ECLI:NL:RBALK:2007:AZ6965

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
23 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810161-06
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling en hennepteelt met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 23 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een gijzeling en meerdere misdrijven, waaronder hennepteelt. De verdachte was een van de initiators van de gijzeling van twee slachtoffers, waarbij geweld werd gebruikt, waaronder het toedienen van pepperspray en een stroomstootwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 12 december 2005 in Heerhugowaard de slachtoffers heeft bedreigd en hen heeft gedwongen om informatie te verstrekken over de diefstal van hennepplanten uit een kwekerij. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 mei 2005 tot en met 11 april 2006 betrokken was bij de teelt van hennep in een kwekerij in Wervershoof, waar meer dan 30 gram hennep aanwezig was. Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen met munitie in zijn woning voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de gijzeling en de hennepteelt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat de inbeslaggenomen wapens en munitie aan het verkeer worden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14.810161-06
Datum uitspraak: 23 januari 2007
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2006 en de terechtzitting van 8 december en 14 december 2006 en de terechtzitting van 19 januari 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, zakelijk weergegeven, tot;
- bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 primair en 7 ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van de tijd door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht.
- onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
? 1 wapen, kleur zwart, Walther PPK
? 2 stuks munitie, S&B 7.65
? 2 stuks munitie GECO 7.65
? 1 stuk munitie HP 7.65 in houder Walther PPK.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en mr. C.L. Kranendonk, advocaat te Beverwijk.
1. TENLASTELEGGING
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 september 2006 gewijzigd op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
Aan de verdachte is onder 1 primair (ZT001) ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard in een woonwagen en/of in een (bij die woonwagen behorende) schuur aan de [adres 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer perso(o)n(en), genaamd [A.B.] en/of [E.V.], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [A.B.] en/of [E.V.] en/of [A.B], te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten te vertellen wie verantwoordelijk was voor de diefstal van hennepplanten en/of te bekennen dat hij/zij hennepplanten had(den) ontvreemd,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
- die [B] en/of die [V] gevraagd naar het woonwagenkamp aan de
[adres 1] te Heerhugowaard te komen, waarna die [B] en/of die
[V] in een woonwagen aldaar is/zijn ondervraagd en/of
- die [B] en/of die [V] (vervolgens) meegenomen naar een (bij die woonwagen behorende) schuur (waarbij een/of meer van zijn mededader(s) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn/hun hand(en) had/hadden en/of een of meer van zijn mededader(s) een bivakmuts op zijn/hun hoofd had/hadden en/of een of meer van zijn mededader(s) bij de deur van die schuur is/zijn gaan staan) en/of
- aldaar die [B] en/of die [V] enige tijd vastgehouden en/of
- aldaar die [B] en/of die [V] gesommeerd op een stoel plaats te nemen en/of
- aldaar bij die [B] en/of die [V] één of meermalen een stroomstootwapen in de nek en/of (elders) op het lichaam geplaatst en/of gedrukt en/of
- bij die [B] en/of die [V] pepperspray, althans een weerloosmakend(e) en/of irriterend(e) gas/vloeistof, in de ogen en/of (elders) in het gezicht gespoten en/of
- die [B] en/of die [V] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd geplaatst en/of (enige tijd) geplaatst gehouden en/of dit pistool één of meerma(a)l(en) doorgeladen, waardoor die [V] en/of [B] werd(en) belet vrijelijk te gaan en/of te staan waar zij/hij dat wilde(n);
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard, in een woonwagen en/of in een (bij die woonwagen behorende) schuur aan de [adres 1],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer perso(o)n(en), genaamd [A.B.] en/of [E.V.] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
- die [B] en/of die [V] meegenomen naar bovengenoemde (bij die
woonwagen behorende) schuur (waarbij een/of meer van zijn mededader(s) een
pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn/hun hand(en) had/hadden en/of een of meer van zijn mededader(s) een bivakmuts op zijn/hun
hoofd had/hadden en/of een of meer van zijn mededader(s) bij de deur van die schuur is/zijn gaan staan) en/of
- aldaar die [B] en/of [V] enige tijd vastgehouden en/of
- aldaar die [B] en/of [V] gesommeerd op een stoel plaats te nemen en/of
- aldaar bij die [B] en/of die [V] één of meermalen een stroomstootwapen in de nek en/of (elders) op het lichaam geplaatst en/of gedrukt en/of
- bij die [B] en/of die [V] pepperspray, althans een weerloosmakende(e) en/of irriterend(e) gas/vloeistof, in de ogen en/of (elders) in het gezicht gespoten en/of
- die [B] en/of die [V] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd geplaatst en/of (enige tijd) geplaatst gehouden en/of dit pistool één of meerma(a)l(en) doorgeladen, waardoor die [V] en/of [B] werd(en) belet vrijelijk te gaan en/of te staan waar zij/hij dat wilde(n);
en/of
hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [E.V.] en/of [A.B.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [B] en/of die [V] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd geplaatst en/of (enige tijd) geplaatst gehouden en/of dit pistool één of meerma(a)l(en) doorgeladen;
en/of
hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [E.V.] en/of [A.B.]
- één of meermalen een stroomstootwapen in de nek en/of (elders) op het lichaam heeft geplaatst en/of gedrukt en/of
- pepperspray, althans een weerloosmakende(e) en/of irriterend(e) gas/vloeistof, in de ogen en/of (elders) in het gezicht heeft gespoten, waardoor die [V] en/of die [B] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
Aan de verdachte is onder 2 (ZT 003) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005 in de gemeente Wervershoof, in een pand gelegen aan de [adres 2], één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Aan de verdachte is onder 3 (ZT 007) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 23 mei 2005 tot en met 11 april 2006 in de gemeente Heerhugowaard, in een woning gelegen aan de [adres 3], meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Aan de verdachte is onder 4 (ZT 007) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 23 mei 2005 tot en met 11 april 2006, althans in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 11 april 2006, in de gemeente Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan de Nuon en/of N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de weg te nemen electriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;
Aan de verdachte is onder 5 (ZT 007) ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 11 april 2006 in de gemeente Heerhugowaard een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Walther, type PPK, kaliber 7.65 mm.) en/of
munitie van categorie III, te weten vijf, althans één of meer, (scherpe) patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
Aan de verdachte is onder 6 (ZT 008) ten laste gelegd, dat
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 04 februari 2006 in de gemeente(n) Heiloo en/of Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [A.B] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (merk Porsche, type 911, gekentekend [KENTEKEN]) en/of het bijbehorende kentekenbewijs en/of een personenauto (merk Mercedes, type 280 SL, gekentekend [KENTEKEN]) en/of het bijbehorende kentekenbewijs, geheel of ten dele toebehorende aan die [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Porsche, type 911, gekentekend [KENTEKEN]) en/of het bijbehorende kentekenbewijs en/of een personenauto (merk Mercedes, type 280 SL, gekentekend [KENTEKEN]) en/of het bijbehorende kentekenbewijs, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [A.B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [B] meermalen, althans éénmaal, thuis of elders werd opgehaald en/of (vervolgens) werd gedwongen, althans werd verzocht, achter in een personenauto plaats te nemen en/of (vervolgens) in die personenauto werd ondervraagd over (een) diefstal(len) van hennepplanten, in welk(e) verho(o)r(en), althans
gesprek(ken), (tevens) werd verwezen naar de bijeenkomst in de woonwagen van
een persoon, genaamd [A.H.], op 12 december 2005, waarbij die [B]
aanwezig was en/of waarbij (fors) geweld is gebruikt tegen (een) perso(o)n(en)
(feit 1)) en/of er gesproken werd over het gewicht van die [B] en/of die [B] toen is medegedeeld dat de haak dan wel zou afbreken, want die zou maar tot 120 kilo
gaan, althans woorden en/of zinnen van een (dergelijke) dreigende aard en/of
strekking;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 04 februari 2006 in de gemeente(n) Heiloo en/of Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Porsche, type 911, gekentekend [KENTEKEN]) en/of het bijbehorende kentekenbewijs en/of een personenauto (merk Mercedes, type 280 SL, gekentekend [KENTEKEN]) en/of het bijbehorende kentekenbewijs, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [A.B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 04 februari 2006 in de gemeente(n) Heiloo en/of Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [A.B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [B] meermalen, althans éénmaal, thuis of elders opgehaald en/of (vervolgens) gedwongen, althans verzocht, achter in een personenauto plaats te nemen en/of (vervolgens) in die
personenauto ondervraagd over (een) diefstal(len) van hennepplanten, in welk(e) verho(o)r(en), althans gesprek(ken), (tevens) werd verwezen naar de bijeenkomst in de woonwagen van een persoon, genaamd [A.H.], op 12 december 2005, waarbij die [B] aanwezig was en/of waarbij (fors) geweld is gebruikt tegen (een) perso(o)n(en) (feit 1)) en/of er gesproken werd over het gewicht van die [B] en/of die [B] toen is
medegedeeld dat de haak dan wel zou afbreken, want die zou maar tot 120 kilo gaan,
althans woorden en/of zinnen van een (dergelijke) dreigende aard en/of strekking;
Aan de verdachte is onder 7 (ZT 010) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2003 tot en met 6 maart 2006 op één of meer verschillende tijdstip(pen) in de gemeente Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een (duurzaam) samenwerkingsverband van personen te weten hij, verdachte, en/of [A.H.] en/of [P.H.] en/of [M.S.] en/of [A.B] en/of [S.W.] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- de misdrijven als omschreven in artikel 3 onder B en/of C van de Opiumwet, te weten het meerdere keren (in de uitoefening van beroep of bedrijf) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben, van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
en/of
- de misdrijven als omschreven in artikel 311 lid 1 onder 4 en 5 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het meerdere keren ten behoeve van hennepkwekerijen plegen van diefstal(len) van electriciteit
en/of
- de misdrijven als omschreven in artikel 285 en/of 282 en/of 282a en/of 300 en/of 302 en/of 312 en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het bedreigen van één of meer perso(o)n(en) en/of de gijzeling en/of de wederrechtelijke vrijheidsberoving van één of meer perso(o)n(en) en/of het plegen van geweld tegen één of meer perso(o)n(en) en/of het door middel van geweld of bedreiging van geweld wegnemen van goederen van één of meer perso(o)n(en) en/of de afpersing van één of meer perso(o)n(en) en/of andere
geweldsmisdrijven
en/of
- de misdrijven als omschreven in artikel 420 bis en/of artikel 420 ter en/of artikel 420 quater Wetboek van Strafrecht, te weten het witwassen van gelden afkomstig van de verkoop van hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, in elk geval gelden afkomstig uit/van een of meer misdrij(f)v(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4, 6 en 7 is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Diefstal elektriciteit [adres 3] te Heerhugowaard (feit 4)
In de verklaring van medeverdachte [M.S.] (map 1, p. 262 en 265) zegt deze dat hij, in verband met een bezoek aan de woning van [V] door de politie in 2005, aanpassingen heeft aangebracht in de meterkast van de woning van verdachte aan de [adres 3] te Heerhugowaard. Deze hielden in dat het minder opviel dat er stroom werd afgetapt. [S] zegt aanwezig te zijn geweest op het moment dat de politie de woning betrad en de woning heeft verlaten nadat zijn personalia waren opgenomen.
Uit het loop-proces-verbaal in zaak ZT007, pagina 4 blijkt dat op 23 mei 2005 de elektriciteit van de woning [adres 3] Heerhugowaard is afgesloten omdat de aanwezige zegels waren verbroken. Naar het oordeel van de rechtbank moet er van worden uitgegaan dat de Nuon pas is ingeschakeld naar aanleiding van de bevindingen van de politie en toen de omlegging van de stroom is ontdekt. Dit betekent dat de verklaring van [S] betrekking heeft op een oude illegale situatie met betrekking tot de stroomvoorziening in de woning die op 23 mei 2005 is opgeheven. Om die reden kan de verklaring van [S] niet worden gebruikt voor het bewijs van de tenlastegelegde diefstal van elektriciteit in de periode vanaf 23 mei 2005.
De rechtbank overweegt dat verdachte na het pleidooi van zijn raadsman heeft medegedeeld dat hij het eens is met hetgeen zijn raadsman heeft gesteld ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5. Terzake heeft de raadsman medegedeeld dat verdachte zijn verantwoordelijkheid neemt. De rechtbank vat deze mededeling niet op als een bekentenis nu bedoelde mededeling geen duidelijkheid verschaft over het handelen van verdachte zelf en derhalve niet als bewijsmiddel kan worden gebezigd.
Nu overigens bewijsmiddelen ontbreken voor de directe betrokkenheid van verdachte, dient hij van dit feit te worden vrijgesproken.
Afpersing van [A.B] (feit 6)
Naar het oordeel van de rechtbank dient de verdachte integraal te worden vrijgesproken van het onder 6 te laste gelegde.
De verklaring van het slachtoffer [A.B] bevat enkele wezenlijke tegenstrijdigheden over de volgorde waarin gebeurtenissen in de tijd hebben plaats gevonden. Voorts is voor enkele onderdelen onvoldoende bevestiging in andere verklaringen in het dossier. Dit wordt als volgt nader gemotiveerd.
Uit de verklaring van [B] bij de politie van 22 maart 2006 (Map 1, P364 e.v.) blijkt dat de gebeurtenissen op het kamp van 12 december 2005 hem nog banger hadden gemaakt voor onder andere verdachte. [B] was bang dat ook hij dezelfde mishandelingen zou ondergaan als [V] en [B]. Dit zou hem gebracht hebben tot de beslissing om de twee auto’s aan verdachte over te dragen.
Op 21 maart 2006 echter, verklaart [B] dat beide auto’s zijn overgedragen aan verdachte in de periode dat hij aan het verhuizen was. De verhuizing was volgens [B] na 15 november 2005 (Map 1, P359). Als getuige ter terechtzitting op 8 december 2006 heeft [B] verklaard dat hij begin december 2005, d.w.z. vóór de “gijzeling”, is verhuisd.
Op deze wijze is naar het oordeel van de rechtbank onduidelijkheid ontstaan over het moment van overdracht van de auto’s. Eveneens is daarmee onvoldoende komen vast te staan welke omstandigheden de druk hebben gevormd die voor [B] aanleiding zouden zijn geweest om de auto’s over te dragen.
Garagehouder [M] bij wie één van de auto’s, de Mercedes, was geplaatst, verklaart dat de auto is opgehaald in de tijd dat [B] aan het verhuizen was (Map 4, ZT008, p. 24 e.v.). Met de toelichting van [B] daarop als getuige ter terechtzitting dient er van te worden uitgegaan dat de “gijzeling” van 12 december 2005 daarbij nog geen rol kan hebben gespeeld, terwijl blijkens de verklaring van [B] van 22 maart 2006, de omstandigheden van deze gijzeling hem tot afgifte van de auto's zou hebben gebracht.
Ook overigens bevat het dossier geen aanknopingspunten voor overdracht van de auto’s na 12 december 2005. Evenmin bevat het dossier ander rechtstreeks bewijs voor de wederrechtelijkheid van de verkrijging van de auto’s door verdachte.
De door de verdediging ingebrachte overeenkomst d.d. 13 november 2005 tussen verdachte en [B] roept na het onderzoek van de handtekening door het NFI nieuwe vragen op over de gang van zaken tussen verdachte en [B], maar levert geen verder bewijs van het één of het ander.
Onder deze omstandigheden dient hij van het onder 6 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Deelname aan een criminele organisatie (feit 7)
Over de onder 7 ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens vaste rechtspraak dient er, wil er sprake zijn van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht, een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband te bestaan. Dit samenwerkingsverband heeft een bepaalde mate van begrenzing ten opzichte van haar omgeving, de leden werken onderling samen aan een gemeenschappelijke doelstelling en hebben daarbij een zekere rolverdeling.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een georganiseerd samenwerkingsverband van enkele personen die als verdachten voorkomen in het zogeheten Talio-onderzoek. Dit blijkt uit het gegeven dat enkele medeverdachten een nauwe en volledige samenwerking hebben gehad bij het opzetten en beheren van diverse hennepkwekerijen.
Bij deze gezamenlijke uitvoering van hennepteelt blijkt uit de diverse verklaringen van medeverdachten dat de betrokkenen een rolverdeling hadden. Uit het dossier blijkt voorts dat de groep personen die met regelmaat in de kwekerijen werkte in de loop der tijd enigszins wisselde van samenstelling. Deze vaste samenwerkingsrelaties gedurende een nauw omschreven periode vormen een sterke aanwijzing voor de samenhang in het samenwerkingsverband. Naast personen die op incidentele basis werden ingeschakeld was er een duidelijke, ook voor de betrokkenen kenbare kern van medewerkers. De organisatie kende daarmee een onderscheid tussen “binnen” en “buiten”.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat het oogmerk van de organisatie ook gericht was op de diefstal van elektriciteit. Uit de verklaringen van [A.H.] van 10 oktober 2006 bij de politie en de verklaringen van [S] blijkt dat de diefstal van stroom met enige regelmaat verbonden was met de hennepteelt.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gesteld dat de in de tenlastelegging opgenomen geweldsdelicten tot het bijkomend oogmerk van de organisatie dienen te worden gerekend.
De rechtbank volgt de officier van justitie daarin niet.
Wat de gijzeling van 12 december 2005 betreft overweegt de rechtbank dat deze weliswaar het initiatief is geweest van enkele personen binnen de organisatie, maar dat niet blijkt dat dit geweld is toegepast om de samenhang binnen dan wel de identiteit van de organisatie in stand te houden. Evenmin blijkt uit het dossier dat geweld of bedreiging met geweld hoorde tot de vaste of regelmatig toegepaste methoden om realisering van de andere doelen van de organisatie, te weten hennepteelt en de diefstal van elektriciteit te vergemakkelijken.
Tot een soortgelijke conclusie komt de rechtbank ten aanzien van witwassen als een veronderstelde doelstelling van de organisatie. Voor zover de verdachten van het Talio-onderzoek behoren tot de organisatie als hiervoor beschreven kan wel worden aangenomen dat zij hun verdiensten uit de hennepteelt – individueel - voor hun levensonderhoud hebben besteed. In zoverre is er sprake geweest van witwassen. Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank echter geen aanwijzingen dat het witwassen op een grootschalige en georganiseerde wijze geschiedde. Gelet hierop kan het witwassen naar het oordeel van de rechtbank niet als het (neven)doel van de criminele organisatie worden beschouwd.
De vraag resteert of verdachte als deelnemer van de criminele organisatie kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. In het geval van verdachte wordt slechts betrokkenheid bewezen verklaard bij één hennepkwekerij die hij samen met anderen in stand heeft gehouden, te weten die in Wervershoof. Dit gegeven acht de rechtbank te weinig om in het geval van verdachte te spreken van deelneming aan een georganiseerd verband dat de teelt van hennep tot oogmerk heeft.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een vrijspraak van het aan verdachte onder 7 ten laste gelegde feit in al zijn onderdelen.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
onder 1 primair (ZT001)
hij op 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard in een woonwagen en in een bij die woonwagen behorende schuur aan de [adres 1], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [A.B.] en [E.V.], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk anderen, te weten [A.B.] en [E.V.], te dwingen iets te doen, te weten te vertellen wie verantwoordelijk was voor de diefstal van hennepplanten en/of te bekennen dat hij/zij hennepplanten had(den) ontvreemd, immers heeft/hebben hij, verdachte en zijn mededaders tezamen en in vereniging met elkaar,
- die [B] en die [V] gevraagd naar het woonwagenkamp aan de
[adres 1] te Heerhugowaard te komen, waarna die [B] en die [V] in een woonwagen aldaar zijn ondervraagd en
- die [B] en die [V] vervolgens meegenomen naar een bij die woonwagen behorende schuur waarbij meer van zijn mededaders een bivakmuts op hun hoofd hadden en een van zijn mededaders bij de deur van die schuur is gaan staan en
- aldaar die [B] en die [V] enige tijd vastgehouden en
- aldaar die [B] en die [V] gesommeerd op een stoel plaats te nemen en
- aldaar bij die [B] en die [V] een stroomstootwapen in de nek en/of elders op het lichaam geplaatst en
- bij die [B] en die [V] pepperspray, in de ogen gespoten,
waardoor die [V] en [B] werden belet vrijelijk te gaan en te staan waar zij dat wilden;
onder 2 (ZT 003):
hij in de periode van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005 in de gemeente Wervershoof, in een pand gelegen aan de [adres 2], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld hoeveelheden van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende
hennep;
onder 3 (ZT 007):
hij op 11 april 2006 in de gemeente Heerhugowaard, in een woning gelegen aan de [adres 3], opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep;
onder 5 (ZT 007):
hij op 11 april 2006 in de gemeente Heerhugowaard een wapen van categorie III, te weten een pistool merk Walther, type PPK, kaliber 7.65 mm. en
munitie van categorie III, te weten vijf scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. NADERE MOTIVERING
Gijzeling
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en overweegt hiertoe als volgt.
Op basis van de afgelegde verklaringen, waaronder de verklaringen van [M.S] (Map 1, P265 e.v.), [B.W.] (Map 2, P591) en [A.B] (Map 2, P427) staat in voldoende mate vast dat in ieder geval [T.H.], [P.H.] en [J.V.] de eigenaren waren van een omvangrijke weedkwekerij in een loods van [B] te Wervershoof. In deze kwekerij heeft blijkens de afgelegde verklaringen eind november 2005 een diefstal van planten plaatsgevonden. De eigenaren zijn vervolgens op zoek gegaan naar de daders van deze diefstal.
Op 7 december 2005 wordt over de diefstal een bijeenkomst belegd in restaurant "De Zandhorst" te Heerhugowaard. Tijdens deze bijeenkomst zijn blijkens diverse verklaringen van onder meer [A.H.], [V] en [B], aanwezig: [P] en [T.H.], [J.V.] en [A.B]. Tijdens deze bijeenkomst wordt [E.V] als verdachte van de diefstal door deze personen gehoord. Deze bijeenkomst levert geen resultaat op, zodat in de avond van 12 december 2005 een tweede bijeenkomst wordt belegd op het kamp aan de [adres 1] te Heerhugowaard in de woonwagen van [T.H.]. Uit de over deze bijeenkomst afgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat in ieder geval [T.H.] en [J.V.] moeten worden beschouwd als de initiators van deze bijeenkomst. De rechtbank hecht in dit verband waarde aan de verklaring van [A.B], die als een betrekkelijke buitenstaander kan worden beschouwd.
Naast de hierboven al genoemde personen is [B] ook bij de bijeenkomst van 12 december 2005 aanwezig. Deze is door [T.H.] verzocht om naar zijn woonwagen te komen. Tijdens de ondervraging van [B] en [V] door [T] en [P.H.] en [J.V.] komt een aantal mannen met bivakmutsen de woonwagen binnen. Deze mannen ondervragen vervolgens [B] en later ook [V] in een schuur achter de woonwagens van [T] en [P.H.]. Daar worden zij onder toediening van stroomstoten uit een stroomstootwapen en pepperspray over de diefstal van de weedplanten ondervraagd. Ook verdachte zelf verklaart dat deze twee mannen werden weggevoerd en met betraande ogen terugkwamen.
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij bij genoemde bijeenkomst in "De Zandhorst" aanwezig was. Ook heeft hij erkend dat hij op 12 december 2005 in de woonwagen van [T.H.] aanwezig was. [E.V] (verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 20 juni 2005) en [A.B] (Map 1, P345), die beiden bij de bijeenkomst in "De Zandhorst" aanwezig waren, hebben verklaard dat [T.H.], [P.H.] en [J.V.] deze bijeenkomst hebben geleid met als doel te achterhalen wie verantwoordelijk kon worden gesteld voor de diefstal uit de weedkwekerij te Wervershoof. Vervolgens hebben beiden ook verklaard dat dit drietal met als zelfde doel de ondervraging in de woonwagen op 12 december 2005 heeft geleid, waarbij [T.H.] en [J.V.] het voortouw namen. [B] heeft hierover verklaard dat [J.V.] met de ondervraging begon (Map 1, P430 ev.). [E.V] heeft in genoemde verklaring aangegeven dat hij enige tijd na het incident met [J.V.] zelf heeft gesproken waarbij [V] erkende dat hij samen met [T] de jongens met de bivakmutsen had geregeld.
[C.K.] heeft op 18 juli 2006 bij de politie verklaard (Map 2, P529 e.v.) dat hij van medeverdachten [T.H.] en [R.B.] alsmede van [J] en [F.V] (de zoon van [J.V.]) heeft gehoord wat er op de avond van 12 december 2005 op het woonwagenkamp aan de [adres 1] te Heerhugowaard is gebeurd. Hij heeft van [T.H.] en [F.V] gehoord dat [E] onderhanden was genomen met een stroomstootwapen omdat hij er van werd verdacht ingebroken te hebben in een van de hennepkwekerijen. Van [F], heeft hij nog diezelfde avond, op 12 december 2005, gehoord dat zijn vader, verdachte, ook bij deze bedreiging betrokken was.
[K] is op 21 november 2006 als getuige bij de rechter-commissaris gehoord, alwaar hij zijn verklaring bij de politie heeft ingetrokken. De rechtbank acht de gedetailleerde verklaring van [K] zoals afgelegd bij de politie bruikbaar voor het bewijs, nu de verklaring van [K] en de rechtstreekse betrokkenheid van verdachte bij de gijzeling in beslissende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Voorts is de verdediging bij het verhoor van [K] op 21 november 2006 bij de Rechter-Commissaris aanwezig geweest en heeft deze aan [K] terzake vragen kunnen stellen.
De betrokkenheid van [J.V.] blijkt verder ook uit de verklaring van [S.S] die onder meer heeft verklaard dat na 12 december 2005 de volgende personen hem over de diefstal uit de kwekerij in Wervershoof hebben benaderd: [T] en [P.H.], [J.V.], [T.V] en twee personen die [S] en [S] worden genoemd. [S] is meegegaan naar het kamp in Heerhugowaard en daar hebben [P] en [T.H.] hem verteld dat zij [E] te pakken hadden gehad en hem pijn hebben gedaan. [S] heeft van [J.V.] zelf gehoord dat ze [E.V] een stroomstootwapen op zijn "ballen" hadden gezet en een kilo pepperspray in zijn gezicht hadden gespoten (Map 3, ZT001, p. 39 e.v.)
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij een gezamenlijke en vooropgezette actie om [B] en [V], die door verdachte en zijn medeverdachten werden gezien als degene die de kwekerij hadden geript, onder druk te zetten teneinde een bekennende verklaring af te leggen over deze diefstal.
Hennepteelt
De bewezen verklaarde hennepkwekerij in Wervershoof bevatte meer dan 500 planten en was blijkens de aangetroffen apparatuur professioneel ingericht. Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat de wetgever in dat geval de strafverzwarende omstandigheid “opzettelijk handelen in beroep of bedrijf” op het oog heeft gehad. Daarbij komt dat verdachte een financieel belang had bij zijn betrokkenheid in deze hennepkwekerij.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 5
De verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij bij de feiten 2, 3, 4 en 5 geen betrokkenheid kan hebben gehad omdat hij vanaf 22 mei 2005 gedurende 3 maanden gedetineerd is geweest en daarna veelal in België was om te werken en dan verbleef in Valkenburg.
De rechtbank overweegt hierover dat uit een door de officier van justitie overgelegd overzicht blijkt dat verdachte in de periode 22 mei 2005 tot en met 21 juli 2005 gedetineerd is geweest. Dit correspondeert met de straf van 2 maanden gevangenisstraf die in de documentatie van verdachte wordt vermeld n.a.v. een feit gepleegd op 22 mei 2005 en de mededeling van de raadsman ter terechtzitting dat het hier om een snelrechtzaak ging.
Wat de periode daarna betreft is van belang de verklaring die [O.D.], de partner van verdachte, heeft afgelegd bij de rechter-commissaris op 14 november 2006. Zij verklaart dat haar vriend, [J.V.], niet veel thuis is geweest en veel op de camping [M.B] in Valkenburg was. Volgens deze getuige verbleef verdachte daar in een kampeerwagen die zijn ouders in februari 2006 voor hem hadden gekocht. Voorts zegt [D] dat verdachte meestal enkele dagen per week bij haar thuis verbleef. De broer van verdachte, [F.V], heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij en verdachte vaak in Valkenburg op de camping verbleven in een kampeerwagen, gekocht door hun moeder. [F.V] zegt dat hij en verdachte in de periode 1 juni 2005 tot 31 december 2005 vooral op de camping waren. Uit de verklaring kan niet met zekerheid worden opgemaakt of in die periode volgens deze getuige de kampeerwagen al eigendom van zijn ouders was.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze twee verklaringen geenszins worden opgemaakt dat verdachte in de periode 22 juli 2005 tot 11 april 2006 ( de laatste dag van de te laste gelegde pleegperiode van de feiten 3 en 4 alsmede de pleegdatum van feit 5) vrijwel nooit thuis was.
Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat hij op 12 december 2005 aanwezig was op het kamp aan de [adres 1] en ook enkele dagen daarvoor gegeten heeft in de Zandhorst te Heerhugowaard, een bijeenkomst die volgens diverse verklaringen heeft plaatsgevonden op 7 december 2005.
Per kwekerij overweegt de rechtbank verder het volgende.
Wervershoof (feit 2)
De betrokkenheid van verdachte in de vorm van medeplegen bij de hennepkwekerij in Wervershoof acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen op grond van de verklaringen van de medeverdachten [S] (Map 1, P226), [W] (verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 16 april 2006) en [Z] (verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 16 november 2006) die alle drie de indruk hebben gekregen dat verdachte mede-eigenaar van de kwekerij was omdat zij verdachte meerdere malen hebben gezien bij de kwekerij en zij hebben gehoord dat verdachte in deze kwekerij geld heeft geïnvesteerd en verdachte terzake met de andere eigenaren onenigheid had. Ook de eigenaar van de loods, [A.B] (Map 2, P445 e.v.), heeft verdachte in de kwekerij gezien. [E.V] (Map 3, ZT001, p. 23-29), die verklaart [B] en de eigenaren van de kwekerij bij elkaar te hebben gebracht, zegt dat [J.V.] bij het opzetten van de kwekerij betrokken is geweest.
Genoemde verdachten verklaren niet gelijkluidend over de opbouwperiode. Evenwel staat naar het oordeel van de rechtbank, gelet op deze veelheid aan verklaringen over de betrokkenheid van verdachte, buiten redelijke twijfel dat bewezen kan worden verklaard wat hem onder 2 is te laste gelegd.
[adres 3] (feit 3)
Met betrekking tot feit 3 heeft de zoon van verdachte, [F.V], in zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 16 november 2006 de verantwoordelijkheid voor de hennepkwekerij in de woning aan de [adres 3] in Heerhugowaard op zich genomen. De kwekerij bevond zich blijkens het proces-verbaal van bevindingen op ZT007, pagina 10, map 4, in de garage en op de zolder van de garage, behorende bij de woning waar verdachte staat ingeschreven.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van [F.V] om de volgende redenen niet geloofwaardig.
[F.V] heeft verklaard dat de kwekerij er net een week stond toen de politie in de woning binnentrad. De inval is gebeurd op 11 april 2006. Voorts heeft [F.V] verklaard dat hij [M.S.] heeft gevraagd de elektriciteitsvoorziening buiten de meter om aan te leggen, voordat zijn vader werd aangehouden (9 juni 2006). Indien [F.V] op de aanhouding van verdachte op 9 juni 2006 doelt, kan zijn verklaring dat de kwekerij net een week stond reeds om die reden niet kloppen, omdat de kwekerij – langer dan een week daarvoor - op 11 april 2006 is ontmanteld. Daar komt bij dat de bij de ontmanteling aangetroffen planten zich in een zodanig bloeistadium bevonden dat een week niet reëel is.
Voorts is op pagina G766 (map 9 Talio) een afgeluisterd telefoongesprek, gevoerd op 11 april 2006, 18.25 uur, opgenomen. Daarin zegt een [J] tegen [F.V] dat hij moet zeggen dat hij niet weet waar zijn vader is en dat dat “ding van boven” van hem is. In het midden moet blijven of hiermee het vuurwapen, ten laste gelegd onder 5, of de kwekerij op de zolder van de garage wordt bedoeld. Duidelijk is wel dat de getuige instructies krijgt om anders dan de waarheid te verklaren. Dit wordt naar het oordeel van de rechtbank ook duidelijk uit de verklaring van de getuige [F.V] dat zijn vader nooit in de garage komt.
Op grond van het voorgaande hecht de rechtbank geen waarde aan de verklaring van [F.V] en acht zij, op grond van genoemd proces-verbaal over het aantreffen van de kwekerij bij de woning van verdachte, het onder 3 te laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De vraag resteert in hoeverre de ten laste gelegde duur van de kwekerij bewezen kan worden verklaard.
[S] heeft verklaard (Map 1, P. 262 en 265) dat hij de illegale stroomaansluiting ten behoeve van de kwekerij op [adres 3] heeft aangepast op de dag dat [V] was aangehouden en zijn woning was betreden. Aangenomen moet worden dat [S] op een eerdere (dan die op 9 juni 2006) aanhouding van [V] doelt (22 mei 2005), nu vast staat dat [S] sinds 6 maart 2006 in preventieve hechtenis zit. Voorts gaat de rechtbank er vanuit dat bij het betreden van de woning van verdachte ten behoeve van die eerdere aanhouding op 22 mei 2005 de politie kennelijk geen hennepkwekerij heeft aangetroffen, aangezien het procesverbaal hierover niks vermeldt.
Gelet op het voorgaande bevatten de bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor bepaling van de exacte duur van de periode, zodat de rechtbank het telen van hennepplanten slechts op 11 april 2006 bewezen acht.
Wapenbezit (feit 5):
Op 11 april 2006 is in de woning van verdachte een pistool aangetroffen in de wieg op
een slaapkamer. Op diezelfde dag zijn negen sms'jes opgevangen die zijn verzonden naar
telefoonnummer [telnr] dat blijkens aanvraag van de tap, deeluitmakend van het
zogenaamde BoB-dossier, in gebruik is bij verdachte.
Deze hebben steeds de tekst: "Papa ze hebben je pistol".
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte dit pistool voorhanden heeft gehad.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van gijzeling
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
Het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapen en Munitie en het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie III en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapen en Munitie
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte is als één van de initiators betrokken geweest bij een gijzeling. Daarbij zijn de slachtoffers bewerkt met pepperspray en een stroomstootwapen teneinde hen te dwingen een bekentenis af te leggen over hun betrokkenheid bij de diefstal van hennep in de kwekerij te Wervershoof.
Verdachte en zijn mededaders hebben door hun wijze van handelen ernstig misbruik gemaakt van hun overmachtspositie ten opzichte van de slachtoffers. Beiden zijn tegen hun wil in de schuur vastgehouden en moeten zich gedurende die periode ernstig bedreigd en zeer angstig hebben gevoeld. Om het doel van de gijzeling te bereiken is het gebruik van lichamelijk geweld niet geschuwd. Dit is een ernstige inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De verdachte is volledig aan deze gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers voorbij gegaan en heeft slechts aan zijn eigen gewin gedacht.
Verder heeft verdachte samen met anderen een hennepkwekerij in werking heeft gehad en heeft hij in zijn eigen woning hennep geteeld, waardoor hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast.
Tenslotte heeft verdachte onbevoegd een vuurwapen met munitie in zijn huis voorhanden gehad. In de slaapkamer van zijn woning is in de wieg voor zijn nog niet geboren kind een vuurwapen aangetroffen. Voor de samenleving brengt wapenbezit grote risico's met zich mee.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij ook in 2005 is veroordeeld voor wapenbezit. Dit zal tot uiting komen in de strafmaat.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 12 juni 2006, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van gewelddelicten en een overtreding van de Wet Wapens en Munitie tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 3 oktober 2006 van S.J. Soffner als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
Alles afwegend acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden.
9. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
De rechtbank is van oordeel, dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
? 1 wapen, kleur zwart, Walther PPK;
? 2 stuks munitie, S&B 7.65;
? 2 stuks munitie GECO 7.65;
? 1 stuk munitie HP 7.65 in houder Walther PPK,
dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting het volgende gebleken.
De genoemde goederen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane misdrijven aangetroffen.
10. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57, 63 en 282a van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 (oud) en 11 van de Opiumwet alsmede de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
11. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 4, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 36 (ZESENDERTIG) MAANDEN GEVANGENISSTRAF
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (ZES) MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
? 1 wapen, kleur zwart, Walther PPK;
? 2 stuks munitie, S&B 7.65;
? 2 stuks munitie GECO 7.65;
? 1 stuk munitie HP 7.65 in houder Walther PPK,
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. R. van de Water en mr. F.J. Lourens, rechters,
in tegenwoordigheid van M. Woudman en mr. A. de Graag, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2007.