ECLI:NL:RBALK:2007:AZ6316

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.010251-03
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf na niet-naleving van bijzondere voorwaarden

Op 16 januari 2007 heeft de Rechtbank Alkmaar uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 14.010251-03, waarin de officier van justitie vorderde dat de rechtbank de tenuitvoerlegging zou gelasten van een voorwaardelijke straf die eerder was opgelegd. De veroordeelde was in 2004 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd naar de aanwijzingen van Brijder Verslavingszorg zou gedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde deze voorwaarde niet heeft nageleefd, zoals blijkt uit een rapport van de reclasseringswerker J. Hoebe, waarin werd aangegeven dat de veroordeelde afspraken niet nakwam en zich agressief gedroeg.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van de officier van justitie gegrond is, gezien de herhaalde niet-naleving van de bijzondere voorwaarden door de veroordeelde. De rechtbank heeft de bevoegdheid om over de vordering te oordelen bevestigd en de ontvankelijkheid van de officier van justitie vastgesteld. De beslissing is gebaseerd op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om een voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen indien de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden houdt.

De rechtbank heeft vervolgens besloten om de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf van 6 maanden te gelasten, zoals eerder opgelegd in het vonnis van 17 augustus 2004. Deze beslissing is genomen na het onderzoek ter terechtzitting op 2 januari 2007, waarbij de rechtbank de relevante feiten en omstandigheden heeft gewogen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. T.H. Bosma, en in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14.010251-03
Datum uitspraak: 16 januari 2007
VERSCHENEN
BESLISSING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [adres en woonplaats].
Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
2 januari 2007.
1. VORDERING
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van deze rechtbank van 17 augustus 2004 in de zaak met parketnummer 14.010251-03 aan veroordeelde opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de bijzondere voorwaarde dat:
- hij zich gedurende de proeftijd naar de aanwijzingen van Brijder Verslavingszorg zal gedragen, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te alkmaar, noodzakelijk oordeelt.
2. VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
3. GRONDEN VAN DE BESLISSING
Bij vonnis van deze rechtbank van 17 augustus 2004 is de veroordeelde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de tijd van 21 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde vóór het einde van een op twee jaren vastgestelde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende de proeftijd niet heeft nageleefd de bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd naar de aanwijzingen van Brijder Verslavingszorg zal gedragen, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te alkmaar, noodzakelijk oordeelt.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 21 september 2004 aan de veroordeelde toegezonden.
De proeftijd is ingegaan op 14 januari 2005 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De veroordeelde heeft de bij genoemd vonnis gestelde bijzondere voorwaarde niet nageleefd, hetgeen de rechtbank is gebleken uit
- het over de veroordeelde uitgebrachte Afloopbericht toezicht gedateerd 26 september 2006 van J. Hoebe als reclasseringswerker verbonden aan Brijder Verslavingszorg.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is zijn afspraken onvoldoende nagekomen. Hij was snel geagiteerd en nam regelmatig een agressieve en intimiderende houding aan. Op twee afspraken verscheen betrokkene niet, waarop hij kwaad meedeelde dat hij de uitnodigingsbrieven niet had ontvangen. De gesprekken die rapporteur had met de heer Kustner verliepen stroef. Betrokkene gaf weinig informatie en wilde het gesprek in een snel tempo afhandelen. Ook de gesprekken met zijn GGZ-begeleider kwam hij steeds minder na. Er is geen start gemaakt met het in kaart brengen van de schulden. Al met al kon er weinig tot geen inhoud aan het toezicht worden gegeven. Bovendien werd betrokkene op 3 juli 2006 en op 3 september 2006 in verzekering gesteld. Wegens de recidive en het geen inhoud kunnen geven aan het opgelegde toezicht, retourneren wij het toezicht aan Justitie.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de vordering gegrond is.
Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast.
4. TOEPASSELIJK WETTELIJK VOORSCHRIFT
De te geven beslissing is gegrond op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
5. BESLISSING
De rechtbank:
Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, opgelegd bij voormeld vonnis van 17 augustus 2004 in de zaak met parketnummer 14.010251-03 aldus, dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd.
Deze beslissing is gegeven door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. J.M. Vos en mr. P. van Steijnen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
16 januari 2007.
Mr. Bosma is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.