ECLI:NL:RBALK:2006:AZ7381
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. van der Perk
- A.J. Dondorp
- P. van Steijnen
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 28 december 2006 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door het Openbaar Ministerie tegen de veroordeelde. De zaak betreft een strafrechtelijke procedure waarin de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar voor drugshandel, werd geconfronteerd met een vordering tot ontneming van een bedrag van € 32.927,71. De rechtbank heeft de vordering toegewezen, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden die aan de vordering ten grondslag lagen.
De procedure begon met een oproeping aan de veroordeelde om te verschijnen op de terechtzitting van 13 november 2006, waar hij niet aanwezig was, maar wel vertegenwoordigd werd door zijn raadsvrouw, mr. I.E. Leenhouwers. De veroordeelde had aangegeven dat zijn lichamelijke klachten hem verhinderden om te verschijnen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak geschorst tot 1 december 2006, zodat de veroordeelde in staat zou zijn om zijn verklaring af te leggen.
Tijdens de zitting op 1 december 2006 heeft de officier van justitie de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel had verkregen uit drugstransporten en dat dit voordeel moest worden ontnomen. De rechtbank heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 41.279,66, maar na rekening te houden met de bedragen die aan de partner van de veroordeelde waren geschonken, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het te betalen bedrag voor de veroordeelde € 32.927,71 zou zijn.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook rekening gehouden met de verklaringen van de veroordeelde en zijn raadsvrouw, alsook met de jurisprudentie met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te vorderen. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen en het bedrag vastgesteld dat de veroordeelde aan de Staat moest betalen.