/of dit pistool één of meerma(a)l(en) doorgeladen, waardoor die [V] en/of [B] werd(en) belet vrijelijk te gaan en/of te staan waar zij/hij dat wilde(n);
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard, in een woonwagen en/of in een (bij die woonwagen behorende) schuur aan de [adres1],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer perso(o)n(en), genaamd [A.B.] en/of [E.V] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
- die [B] en/of die [V] meegenomen naar bovengenoemde (bij die
woonwagen behorende) schuur (waarbij hij, verdachte, en/of een/of meer van zijn mededader(s) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn/hun hand(en) had/hadden en/of hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) een bivakmuts op zijn/hun hoofd had/hadden en/of hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) bij de deur van die schuur is/zijn gaan staan) en/of
- aldaar die [B] en/of [V] enige tijd vastgehouden en/of
- aldaar die [B] en/of [V] gesommeerd op een stoel plaats te nemen en/of
- aldaar bij die [B] en/of die [V] één of meermalen een stroomstootwapen in de nek en/of (elders) op het lichaam geplaatst en/of gedrukt en/of
- bij die [B] en/of die [V] pepperspray, althans een weerloosmakende(e) en/of irriterend(e) gas/vloeistof, in de ogen en/of (elders) in het gezicht gespoten en/of
- die [B] en/of die [V] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd geplaatst en/of (enige tijd) geplaatst gehouden en/of dit pistool één of meerma(a)l(en) doorgeladen, waardoor die [V] en/of [B] werd(en) belet vrijelijk te gaan en/of te staan waar zij/hij dat wilde(n);
en/of
hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [E.V] en/of [A.B.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [B] en/of die [V] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd geplaatst en/of (enige tijd) geplaatst gehouden en/of dit pistool één of meerma(a)l(en) doorgeladen;
en/of
hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [E.V] en/of [A.B.]
- één of meermalen een stroomstootwapen in de nek en/of (elders) op het lichaam heeft geplaatst en/of gedrukt en/of
- pepperspray, althans een weerloosmakende(e) en/of irriterend(e) gas/vloeistof, in de ogen en/of (elders) in het gezicht heeft gespoten, waardoor die [V] en/of die [B] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
Aan de verdachte is onder 2 primair (ZT 005) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Landsmeer, in een pand gelegen aan [adres 2], één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[A.H] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Landsmeer, in een pand gelegen aan [adres 2], met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Landsmeer en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door dat pand (zodanig) in te richten en/of te verbouwen, althans te helpen inrichten en/of te verbouwen, opdat dat pand geschikt kon worden gemaakt voor de teelt van hennepplanten en/of (ter bewaking) in en/of in de nabijheid van dat pand te overnachten;
Aan de verdachte is onder 3 primair (ZT 006) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer, in een pand gelegen aan de [adres 3], één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[A.H] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer, in een pand gelegen aan de [adres 3], met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door dat pand (zodanig) in te richten en/of te verbouwen, althans te helpen inrichten en/of te verbouwen, opdat dat pand geschikt kon worden gemaakt voor de teelt van hennepplanten en/of (aldaar) hennepplanten te planten en/of (ter bewaking) in en/of in de nabijheid van dat pand te overnachten;
Aan de verdachte is onder 4 (ZT 010) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2003 tot en met 6 maart 2006 op één of meer verschillende tijdstip(pen) in de gemeente Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een (duurzaam) samenwerkingsverband van personen te weten hij, verdachte, en/of [A.H] en/of [P.H.] en/of [M.S] en/of [J.V.] en/of [A.B.] en/of [S.W.] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- de misdrijven als omschreven in artikel 3 onder B en/of C van de Opiumwet, te weten het meerdere keren (in de uitoefening van beroep of bedrijf) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben, van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
en/of
- de misdrijven als omschreven in artikel 311 lid 1 onder 4 en 5 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het meerdere keren ten behoeve van hennepkwekerijen plegen van diefstal(len) van electriciteit
en/of
- de misdrijven als omschreven in artikel 285 en/of 282 en/of 282a en/of 300 en/of 302 en/of 312 en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het bedreigen van één of meer perso(o)n(en) en/of de gijzeling en/of de wederrechtelijke vrijheidsberoving van één of meer perso(o)n(en) en/of het plegen van geweld tegen één of meer perso(o)n(en) en/of het door middel van geweld of bedreiging van geweld wegnemen van goederen van één of meer perso(o)n(en) en/of de afpersing van één of meer perso(o)n(en) en/of andere
geweldsmisdrijven
en/of
- de misdrijven als omschreven in artikel 420 bis en/of artikel 420 ter en/of artikel 420 quater Wetboek van Strafrecht, te weten het witwassen van gelden afkomstig van de verkoop van hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, in elk geval gelden afkomstig uit/van een of meer misdrij(f)v(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair en onder 4 is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Zwanenburg (feit 3 primair)
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank is van oordeel dat uit de in het strafdossier met betrekking tot dit feit opgenomen bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte hierbij als medepleger betrokken is geweest. Verdachte kan echter wel als medeplichtige worden beschouwd, hetgeen hieronder onder de rubriek 5. nadere motivering wordt gemotiveerd.
Deelname aan een criminele organisatie (feit 4)
Met betrekking tot de te laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste rechtspraak dient er, wil er sprake zijn van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht, een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband te bestaan. Dit samenwerkingsverband heeft een bepaalde mate van begrenzing ten opzichte van haar omgeving, de leden werken onderling samen aan een gemeenschappelijke doelstelling en hebben daarbij een zekere rolverdeling.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een georganiseerd samenwerkingsverband van enkele personen die als verdachten voorkomen in het zogeheten Talio-onderzoek. Dit blijkt uit het gegeven dat enkele medeverdachten een nauwe en volledige samenwerking hebben gehad bij het opzetten en beheren van diverse hennepkwekerijen.
Bij deze gezamenlijke uitvoering van hennepteelt blijkt uit de diverse verklaringen van medeverdachten dat de betrokkenen een rolverdeling hadden. Uit het dossier blijkt voorts dat de groep personen die met regelmaat in de kwekerijen werkte in de loop der tijd enigszins wisselde van samenstelling. Deze vaste samenwerkingsrelaties gedurende een nauw omschreven periode vormen een sterke aanwijzing voor de samenhang in het samenwerkingsverband. Naast personen die op incidentele basis werden ingeschakeld was er een duidelijke, ook voor de betrokkenen kenbare kern van medewerkers. De organisatie kende daarmee een onderscheid tussen “binnen” en “buiten”.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat het oogmerk van de organisatie ook gericht was op de diefstal van elektriciteit. Uit de verklaringen van [A.H] van 10 oktober 2006 bij de politie en de verklaringen van [S] blijkt dat de diefstal van stroom met enige regelmaat verbonden was met de hennepteelt.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gesteld dat de in de tenlastelegging opgenomen geweldsdelicten tot het bijkomend oogmerk van de organisatie dienen te worden gerekend.
De rechtbank volgt haar daarin niet.
Wat de gijzeling van 12 december 2005 betreft overweegt de rechtbank dat deze weliswaar het initiatief is geweest van enkele personen binnen de organisatie, maar dat niet blijkt dat dit geweld is toegepast om de samenhang binnen dan wel de identiteit van de organisatie in stand te houden. Evenmin blijkt uit het dossier dat geweld of bedreiging met geweld hoorde tot de vaste of regelmatig toegepaste methoden om realisering van de andere doelen van de organisatie, te weten hennepteelt en de diefstal van elektriciteit te vergemakkelijken.
Tot een soortgelijke conclusie komt de rechtbank ten aanzien van witwassen als een veronderstelde doelstelling van de organisatie. Voor zover de verdachten van het Talio-onderzoek behoren tot de organisatie als hiervoor beschreven kan wel worden aangenomen dat zij hun verdiensten uit de hennepteelt – individueel - voor hun levensonderhoud hebben besteed. In zoverre is er sprake geweest van witwassen. Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank echter geen aanwijzingen dat het witwassen op een grootschalige en georganiseerde wijze geschiedde. Gelet hierop kan het witwassen naar het oordeel van de rechtbank niet als het (neven)doel van de criminele organisatie worden beschouwd.
De vraag resteert of verdachte als deelnemer van de criminele organisatie kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Volgens de bewezenverklaring is verdachte gedurende een betrekkelijk korte periode als medepleger respectievelijk als medeplichtige betrokken geweest bij de hennepkwekerijen in Den Ilp en Zwanenburg. Dit gegeven acht de rechtbank te weinig om in het geval van verdachte te spreken van deelneming aan een georganiseerd verband dat de teelt van hennep tot oogmerk heeft.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een vrijspraak van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit in al zijn onderdelen.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1. primair (ZT 001)
hij op 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard in een woonwagen en in een bij die woonwagen behorende schuur aan de [adres1], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [A.B.] en [E.V], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, met het oogmerk anderen, te weten [A.B.] en [E.V], te dwingen iets te doen, te weten te vertellen wie verantwoordelijk was voor de diefstal van hennepplanten en/of te bekennen dat hij/zij hennepplanten had(den) ontvreemd, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders tezamen en in vereniging met elkaar,
- die [B] en die [V] gevraagd naar het woonwagenkamp aan de [adres1] te Heerhugowaard te komen, waarna die [B] en die [V] in een woonwagen aldaar zijn ondervraagd en
- die [B] en die [V] vervolgens meegenomen naar een bij die woonwagen behorende schuur waarbij hij, en zijn mededaders een bivakmuts op hun hoofd hadden en een van zijn mededaders bij de deur van die schuur is gaan staan en
- aldaar die [B] en die [V] enige tijd vastgehouden en
- aldaar die [B] en die [V] gesommeerd op een stoel plaats te nemen en
- aldaar bij die [B] en die [V] een stroomstootwapen in de nek en/of elders op het lichaam geplaatst en
- bij die [B] en die [V] pepperspray in de ogen gespoten, waardoor die [V] en [B] werden belet vrijelijk te gaan en te staan waar zij dat wilden;
2. primair (ZT 005)
hij in de periode van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Landsmeer, in een pand gelegen aan [adres 2], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld hoeveelheden van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep;
3. subsidiair (ZT 006)
[A.H] en andere personen in de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer, in een pand gelegen aan de [adres 3], met elkaar, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk hebben geteeld, een hoeveelheid van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer opzettelijk behulpzaam is geweest, door aldaar hennepplanten te planten.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. NADERE MOTIVERING
Gijzeling
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en overweegt hiertoe als volgt.
Op basis van de afgelegde verklaringen, waaronder de verklaringen van [M.S.] (Map 1, P265 e.v.), [B.W.] (Map 2, P591) en [A.B.] (Map 2, P427) staat in voldoende mate vast dat in ieder geval [T.H.], [P.H.] en [J.V.] de eigenaren waren van een omvangrijke weedkwekerij in een loods van [B] te Wervershoof. In deze kwekerij heeft blijkens de afgelegde verklaringen eind november 2005 een diefstal van planten plaatsgevonden. De eigenaren zijn vervolgens op zoek gegaan naar de daders van deze diefstal.
Op 7 december 2005 wordt over de diefstal een bijeenkomst belegd in restaurant "De Zandhorst" te Heerhugowaard. Tijdens deze bijeenkomst zijn blijkens diverse verklaringen van onder meer [A.H], [V] en [B], aanwezig: [P] en [T.H.], [J.V.] en [A.B]. Tijdens deze bijeenkomst wordt [E.V.] als verdachte van de diefstal door deze personen gehoord. Deze bijeenkomst levert geen resultaat op, zodat in de avond van 12 december 2005 een tweede bijeenkomst wordt belegd op het kamp aan de [adres1] te Heerhugowaard in de woonwagen van [T.H.]. Uit de over deze bijeenkomst afgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat in ieder geval [T.H.] en [J.V.] moeten worden beschouwd als de initiators van deze bijeenkomst. De rechtbank hecht in dit verband waarde aan de verklaring van [A.B], die als een betrekkelijke buitenstaander kan worden beschouwd. Naast de hierboven al genoemde personen is ook [A.B.] bij de bijeenkomst op 12 december 2005 aanwezig. Deze is door [T.H.] verzocht om naar zijn woonwagen te komen. Tijdens de ondervraging van [B] en [V] door [T] en [P.H.] en [J.V.] komt een aantal mannen met bivakmutsen de woonwagen binnen. Deze mannen ondervragen vervolgens [B] en later ook [V] in een schuur achter de woonwagens van [T] en [P.H.] over de diefstal van de weedplanten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een stroomstootwapen en pepperspray.
Op basis van de hierna te noemen afgelegde verklaringen blijkt dat [R.B.] behoorde tot de groep van gemaskerde mannen. Door verschillende personen wordt verklaard dat een tweetal personen, genaamd [S] en [S] deel uitmaakte van de groep gemaskerde mannen. Het staat in voldoende mate vast dat verdachte [R.B.] de genoemde [S] is. Uit de hierna te noemen bewijsmiddelen blijkt dat [S] en [S], die ook wel [J] en [R] worden genoemd, zijn betrokken bij de weedkwekerijen te Den Ilp en Zwanenburg. [J] is een blanke man en [R] is een negroïde man die rijdt in een grijze/zilverkleurige VW Passat. De voornaam van verdachte [B] luidt [R] en verdachte [B] is een negroïde man.
Dat verdachte ook wel "[S]" wordt genoemd blijkt uit de verklaring van [R.E.] (map 2, P550) die bij de politie op 2 april 2005 met betrekking tot de hennepkwekerij te Zwanenburg heeft verklaard dat hij twee personen heeft gezien die [S] en [S] heten, maar ook [J] en [R] genoemd worden. Wanneer aan [A.B.] op 22 maart 2006 (Map 1, P389) door de politie een serie foto's wordt getoond herkent hij [J] als de "[S]" van "[S] en [S]" en verdachte als het maatje van [J]. Tenslotte heeft ook medeverdachte [L.D.] (de partner van medeverdachte [P.H.]) die op het woonwagenkamp aan de [adres1] te Heerhugowaard woonde, op 8 mei 2006 (Map 2, P774-775) bij de politie verdachte uit een serie foto's herkend als de ene helft van het duo "[S] en [S]". Zij heeft bovendien verklaard dat "[S] en [S]" regelmatig samen met [T.H.] op pad waren.
Uit het dossier blijkt dat verdachte in een grijze/zilverkleurige VW Passat reed.
Op 2 maart 2006 wordt door de politie een negroïde man met een kaal hoofd als bestuurder van een zilverkleurige Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] voor perceel [adres 3] te Zwanenburg gesignaleerd. [K.Z] (Map 2, P652), [C.K.] (map 2, P477) en [M.S.] (Map 1, P265) verklaren bij de politie dat verdachte in een VW Passat rijdt. [K.Z] heeft voorts verklaard dat [R] en [J] - nadat de alarminstallatie in de hennepkwekerij te Den Ilp was afgegaan - de vermeende inbrekers hebben achtervolgd, waarna zij door de politie zijn staande gehouden. Uit een mutatie van de politie blijkt dat verdachte op 6 februari 2006 is aangehouden in een VW Passat met kenteken [kenteken] (Map 3, ZT005, p. 120-121).
[C.K] heeft op 18 juli 2006 bij de politie verklaard (Map 2, P532 -P533) dat hij van medeverdachten [T.H.] en [R.B], alsmede van [J] en [F.V.] (de zoon van medeverdachte [J.V.]) heeft gehoord wat er op de avond van 12 december 2005 op het woonwagenkamp aan de [adres1] te Heerhugowaard is gebeurd.
Hij heeft van [T.H.] en [F.V.] gehoord dat [J] en [R] betrokken waren bij de bedreiging van [E.V.]. Hij heeft ook verklaard dat hij van [J] en [R] zelf heeft gehoord dat zij [E.V.] die avond hadden meegenomen en bedreigd.
[K] is op 21 november 2006 als getuige bij de rechter-commissaris gehoord, alwaar hij zijn verklaring bij de politie heeft ingetrokken. Ook ter terechtzitting van 12 december 2006, toen [K] op verzoek van de verdediging werd gehoord heeft [K] verklaard dat hij zijn verklaring bij de politie verzonnen heeft.
Nu [K] geen logische verklaring heeft kunnen geven waarom hij tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting is teruggekomen op zijn gedetailleerde verklaring zoals afgelegd bij de politie en de verdediging in de gelegenheid is gesteld [K] hieromtrent te horen ter terechtzitting, houdt de rechtbank medeverdachte [K] aan zijn verklaring zoals afgelegd bij de politie. De verklaring bij de politie van [K] bevat veel details over medeverdachten. [K] heeft geen redelijke verklaring gegeven waarom hij dit bij de politie heeft gezegd. Zijn verklaring, dat hij met een hoge straf geconfronteerd zou worden in verband met de overval op [B] levert geen begrijpelijke uitleg. Zulks te meer nu de verklaring van [K] en de rechtstreekse betrokkenheid van verdachte bij de gijzeling in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals blijkt uit het hierna volgende.
Blijkens een proces-verbaal van politie (ZT001, map 3, pagina 20-22) heeft [E.V.] zich op 12 december 2005 bij de politie te Heerhugowaard gemeld en "hevig geëmotioneerd" verklaard dat hij kort daarvoor door een paar mannen was gegijzeld op het woonwagenkamp aan de [adres1] te Heerhugowaard. Hij heeft verklaard dat onder meer "[S] en [S]" bij deze gijzeling betrokken waren.
[A.B.], eveneens aanwezig op 12 december 2005 op het kamp aan de [adres1] te Heerhugowaard, heeft bij de politie op 20 maart 2006 (Map 1, P347) verklaard dat na afloop van de gijzeling [T.H.] wegreed met "[S] en [S]". Hij heeft verklaard dat hij hen heeft herkend omdat zij toen hun bivakmutsen hadden afgedaan. Hij omschrijft hen als "protectieboy's" van [T.H.].
De betrokkenheid van verdachte blijkt verder op indirecte wijze uit de verklaring van [S.S] die onder meer heeft verklaard dat na 12 december 2005 de volgende personen hem over de diefstal uit de kwekerij in Wervershoof hebben benaderd: [T] en [P.H.], [J.V.], [T.V.] en twee personen die [S] en [S] worden genoemd. [S] is meegegaan naar het kamp in Heerhugowaard en daar hebben [P] en [T.H.] hem verteld dat zij [E] te pakken hadden gehad en hem pijn hebben gedaan. [J.V.] vertelde details over een kilo pepperspray in het gezicht van [E] en een stroomstootwapen op zijn ballen.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig bewezen dat verdachte is betrokken is geweest bij een gezamenlijke en vooropgezette actie om [B] en [V], die door verdachte en zijn medeverdachten werden gezien als degene die de kwekerij hadden geript, onder druk te zetten een bekennende verklaring af te leggen over deze diefstal.
Hennepteelt
De bewezen verklaarde hennepkwekerijen bevatten meer dan 500 planten en waren blijkens de aangetroffen apparatuur professioneel ingericht. Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat de wetgever in dat geval de strafverzwarende omstandigheid “opzettelijk handelen in beroep of bedrijf” op het oog heeft gehad. Daarbij komt dat verdachte een financieel belang had bij zijn betrokkenheid in de hennepkwekerijen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Den Ilp (feit 2 primair)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 2 primair bewezenverklaarde heeft begaan en overweegt hiertoe als volgt.
Op 6 maart 2006 is door de politie een hennepkwekerij te Den Ilp ontmanteld. Op het perceel [adres 2] werden drie ruimtes met inwerking zijnde hennepkwekerijen aangetroffen. [T.H.] heeft op 10 oktober 2006 bij de politie verklaard dat hij mede-eigenaar was van deze kwekerijen. Hij heeft voorts verklaard dat medeverdachten [M.S.], [C.K.] en [R.E.] in deze kwekerijen hebben gewerkt. [S] (Map 1, P266) en [K] (Map 2, P531) hebben dit bevestigd en voorts verklaard dat zij vermoedden dat [J] en [R] mede-eigenaren van deze kwekerijen in Den Ilp waren. [K.Z] heeft verklaard (Map 2, P650) dat hij van [J] en [R] heeft gehoord dat zij zich ingekocht hadden. Hij heeft bovendien verklaard (Map 2, P651-652) dat [J] en [R] in de hennepkwekerij sliepen om deze te bewaken. Op een gegeven moment is het alarm afgegaan en hebben [J] en [R] naar zijn zeggen de vermeende inbrekers achtervolgd, waarna zij door de politie zijn aangehouden. Uit een mutatie van de politie blijkt dat verdachte op 6 februari 2006 is aangehouden in een Passat met kenteken [kenteken] (Map 3, ZT005, p. 120-121).
Daargelaten of verdachte al dan niet mede-eigenaar is geweest, blijkt uit genoemde verklaringen in ieder geval dat verdachte nauw betrokken was bij de kwekerijen te Den Ilp, in die zin dat hij veel langs is gekomen, de kwekerijen heeft helpen bouwen, spullen heeft gehaald en plantjes heeft gezet, zodat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.
Zwanenburg (3 subsidiair)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde heeft begaan en overweegt hiertoe als volgt.
De betrokkenheid van verdachte bij de op 6 maart 2006 ontmantelde weedkwekerij te Zwanenburg blijkt uit de door medeverdachten afgelegde verklaringen. De medeverdachten [M.S.] (Map 1, P224) en [C.K.] (Map 2, P531) verklaren dat ene [R] heeft geholpen bij het planten van de stekken op 4 maart 2006. [R.E.] heeft verklaard dat hij in het pand te Zwanenburg twee personen heeft gezien die [S] en [S] heten (Map 2, P550-551) en die in het echt [J] en [R] heten. Op 2 maart 2006 (Map, 7, M138 e.v.) wordt door de politie een negroïde man met een kaal hoofd als bestuurder van een zilverkleurige Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] voor perceel [adres 3] te Zwanenburg gesignaleerd. De beschrijving van de bestuurder komt overeen met het signalement van verdachte. Zoals reeds vermeld ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde is gebleken dat verdachte in een VW Passat reed. Op basis van deze feiten kan verdachte [B] worden aangemerkt als medeplichtige.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van gijzeling
Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplichtigheid aan het in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
De verdachte en zijn mededaders hebben door een tweetal personen gedurende enige tijd wederrechtelijk van hun vrijheid te beroven en hen daarbij met geweld te ondervragen over hun vermeende rol bij de diefstal van hennep uit een kwekerij ernstig misbruik gemaakt van hun machtspositie ten opzichte van de slachtoffers. Beiden zijn tegen hun wil in de schuur vastgehouden en moeten zich gedurende die periode ernstig bedreigd en zeer angstig hebben gevoeld. Om het doel van de gijzeling te bereiken is het gebruik van lichamelijk geweld niet geschuwd.
Dit is een ernstige inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De verdachte is volledig aan deze gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers voorbij gegaan.
Tenslotte heeft verdachte samen met anderen een hennepkwekerij in werking heeft gehad en is hij één keer medeplichtig hieraan geweest, waardoor hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 22 mei 2006 de afgelopen vijf jaren niet eerder terzake van soortgelijke feiten tot straf is veroordeeld alsmede dat verdachte zelf niet aantoonbaar geweld heeft toegepast bij genoemde gijzeling.
Alles afwegend acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a (oud), 14a, 14b (oud), 14b, 14c, 47, 48, 57 en 282a van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 3, 11 (oud) en 11 van de Opiumwet.
10. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 primair en onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1. primair, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 21 (ÉÉNENTWINTIG) MAANDEN.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 7 (ZEVEN) MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. R. van de Water en mr. F.J. Lourens, rechters,
in tegenwoordigheid van M. Woudman en mr. A. de Graag, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2007.