ECLI:NL:RBALK:2006:AZ3397

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
30 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-372
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.M. Vrakking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging op en/of-rekening door gemeente en de gevolgen voor de eiser

In deze zaak heeft eiser, die samen met zijn moeder een en/of-rekening bij de Postbank heeft, de gemeente Den Helder aangeklaagd. De gemeente had executoriaal beslag gelegd op de rekening van de moeder van eiser, omdat zij een bijstandsuitkering had ontvangen die teruggevorderd werd. Eiser vorderde de nietigheid van het beslag en de opheffing ervan, met als argument dat het beslag onrechtmatig was en dat het saldo van de rekening uitsluitend aan hem toekwam. De voorzieningenrechter heeft op 30 november 2006 uitspraak gedaan in kort geding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente het beslag op de rekening van de moeder van eiser rechtmatig had gelegd. Eiser stelde dat het beslag nietig was omdat de executoriale titel niet aan hem was betekend, maar de rechtbank oordeelde dat de betekening aan de moeder van eiser en de Postbank voldoende was. Het feit dat het een en/of-rekening betrof, betekende dat beide rekeninghouders aanspraak konden maken op het saldo, en de rechtbank oordeelde dat het beslag niet onrechtmatig was jegens eiser.

De rechtbank concludeerde dat de gemeente zich aan haar toezegging had gehouden en dat er geen sprake was van schending van het vertrouwensbeginsel. Eiser werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de kosten van het geding, die door de gemeente en de moeder van eiser waren gemaakt. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en de rechtbank bevestigde de rechtmatigheid van het beslag.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
FV/HV
KG nummer: 06-372
datum: 30 november 2006
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
EISER IN KORT GEDING,
procureur mr. W.A. Swildens,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE DEN HELDER,
zetelende te Den Helder,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
procureur mr. H.R.M. Jenné.
Partij ex artikel 118 Rv:
[moeder van eiser],
wonende te [woonplaats moeder van eiser],
in persoon verschenen.
Partijen zullen verder ook worden genoemd “[eiser]”, “de gemeente” respectievelijk “[moeder van eiser]”.
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Bij exploot van 3 november 2006 heeft [eiser] de gemeente gedagvaard ten einde in kort geding te verschijnen. Vervolgens heeft [eiser] bij exploot van 9 november 2006 [moeder van eiser] opgeroepen op basis van artikel 118 Rv, ten einde als betrokkene te worden gehoord in het geding tussen [eiser] en de gemeente.
De gemeente heeft tegen de oproeping van [moeder van eiser] geen bezwaar gemaakt.
Ter terechtzitting van 13 november 2006 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Vervolgens heeft [moeder van eiser] haar standpunt toegelicht, waarna de gemeente de vordering bestreden heeft.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [eiser] de originele dagvaarding en van de zijde van [eiser] en de gemeente pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 [eiser] en [moeder van eiser] hebben gezamenlijk een rekening bij de Postbank onder nummer [de girorekening] (hierna ook: de girorekening). De girorekening stond aanvankelijk op beider naam. Het betreft een zogenaamde ‘en/of’- rekening. Aan deze betaalrekening is een spaarrekening gekoppeld.
2.2 Het saldo van beide rekeningen bedroeg eind juni 2006 in totaal ongeveer
€ 135.000,-.
2.3 [moeder van eiser] ontvangt sinds 1 juni 1981 van de gemeente een uitkering, thans op grond van de WWB.
2.4 Op 1 juni 2006 heeft de gemeente - met op diezelfde datum verkregen verlof van de voorzieningenrechter - ten laste van [moeder van eiser] conservatoir derdenbeslag gelegd onder de Postbank, in het bijzonder op de girorekening. In het kader van de beslaglegging is de vordering van de gemeente begroot op € 130.000,-.
2.5 Bij brief van 2 juni 2006 heeft de Postbank aan [moeder van eiser] bericht dat het saldo van de girorekening tijdelijk op haar naam gereserveerd wordt op een zogenaamde Postbank Bedrijfsrekening.
2.6 Bij exploot van 6 juni 2006 zijn de beschikking van de voorzieningenrechter van
1 juni 2006 en het proces-verbaal van beslaglegging van 1 juni 2006 aan [moeder van eiser] betekend.
2.7 Het college van B & W van de gemeente heeft bij brief van 14 juni 2006 aan [eiser] bevestigd dat het beslag beperkt wordt tot het bedrag van € 100.666,43.
2.8 Bij besluit van 29 juni 2006 heeft de gemeente de uitkering van [moeder van eiser] over de periode van 20 januari 1995 tot en met 30 juni 2006 ingetrokken. In dat besluit staat tevens vermeld dat de gemeente van [moeder van eiser] een bedrag van € 80.030,57 terugvordert, vermeerderd met de kosten van het conservatoire beslag en overige invorderingskosten (hierna ook: het besluit).
2.9 Aan het besluit legt de gemeente, samengevat, ten grondslag dat [moeder van eiser] niet heeft voldaan aan haar inlichtingenplicht, omdat zij geen dan wel onjuiste informatie heeft verstrekt over onder meer de girorekening bij de Postbank.
2.10 Op 30 juni 2006 is de grosse van het besluit aan [moeder van eiser] betekend en is aan [moeder van eiser] bevel gedaan om een bedrag van € 81.530,57 te betalen.
2.11 Op 3 augustus 2006 is het bedrag dat op de desbetreffende Postbank Bedrijfsrekening stond, overgemaakt naar de derdenrekening van het kantoor van de raadsman van de gemeente.
2.12 [moeder van eiser] en [eiser] hebben op 17 juli 2006 een bezwaarschrift tegen het besluit ingediend. Op 7 augustus 2006 hebben zij de gronden van het bezwaar ingediend.
2.13 De gemeente heeft nog niet op het bezwaar beslist. Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar is inmiddels beroep ingesteld bij deze rechtbank, sector bestuursrecht.
2.14 De girorekening is niet langer een ‘en/of’- rekening, maar staat uitsluitend nog op naam van [eiser].
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 [eiser] vordert, kort gezegd, primair (1) de nietigheid/opheffing van het onder de Postbank gelegde executoriale dan wel conservatoire beslag uit te spreken en (2) veroordeling van de gemeente tot terugbetaling van een bedrag van € 81.600,57 door dat bedrag over te boeken op de girorekening. Subsidiair vordert [eiser] (a) hetzelfde als primair onder (1) gevorderde en (b) terugbetaling van het bedrag door dat bedrag over te boeken op de rekening van de Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Oudegracht. Meer subsidiair vordert [eiser] betaling van een bedrag van € 14.100,67 door overboeking van dat bedrag op de girorekening. Verder vordert [eiser] zowel primair als subsidiair veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
3.2 [eiser] legt allereerst aan zijn vorderingen ten grondslag dat het beslag nietig is. De executoriale titel dient binnen 8 dagen aan de derde te worden betekend en [eiser] stelt bij gebrek aan wetenschap dat dit niet is geschied. Het beslagexploot en het besluit zijn bovendien uitsluitend aan [moeder van eiser] betekend en niet aan [eiser]. Ook dit brengt nietigheid van het beslag met zich, aldus [eiser]. Verder legt [eiser] aan zijn vorderingen ten grondslag dat het beslag jegens hem onrechtmatig is. Het saldo op de girorekening komt hem, met uitsluiting van [moeder van eiser] toe, omdat de gelden van die rekening er uitsluitend door hem op zijn gestort. Het saldo van de girorekening betreft hier een vordering van [eiser] op de Postbank, terwijl het enkele feit dat het een ‘en/of’- rekening betreft, niet betekent dat de gelden op de rekening vorderingen van [moeder van eiser] op de Postbank betreffen. Daarnaast stelt [eiser] dat het beslag onrechtmatig is, omdat de gemeente afspraken heeft geschonden. De gemeente heeft toegezegd dat zij geen gelden zou innen lopende de bezwaarprocedure. In weerwil van deze toezegging is de gemeente toch overgegaan tot effectuering van het beslag. [eiser] vordert derhalve nakoming van die afspraken, door terugstorting van het bedrag op de girorekening of op de derdenrekening van het kantoor van diens raadsman.
3.3 [moeder van eiser] sluit zich aan bij het standpunt van [eiser].
3.4 De gemeente heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
3.5 Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet, onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voor zover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Het betoog van [eiser], inhoudende dat het beslag nietig is omdat het besluit niet aan de derde zou zijn betekend, faalt. De gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat die betekening wel heeft plaatsgevonden. Daarmee staat vast dat betekening van het beslagexploot en het besluit aan [moeder van eiser] als geëxecuteerde en aan de Postbank als derde heeft plaatsgevonden. Niet in geschil is verder dat het besluit van 29 juni 2006 een executoriale titel oplevert jegens [moeder van eiser]. Het voorgaande brengt mee dat het op 1 juni 2006 gelegde conservatoire beslag is overgegaan in een executoriaal beslag.
4.2 Dat het beslagexploot en het besluit niet tevens aan [eiser] zijn betekend, leidt evenmin tot nietigheid van het beslag. In de onderhavige zaak strekt het beslag zich uit tot een vermogensrecht dat mede aan [eiser] toekomt. Anders gezegd, het beslag van de gemeente strekt tot verhaal op een goed dat mede aan een ander dan [moeder van eiser] toebehoort. Dit brengt mee dat de gemeente op basis van het bepaalde in artikel 435 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verplicht is om het beslag ook aan [eiser] te betekenen. De gemeente heeft de stelling van [eiser], inhoudende dat zij dit heeft nagelaten, niet weersproken. Het achterwege blijven van betekening aan [eiser] in de hoedanigheid van ‘een ander’ zoals bedoeld in voormeld wetsartikel, is echter niet gesanctioneerd met nietigheid. Het kan hooguit leiden tot een verplichting van de gemeente om de door [eiser] als gevolg daarvan geleden schade te vergoeden.
4.3 Omdat niet gebleken is dat het beslag nietig is, ligt thans de vraag voor of het beslag als onrechtmatig jegens [eiser] moet worden aangemerkt. [eiser] betoogt in dit kader dat het saldo op de girorekening uitsluitend een vordering van hem op de Postbank betreft. Dit betoog kan niet worden gevolgd. Het feit dat het ten tijde van de beslaglegging een zogenaamde ‘en/of’- rekening betrof, maakt dat ook [moeder van eiser] voor het volledige saldo van de rekening een vordering heeft op de Postbank. Het saldo op de girorekening moet onder deze omstandigheden ook als een vermogensrecht van [moeder van eiser] worden aangemerkt. Dat alleen [eiser] gelden op de rekening gestort heeft, doet daar niet aan af en kan hoogstens leiden tot een verplichting van [moeder van eiser] om het saldo van die rekening dat ten behoeve van haar wordt aangewend, aan [eiser] terug te betalen gelet op de onderlinge draagplicht. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat [eiser] ter zitting verklaard heeft dat bij een zogenaamde ‘en/of’- rekening inderdaad beide rekeninghouders over het geld kunnen beschikken. Het risico dat aan een ‘en/of’- rekening kleeft, kan niet op de gemeente als beslaglegger worden afgewenteld.
4.4 De vermeende schending van door de gemeente gedane toezeggingen, leidt evenmin tot het oordeel dat het beslag onrechtmatig is. De gemeente heeft niet bestreden dat een dergelijke toezegging is gedaan, maar heeft betwist dat zij die afspraak niet is nakomen. Volgens de gemeente heeft zij het bedrag niet geïncasseerd en heeft zij het beslag dus niet geëffectueerd. Dit verweer slaagt. Van incasseren en effectueren van het beslag is eerst sprake indien het bedrag overgemaakt is van de girorekening naar een rekening van de gemeente. Deze situatie doet zich hier niet voor. Het bedrag is wel van de girorekening afgehaald, maar staat niet op een rekening van de gemeente. Het bedrag was aanvankelijk overgeboekt naar een Postbank Bedrijfsrekening maar volgens de gemeente kon de Postbank niet garanderen dat het geld niet naar [eiser] en [moeder van eiser] terug zou worden gestort. Dit heeft de gemeente doen besluiten om het bedrag over te (doen) boeken naar de derdenrekening van het kantoor van de raadsman van de gemeente. [eiser] heeft deze gang van zaken niet bestreden. Onder deze omstandigheden moet het ervoor gehouden worden dat de gemeente zich aan de toezegging heeft gehouden. Van schending van het vertrouwensbeginsel, zoals [eiser] nog heeft betoogd, is dan ook niet gebleken.
4.5 Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, is de gemeente niet gehouden om in afwachting van het verdere verloop van de bezwaarprocedure enig bedrag aan [eiser] terug te storten. De vorderingen van [eiser] worden derhalve afgewezen.
4.6 [eiser] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- weigert de gevorderde voorziening;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 248,- aan verschotten en op € 816,- aan salaris procureur en aan de zijde van [moeder van eiser] op € 248,- aan verschotten.
Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2006 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.