Parketnummers : 14.810106-06 en 14.032327-04 (tul)
Datum uitspraak: 23 januari 2007
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [adres 1].
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2006 en de terechtzitting van 5 december 2006 en 9 januari 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die er toe strekt dat de rechtbank de verdachte van het onder 5 primair en 6 tenlastegelegde zal vrijspreken en de verdachte terzake van het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 7, 8, 9 10, 11 en 12 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest. Voorts vordert de officier van justitie onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen stroomstootwapen.
Tenslotte vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 14 april 2004 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en mr. J.H.S. Vogel, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 september 2006 gewijzigd op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
Aan de verdachte is onder 1 ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard in een woonwagen en/of in een (bij die woonwagen behorende) schuur aan de [adres 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer perso(o)n(en), genaamd [A.B.] en/of [E.V.], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [A.B.] en/of [E.V.] en/of [A.B.], te dwingen iets te doen of niet te doen,
te weten te vertellen wie verantwoordelijk was voor de diefstal van hennepplanten en/of te bekennen dat hij/zij hennepplanten had(den) ontvreemd, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
- die [B.] en/of die [V.] gevraagd naar het woonwagenkamp aan de [adres 1] te Heerhugowaard te komen, waarna die [B.] en/of die [V.] in een woonwagen aldaar is/zijn ondervraagd en/of
- die [B.] en/of die [V.] (vervolgens) meegenomen naar een (bij die woonwagen behorende) schuur (waarbij een/of meer van zijn mededader(s) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn/hun hand(en) had/hadden en/of een bivakmuts op zijn/hun hoofd had/hadden en/of een of meer van zijn mededader(s) bij de deur van die schuur is/zijn gaan staan)en/of
- aldaar die [B.] en/of die [V.] enige tijd vastgehouden en/of
- aldaar die [B.] en/of die [V.] gesommeerd op een stoel plaats te nemen en/of
- aldaar bij die [B.] en/of die [V.] één of meermalen een stroomstoot-wapen in de nek en/of (elders) op het lichaam geplaatst en/of gedrukt en/of
- bij die [B.] en/of die [V.] pepperspray, althans een weerloosmakend(e) en/of irriterend(e) gas/vloeistof, in de ogen en/of (elders) in het gezicht gespoten en/of
- die [B.] en/of die [V.] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd geplaatst en/of (enige tijd) geplaatst gehouden en/of dit pistool één of meerma(a)l(en) doorgeladen,
waardoor die [V.] en/of [B.] werd(en) belet vrijelijk te gaan en/of te staan waar zij/hij dat wilde(n);
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard, in een woonwagen en/of in een (bij die woonwagen behorende) schuur aan de [adres 1],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer perso(o)n(en), genaamd [A.B.] en/of [E.V.] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
- die [B.] en/of die [V.] meegenomen naar bovengenoemde (bij die
woonwagen behorende) schuur (waarbij een/of meer van zijn mededader(s) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn/hun hand(en) had/hadden en/of een of meer van zijn mededader(s) een bivakmuts op zijn/hun hoofd had/hadden en/of een of meer van zijn mededader(s) bij de deur van die schuur is/zijn gaan staan) en/of
- aldaar die [B.] en/of [V.] enige tijd vastgehouden en/of
- aldaar die [B.] en/of [V.] gesommeerd op een stoel plaats te nemen en/of
- aldaar bij die [B.] en/of die [V.] één of meermalen een stroomstoot-wapen in de nek en/of (elders) op het lichaam geplaatst en/of gedrukt en/of
- bij die [B.] en/of die [V.] pepperspray, althans een weerloosmakende(e) en/of irriterend(e) gas/vloeistof, in de ogen en/of (elders) in het gezicht gespoten en/of
- die [B.] en/of die [V.] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd geplaatst en/of (enige tijd) geplaatst gehouden en/of dit pistool één of meerma(a)l(en) doorgeladen,
waardoor die [V.] en/of [B.] werd(en) belet vrijelijk te gaan en/of te staan waar zij/hij dat wilde(n);
hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [E.V.] en/of [A.B.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [B.] en/of die [V.] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd geplaatst en/of (enige tijd) geplaatst gehouden en/of dit pistool één of meerma(a)l(en) doorgeladen;
hij op of omstreeks 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [E.V.] en/of [A.B.]
- één of meermalen een stroomstootwapen in de nek en/of (elders) op het lichaam heeft geplaatst en/of gedrukt en/of
- pepperspray, althans een weerloosmakende(e) en/of irriterend(e) gas/vloeistof, in de ogen en/of (elders) in het gezicht heeft gespoten, waardoor die [V.] en/of die [B.] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
Aan de verdachte is onder 2 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005 in de gemeente Wervershoof, in een pand gelegen aan de [adres 2], één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Aan de verdachte is onder 3 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 01 december 2004 tot en met 23 februari 2006 in de gemeente Obdam, in een pand gelegen aan de [adres 3], één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Aan de verdachte is onder 4 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 01 december 2004 tot en met 23 februari 2006 in de gemeente Obdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een pand gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan de Nuon en/of N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking;
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, onder 5 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer, in een pand gelegen aan de [adres 4], één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[A.H.] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer in een pand gelegen de [adres 4], althans in een pand elders in Nederland, met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door het pand in te richten en/of te verbouwen zodat dat geschikt was om hennepplanten te telen en/of hennepplanten heeft geplant en/of (stekken van) hennepplanten voor dat pand heeft gekocht en/of (stekken van) hennepplanten naar dat pand heeft gebracht en/of heeft laten brengen;
Aan de verdachte is onder 6 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van weder-rechtelijke toeëigening in of uit een pand gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele
toebehorende aan de Nuon en/of N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking;
Aan de verdachte is onder 7 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 15 december 2003 tot en met 15 maart 2004 in de gemeente Ede, in een pand gelegen aan de [adres 5], één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Aan de verdachte is onder 8 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 15 december 2003 tot en met 15 maart 2004 in de gemeente Ede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een pand gelegen aan de [adres 5] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan de Nuon
en/of N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking;
Aan de verdachte is onder 9 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 18 april 2005 in de gemeente Heemskerk, in een pand gelegen aan de [adres 6], één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Aan de verdachte is onder 10 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 18 april 2005 in de gemeente Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een pand gelegen aan de [adres 6] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan de Nuon en/of N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking;
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, onder 11 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2005 tot en met 9 maart 2005 in de gemeente Heerhugowaard, in een pand (schuur) gelegen tussen en/of op en/of achter de percelen [adres 1] , één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Aan de verdachte is onder 12 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2003 tot en met 6 maart 2006 op één of meer verschillende tijdstip(pen) in de gemeente Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een (duurzaam) samenwerkings-verband van personen te weten hij, verdachte, en/of [A.H.] en/of [M.S.] en/of [J.V.] en/of [A.B.] en/of [S.W.] en/of één of meer ander(e)
perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- de misdrijven als omschreven in artikel 3 onder B en/of C van de Opiumwet, te weten het meerdere keren (in de uitoefening van beroep of bedrijf) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben, van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
- de misdrijven als omschreven in artikel 311 lid 1 onder 4 en 5 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het meerdere keren ten behoeve van hennepkwekerijen plegen van diefstal(len) van electriciteit
- de misdrijven als omschreven in artikel 285 en/of 282 en/of 282a en/of 300 en/of 302 en/of 312 en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het bedreigen van één of meer perso(o)n(en) en/of de gijzeling en/of de wederrechtelijke vrijheidsberoving van één of meer perso(o)n(en) en/of het plegen van geweld tegen één of meer perso(o)n(en) en/of het door middel van geweld of bedreiging van geweld wegnemen van goederen van één of meer perso(o)n(en) en/of de afpersing van één of meer perso(o)n(en) en/of andere
geweldsmisdrijven
- de misdrijven als omschreven in artikel 420 bis en/of artikel 420 ter en/of artikel 420 quater Wetboek van Strafrecht, te weten het witwassen van gelden afkomstig van de verkoop van hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, in elk geval gelden afkomstig uit/van een of meer misdrij(f)v(en)
terwijl hij, verdachte, (een van de) leider(s) van voornoemde organisatie was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 5 primair, 6, 8 en 10 is ten laste gelegd.
Ten aanzien van de feiten 8 en 10:
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals hierna vermeld onder de rubriek NADERE MOTIVERING is de rechtbank van oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger ten aanzien van de hennepkwekerijen in Ederveen en Heemskerk.
Er bevinden zich in het dossier echter onvoldoende aanwijzingen dat verdachte op de hoogte was van de diefstal van elektriciteit ten behoeve van die kwekerijen danwel dat hij (mede)eigenaar van die kwekerijen was en in die hoedanigheid verantwoordelijk kan worden gesteld voor het “achter de meter om” wegnemen van stroom.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
ten aanzien van feit 1 primair
hij op 12 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard in een woonwagen en in een bij die woonwagen behorende schuur aan de [adres 1], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [A.B.] en [E.V.], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, met het oogmerk anderen, te weten [A.B.] en [E.V.], te dwingen iets te doen, te weten te vertellen wie verantwoordelijk was voor de diefstal van hennepplanten en/of te bekennen dat hij/zij hennepplanten had(den) ontvreemd, immers heeft/hebben hij, verdachte en zijn mededaders tezamen en in vereniging met elkaar,
- die [B.] en die [V.] gevraagd naar het woonwagenkamp aan de
[adres 1] te Heerhugowaard te komen, waarna die [B.] en die [V.] in een woonwagen aldaar zijn ondervraagd en
- die [B.] en die [V.] vervolgens meegenomen naar een bij die woonwagen behorende schuur waarbij meer van zijn mededaders een bivakmuts op hun hoofd hadden en een van zijn mededaders bij de deur van die schuur is gaan staan en
- aldaar die [B.] en die [V.] enige tijd vastgehouden en
- aldaar die [B.] en die [V.] gesommeerd op een stoel plaats te nemen en
- aldaar bij die [B.] en die [V.] een stroomstootwapen in de nek en/of elders op het lichaam geplaatst en
- bij die [B.] en die [V.] pepperspray, in de ogen gespoten,
waardoor die [V.] en [B.] werden belet vrijelijk te gaan en te staan waar zij dat wilden;
ten aanzien van feit 2:
hij in de periode van 1 mei 2005 tot en met 31 december 2005 in de gemeente Wervershoof, in een pand gelegen aan de [adres 2], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld hoeveelheden van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende
hennep;
ten aanzien van feit 3:
hij in de periode van 1 december 2004 tot en met 23 februari 2006 in de gemeente Obdam, in een pand gelegen aan de [adres 3], meermalen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld hoeveelheden van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep;
ten aanzien van feit 4:
hij in de periode van 1 december 2004 tot en met 23 februari 2006 in de gemeente Obdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand gelegen aan de [adres 3], heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan de N.V. Continuon Netbeheer, waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van feit 5 subsidiair:
[A.H.] en andere personen in de periode van 1 februari 2006 tot en met 6 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer, in een pand gelegen aan de [adres 4], met elkaar, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk hebben geteeld een hoeveelheid van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 februari 2006 tot en met 6 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer en elders in Nederland, opzettelijk middelen heeft verschaft door stekken van hennepplanten naar dat pand te laten brengen;
Ten aanzien van feit 7:
hij in de periode van 15 december 2003 tot en met 15 maart 2004 in de gemeente Ede, in een pand gelegen aan de [adres 5], meermalen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld, hoeveelheden van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep;
ten aanzien van feit 9:
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 18 april 2005 in de gemeente Heemskerk, in een pand gelegen aan de [adres 6], tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep;
ten aanzien van feit 11:
hij in de periode van 1 februari 2005 tot en met 9 maart 2005 in de gemeente Heerhugowaard, in een schuur gelegen achter de percelen [adres 1] ,
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep;
ten aanzien van feit 12:
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 6 maart 2006 op tijdstippen in de gemeente Heerhugowaard en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een duurzaam samenwerkingsverband van personen te weten hij, verdachte, en [A.H.] en [M.S.] en [S.W.] en één of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- de misdrijven als omschreven in artikel 3 onder B van de Opiumwet, te weten het meerdere keren in de uitoefening van beroep of bedrijf opzettelijk telen van hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
- de misdrijven als omschreven in artikel 311 lid 1 onder 4 en 5 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het meerdere keren ten behoeve van hennepkwekerijen plegen van diefstallen van elektriciteit.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan,
op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
ten aanzien van feit 1 primair (gijzeling):
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft
begaan en overweegt hiertoe als volgt.
Op basis van de afgelegde verklaringen, waaronder de verklaringen van [M.S.] (Map 1, P265 e.v.), [B.W.] (Map 2, P591) en [A.B.] (Map 2, P427) staat in voldoende mate vast dat in ieder geval [T.H.], [P.H.] en [J.V.] de eigenaren waren van een omvangrijke weedkwekerij in een loods van [B.] te Wervershoof. In deze kwekerij heeft blijkens de afgelegde verklaringen eind november 2005 een diefstal van planten plaatsgevonden. De eigenaren zijn vervolgens op zoek gegaan naar de daders van deze diefstal.
Op 7 december 2005 wordt over de diefstal een bijeenkomst belegd in restaurant "De Zandhorst" te Heerhugowaard. Tijdens deze bijeenkomst zijn blijkens diverse verklaringen van onder meer [A.H.], [V.] en [B.], aanwezig: [P.H] en [T.H.], [J.V.] en [A.B.]. Tijdens deze bijeenkomst wordt [E.V.] als verdachte van de diefstal door deze personen gehoord. Deze bijeenkomst levert geen resultaat op, zodat in de avond van 12 december 2005 een tweede bijeenkomst wordt belegd op het kamp aan de [adres 1] te Heerhugowaard in de woonwagen van [T.H.]. Uit de over deze bijeenkomst afgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat in ieder geval [T.H.] en [J.V.] moeten worden beschouwd als de initiators van deze bijeenkomst. De rechtbank hecht in dit verband waarde aan de verklaring van [A.B.], die als een betrekkelijke buitenstaander kan worden beschouwd. Naast de hierboven al genoemde personen is [A.B.] ook bij deze bijeenkomst van 12 december 2005 aanwezig. Deze is door [T.H.] verzocht om naar zijn woonwagen te komen. Tijdens de ondervraging van [B.] en [V.] door [T.H] en [P.H.] en [J.V.] komt een aantal mannen met bivakmutsen de woonwagen binnen. Deze mannen ondervragen vervolgens [B.] en later ook [V.] in een schuur achter de woonwagens van [T.H] en [P.H] over de diefstal van de weedplanten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een stroomstootwapen en pepperspray.
Alhoewel niet vast staat dat verdachte vooraf op de hoogte was van de bijeenkomst op 12 december 2005 dient verdachte desondanks als medepleger te worden aangemerkt doordat hij actief heeft meegedaan aan de ondervraging van [B.] en [V.], voordat de mannen met de bivakmutsen de woonwagen binnen kwamen en zich daarna niet heeft gedistantieerd of heeft ingegrepen, terwijl hij gezien zijn rol en relatie tot [A.H.] en [J.V.] op dat moment wel in de positie verkeerde om dat te doen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 5 december 2006 verklaard dat hij aanwezig was bij de bijeenkomst in de woonwagen van [A.H.] op 12 december 2005.
[E.V.] (verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 20 juni 2005) en [A.B.] (Map 1, P345), die beiden bij de bijeenkomst in "De Zandhorst" aanwezig waren, hebben verklaard dat [T.H.], verdachte en [J.V.] deze bijeenkomst hebben geleid met als doel te achterhalen wie verantwoordelijk kon worden gesteld voor de diefstal uit de weedkwekerij te Wervershoof. Vervolgens hebben beiden ook verklaard dat dit drietal met als zelfde doel de ondervraging in de woonwagen op 12 december 2005 voor hun rekening hebben genomen, waarbij [T.H.] en [J.V.] het voortouw namen, hetgeen door [B.] wordt bevestigd (Map 2, P430 ev.). [V.] heeft in genoemde verklaring aangevoerd dat hij enige tijd na het incident met [J.V.] heeft gesproken waarbij [V.] erkende dat hij samen met [T.H] de jongens met de bivakmutsen had geregeld.
De betrokkenheid van verdachte bij de zoektocht naar de daders van de inbraak in de kwekerij te Wervershoof blijkt verder ook uit de verklaring van [S.S.] die onder meer heeft verklaard dat na 12 december 2005 een aantal personen, waaronder verdachte hem bij zijn huis over de diefstal uit de kwekerij in Wervershoof hebben benaderd. [S.] is meegegaan naar het kamp in Heerhugowaard en daar hebben verdachte en [T.H.] hem zelf verteld dat zij [E.V.] te pakken hadden gehad en hem pijn hebben gedaan. [S.] heeft van [J.V.] gehoord dat ze [E.V.] een stroomstootwapen op zijn 'ballen" hadden gezet en een kilo pepperspray in zijn gezicht hadden gespoten. (Map 3 ZT 001, p. 39 ev)
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de gewelddadige ondervraging en vrijheidsberoving van [B.] en [V.]. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte een belang had in de kwekerij in Wervershoof en ook op zoek was naar de dader van de diefstal. Zo verklaart [A.B.] (Map 2, p. 432): "[T.H], [P.H] en [J.V.] bleven maar zeggen dat de waarheid boven moest komen en dat de waarheid ook boven zou komen".
Ten aanzien van de feiten 2, 7 en 9 (beroep of bedrijf)
De bewezen verklaarde hennepkwekerijen bevatten meer dan 500 planten en waren blijkens de aangetroffen apparatuur professioneel ingericht. Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat de wetgever in dat geval de strafverzwarende omstandigheid “opzettelijk handelen in beroep of bedrijf” op het oog heeft gehad. Daarbij komt dat verdachte een financieel belang had bij zijn betrokkenheid in de hennepkwekerijen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Ten aanzien van de feiten 2, 7 en 9
Met betrekking tot de kwekerijen in Wervershoof, Ederveen en Heemskerk heeft de raadsman betoogd dat het helpen opbouwen van een kwekerij nog niet betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen, bereiden of verwerken van hennep. Aan verdachte is terzake van genoemde kwekerijen geen medeplichtigheid ten laste gelegd, zodat volgens de raadsman vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Het (helpen) inrichten van een ruimte om deze gereed te maken voor het kweken van hennep levert niet zonder meer “telen” op in de zin van artikel 3 onder B van de Opiumwet. Echter, indien het blijkens de gebezigde bewijsmiddelen ten tijde van het inrichten van de ruimte aan verdachte bekend is dan wel aan verdachte bekend moet worden verondersteld dat de bestemming van de ruimte is het kweken c.q. telen van hennep, alsmede vast staat dat deze ruimte vervolgens als hennepkwekerij in gebruik is genomen, kan dit naar het oordeel van de rechtbank anders liggen. Er kan immers sprake zijn van een zodanige nauwe en volledige samenwerking van verdachte met de personen die de planten plaatsen en verzorgen, dat verdachte moet worden beschouwd als medepleger van het telen. Afhankelijk van de intensiteit van de samenwerking is sprake van medeplichtigheid dan wel medeplegen.
Per kwekerij overweegt de rechtbank verder het volgende.
Ten aanzien van feit 2 (Wervershoof)
Ten aanzien van de kwekerij in Wervershoof heeft verdachte verklaard dat hij twee hokken heeft getimmerd, maar dat hij niet wist dat ze bestemd waren voor de hennepteelt. [A.B.] heeft verklaard dat hij in mei 2005 de loods heeft verhuurd aan [T.H.] en verdachte (map 2 pag. 427 e.v.). Na een paar weken had [B.] door dat ze een hennepkwekerij aan het opzetten waren. Medeverdachte [S.W.] heeft verklaard, kort gezegd, dat hij het hulpje was van [T.H] en [M.S.] en dat hij in die hoedanigheid hielp met het bouwen en schilderen van hennephokken (verhoor als getuige bij RC op 16 november 2006), zo ook met betrekking tot de hennepkwekerij in Wervershoof. Volgens [W.] heeft verdachte meegewerkt met allerhande werkzaamheden in de loods in Wervershoof.
[W.] heeft verder verklaard dat een hok helemaal werd afgebouwd en dan de planten er in werden gezet, waarna met het volgende hok werd begonnen (map 2 pag. 590 e.v.).
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte als mede-eigenaar medepleger is geweest van de hennepkwekerij in Wervershoof. [W.] heeft verklaard dat hij weet dat de kwekerij onder andere van verdachte was, hetgeen hij heeft afgeleid uit de onenigheid tussen verdachte en andere eigenaren over de betalingen voor de spullen van Wervershoof (verhoor als getuige bij RC op 16 november 2006). [S.] heeft verklaard dat het bedrag om de kwekerij op te zetten onder andere door verdachte was opgebracht (map 2 p. 226 e.v.). [S.] heeft tevens verklaard dat bij het opruimen van deze kwekerij eind december 2005, 2/3 van de spullen zijn meegenomen door [T.H] en [P.H.] en dat 1/3 van de spullen is meegenomen door [J.V.]. Ook gelet op deze verklaringen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte moet worden aangemerkt als mede-eigenaar van deze kwekerij.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 (Obdam):
Verdachte heeft ter terechtzitting op 5 december 2006 iedere betrokkenheid bij de
hennepkwekerij in Obdam ontkend. Uit diverse verklaringen van mensen die bij deze
kwekerij betrokken waren blijkt echter het tegendeel en zelfs dat verdachte de eigenaar
van de kwekerij was. [M.S.] verklaart (Map 1, p. 262 e.v.) dat hij in het wiethok aan
[adres 3] wat werk heeft gedaan aan de stroom en dat dat hok van [P.H] (de
rechtbank begrijpt: verdachte) was en niet van [T.H]. [P.H] had dat zelf gebouwd. [S.]
verklaart tevens dat hij de zegels van de elektriciteitmeter heeft vervangen door andere
zegels en dat hij met de meterstand heeft geknoeid in opdracht van [P.H.].
[A.B.] verklaart (Map 1, p. 394) dat hij weet dat de hennepkwekerij in
Obdam van verdachte is omdat verdachte hem daar een keer mee naar toe heeft genomen,
althans naar de woning die erbij hoorde en dat verdachte hem toen had gezegd dat hij
daar een “hok” had. [C.K.] (verklaring bij de Rechter-Commissaris op 16 november
2006) en [S.W.] (Map. 2, p. 590 e.v.) verklaren beiden dat zij een keer op
verzoek van verdachte naar de hennepkwekerij in Obdam zijn gegaan om daar oude
stekken weg te halen. Beiden verklaren voor hun werkzaamheden 20 euro te hebben
ontvangen van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren genoemde bewijsmiddelen het bewijs dat
verdachte ten aanzien van deze kwekerij kan worden aangemerkt als eigenaar en derhalve
ook als medepleger van de diefstal van elektriciteit ten behoeve van deze kwekerij.
Ten aanzien van feit 5 subsidiair (Zwanenburg):
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wel eens heeft bemiddeld bij de
levering van hennepplantjes maar dat hij niet wist voor welke hennepkwekerij die
plantjes bedoeld waren en voorts dat hij niet wist voor wie hij bemiddelde.
Verdachte heeft bij de politie verklaard (Map 2, p. 735 e.v.) dat hij ervoor heeft gezorgd
dat degene die de planten kocht, ze bij [G.] ophaalde op de [adres 7] en dat dit was in het
weekeinde voor de inval. (De rechtbank begrijpt: de inval in de kwekerij in Zwanenburg
op 6 maart 2006). Uit tapgesprekken op 3 en 4 maart 2006 (Map 4, ZT006, p. 29 e.v.)
blijkt dat verdachte de partij plantjes heeft geregeld voor [T.H.]. [T.H.] heeft
op zijn beurt tegenover de politie verklaard (Map 1, p. 81 e.v.) dat zijn broer [P.H] (de
rechtbank begrijpt: verdachte) heeft geregeld dat de stekken op de [adres 7] zouden
worden gebracht in Zwanenburg. Op 10 oktober 2006 verklaart [T.H.] tegenover de
politie dat hij één van de eigenaren is van de kwekerij in Zwanenburg.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte ervan
op de hoogte was dat hij de plantjes heeft geregeld voor zijn broer [T.H.] en dat ze
bestemd waren voor de kwekerij in Zwanenburg en in die hoedanigheid medeplichtig is
geweest ten aanzien van deze kwekerij.
Ten aanzien van feit 7 (Ederveen)
Ten aanzien van de hennepkwekerij in Ederveen heeft [S.] verklaard (ZP001, p. 146 e.v.) dat verdachte en de huurder van de woning hem hebben geholpen met het inrichten van deze kwekerij. Meer specifiek heeft [S.] verklaard dat ze met het woonhuis zijn begonnen en aldaar vier kamers waren ingericht als hok. Volgens [S.] was dat een half jaar voor de inval. Er is twee keer geoogst. Met de opbrengst werd vervolgens de schuur ingericht. Uit deze verklaring kan niet anders worden afgeleid dan dat het gedurende inrichtingsfase verdachte bekend moet zijn geweest dat de ruimte in gebruik werd genomen als hennepkwekerij. Naast de verklaring van [S.] staat, blijkens de DNA van verdachte op een in de keuken van de woning aangetroffen sigaret, vast dat verdachte in de kwekerij aanwezig is geweest en is in de door de politie aangetroffen GSM welke als alarm fungeerde ten behoeve van de kwekerij het telefoonnummer van verdachte aangetroffen. (proces-verbaal onderzoek hennepkwekerij, ZP001, p. 44 e.v.) waaruit moet worden opgemaakt dat ongeveer twee jaar vóór het aantreffen van de kwekerij met de telefoon van verdachte moet zijn gebeld. Verdachte heeft voor deze feiten geen enkele aannemelijke verklaring willen geven. Onder deze omstandigheden mogen deze bewijsmiddelen in het licht van de verklaring van [S.] gebezigd worden tot het bewijs van medeplegen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte medepleger is geweest in de hennepkwekerij in Ederveen.
Ten aanzien van feit 9 (Heemskerk)
[S.] (verklaring ZP007, p. 155 e.v.) en [W.] (ZP007, p. 135 e.v.) hebben verklaard dat zij deze kwekerij hebben ingericht met hulp van verdachte. Er stonden twee hokken in de schuur, met ongeveer 1000
planten per kant. [S.] heeft ook verklaard dat hij kon zien dat er eerder een weedhok in deze schuur had gezeten. Ook [A.B.] heeft verklaard (Map 1 p. 343 e.v.) dat hij samen met [M.S.], verdachte en [T.H] heeft gewerkt in de fase van de opbouw in deze kwekerij. Gelet op deze verklaringen acht de rechtbank bewezen dat verdachte medepleger is geweest.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte medepleger is geweest in de hennepkwekerij in Heemskerk
Verdachte ontkent dat de op 9 maart 2005 in de schuur nabij zijn woonwagen aangetroffen hoeveelheid hennep van hem is. Op basis van diverse getapte telefoongesprekken kan echter geen andere conclusie worden getrokken dan dat de aangetroffen hoeveelheid hennep van verdachte is. Zo blijkt uit de afgeluisterde en opgenomen gesprekken onder meer dat diverse vrouwen kort voor het aantreffen van de hennep aan het knippen waren voor een spoedklus van [P.H], er ten behoeve van deze klus een droogapparaat (het “koffiezetapparaat”) voor [P.H] wordt geregeld en bezorgd en blijkt uit een telefoongesprek van [T.H.] dat [P.H] financieel getroffen is door de inval waarbij de hoeveelheid hennep is aangetroffen. (ZP008, pag. 20 ev)
Ten aanzien van feit 12 (criminele organisatie):
Met betrekking tot de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie
overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste rechtspraak dient er, wil er sprake zijn van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht, een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband te bestaan. Dit samenwerkingsverband heeft een bepaalde mate van begrenzing ten opzichte van haar omgeving, de leden werken onderling samen aan een gemeenschappelijke doelstelling en hebben daarbij een zekere rolverdeling.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een georganiseerd samenwerkingsverband van enkele personen die als verdachten voorkomen in het zogeheten Talio-onderzoek. Dit blijkt uit het gegeven dat enkele medeverdachten een nauwe en volledige samenwerking hebben gehad bij het opzetten en beheren van diverse hennepkwekerijen.
Bij deze gezamenlijke uitvoering van hennepteelt blijkt uit de diverse verklaringen van medeverdachten dat de betrokkenen een rolverdeling hadden. Uit het dossier blijkt voorts dat de groep personen die met regelmaat in de kwekerijen werkte in de loop der tijd enigszins wisselde van samenstelling. Deze vaste samenwerkingsrelaties gedurende een nauw omschreven periode vormen een sterke aanwijzing voor de samenhang in het samenwerkingsverband. Naast personen die op incidentele basis werden ingeschakeld was er een duidelijke, ook voor de betrokkenen kenbare kern van medewerkers. De organisatie kende daarmee een onderscheid tussen “binnen” en “buiten”.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat het oogmerk van de organisatie ook gericht was op de diefstal van elektriciteit. Uit de verklaringen van [A.H.] van 10 oktober 2006 bij de politie en de verklaringen van [S.] blijkt dat de diefstal van stroom met enige regelmaat verbonden was met de hennepteelt.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gesteld dat de in de tenlastelegging opgenomen geweldsdelicten tot het bijkomend oogmerk van de organisatie dienen te worden gerekend.
De rechtbank volgt haar daarin niet.
Wat de gijzeling van 12 december 2005 betreft overweegt de rechtbank dat deze weliswaar het initiatief is geweest van enkele personen binnen de organisatie, maar dat niet blijkt dat dit geweld is toegepast om de samenhang binnen dan wel de identiteit van de organisatie in stand te houden. Evenmin blijkt uit het dossier dat geweld of bedreiging met geweld hoorde tot de vaste of regelmatig toegepaste methoden om realisering van de andere doelen van de organisatie, te weten hennepteelt en de diefstal van elektriciteit te vergemakkelijken.
Tot een soortgelijke conclusie komt de rechtbank ten aanzien van witwassen als een veronderstelde doelstelling van de organisatie. Voor zover de verdachten van het Talio-onderzoek behoren tot de organisatie als hiervoor beschreven kan wel worden aangenomen dat zij hun verdiensten uit de hennepteelt – individueel - voor hun levensonderhoud hebben besteed. In zoverre is er sprake geweest van witwassen. Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank echter geen aanwijzingen dat het witwassen op een grootschalige en georganiseerde wijze geschiedde. Gelet hierop kan het witwassen naar het oordeel van de rechtbank niet als het (neven)doel van de criminele organisatie worden beschouwd.
De vraag resteert of verdachte als deelnemer van de criminele organisatie kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank nam verdachte - afgezien van zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij te Obdam en de aangetroffen hennep aan de [adres 1] te Heerhugowaard, waarbij verdachte naar het oordeel van de rechtbank zelfstandig opereerde - actief deel aan de organisatie van zijn broer [A.H.]. Volgens de bewezenverklaring is verdachte als medepleger betrokken geweest bij de hennepkwekerijen in Wervershoof en Heemskerk en als medeplichtige betrokken geweest bij de hennepkwekerij te Zwanenburg. Dit gegeven acht de rechtbank voldoende om in het geval van verdachte te spreken van deelneming aan een georganiseerd verband dat de teelt van hennep tot oogmerk heeft. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om te spreken van leiderschap ten aanzien verdachte.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van gijzeling
Ten aanzien van de feiten 2 en 7, telkens:
Medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 4:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldig het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Ten aanzien van het onder 5 subsidiair bewezen verklaarde:
Medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 9:
Medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 11:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 12:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte is betrokken geweest bij een gijzeling. Daarbij zijn de slachtoffers bewerkt met pepperspray en een stroomstootwapen teneinde hen te dwingen een bekentenis af te leggen over hun betrokkenheid bij de diefstal van hennep in de kwekerij te Wervershoof.
Verdachte en zijn mededaders hebben door hun wijze van handelen ernstig misbruik gemaakt van hun overmachtspositie ten opzichte van de slachtoffers. Beiden zijn tegen hun wil in de schuur vastgehouden en moeten zich gedurende die periode ernstig bedreigd en zeer angstig hebben gevoeld. Om het doel van de gijzeling te bereiken is het gebruik van lichamelijk geweld niet geschuwd. Dit is een ernstige inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
De verdachte is volledig aan deze gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers voorbij gegaan en heeft slechts aan zijn eigen gewin gedacht.
Verdachte heeft tevens deelgenomen aan - kort gezegd - een criminele organisatie, welke zich bezighield met het op bedrijfs- danwel beroepsmatige wijze telen, bereiden en bewerken van hennep(planten) en het ten behoeve van die kwekerijen illegaal aftappen van stroom. Verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan het op de markt brengen van (grote) partijen softdrugs. Het gebruik van hennep vormt, door het toenemende THC-gehalte, een gevaar voor de gezondheid van de gebruikers en leidt door het verslavende karakter van het gebruik tot criminaliteit. Verdachte heeft hier kennelijk niet bij stilgestaan en alleen uit louter financieel gewin gehandeld.
Alhoewel verdachte geen aantoonbare hoofdrol heeft gespeeld binnen de organisatie kan hij wel als medepleger worden aangemerkt ten aanzien van het opbouwen en onderhouden van een aantal professioneel opgezette kwekerijen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 2 maart 2006, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van onder andere drugsgerelateerde delicten is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 11 mei 2006 van H.M.V. Izeboud als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Regio Alkmaar-Haarlem.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog overwogen dat verdachte door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank op 14 april 2004 ter zake van het telkens opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C van de Opiumwet is veroordeeld tot een werkstraf, een geldboete en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw in te laten met het telen van hennep. Ook de doorzoeking van de schuur achter de woonwagen van verdachte gelegen aan de [adres 1] in februari/maart 2005 waarbij een grote hoeveelheid henneptoppen is aangetroffen, die blijkens de bewijsmiddelen aan verdachte toebehoorden, waren voor verdachte geen aanleiding zijn criminele activiteiten te staken.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
9. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
De rechtbank is van oordeel, dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een stroomstootwapen, dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting het volgende gebleken.
Het voorwerp behoort toe aan de verdachte, is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf (gijzeling) aangetroffen en kan dienen tot begaan van soortgelijke misdrijven.
10. VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE STRAF
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van deze rechtbank van 14 april 2004 in de zaak met parketnummer 14/032327-04 aan de verdachte opgelegde straf voorzover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 10 juni 2004 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 29 april 2004 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie nog niet geëindigd omdat de huidige detentie van verdachte welke is ingegaan op 6 maart 2006, de proeftijd heeft opgeschort.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast.
11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 47, 57, 63 en 282a en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 (oud) en 11 van de Opiumwet.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 5 primair, 6, 8 en 10 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (DRIE) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een stroomstootwapen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) MAANDEN, opgelegd bij voormeld vonnis van 14 april 2004 in de zaak met parketnummer 14/032327-04 aldus, dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. R. van de Water en mr. F.J. Lourens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag en M. Woudman, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2007.